Adam in Ballingschap.
-
ADRE8: BUREAU „DE NIEUWE COURANT", ALKMAAR
DERDE JAARGANG. No. 3. VRIJDAG 21 JUNI 1912
REDACTEUR-UITGEVERC. NANNES GORTER.
aanbieding van den appel door Eva aan Adam. Met buitengewoon
talent is deze scene gespeeld door Mevrouw Jacqueline Royaards
(Eva) en de heer Albert van Dalsum (Adam).
Nadat Adam geweigerd heeft van den appel te eten zegt hij:
„Mevrouw, wat verghtghe my; ick laetme niet misleiden,
'k Qetroostme niet van Godt, maér eer van u te scheiden:
Indien ick een van bei moet kiezen, dit sta vast."
Waarop Eva o.m. antwoordt:
Zoo breecktghe alree den bant des huwlijx, zonder last,
Ja tegen 's hemels wil, en durft het huwlijck schennen,
Om eenen appelbeet, en geeft uw' aert te kénnen,
Dien trouweloozen aert, gelijck een jonge wulp.
Nu Adam, dat gaet wel. ga heenghij hoeft geen hulp
Noch vrouwetroost: ghy kunt genoeg met dieren leven,
En kentze, hooft voor hooft, en kuntze naemen geven.
Ghy keert u aen geen vrou, en achtze uw vleesch en been
Niet langer: want uw hart verkeert in ys en steen.
Welaen, ick ben 't getroost, maer komtghe uw vfou te zoecken,
En vir.tze niet: dan mooght ghy huilen, schreien, vloecken,
Maer 'k zweere 't zal u niet gebeuren haer te zien,
Noch Eva acht u waert voortaen den mont te biên,
Ick neem den hof, en al de dieren tot getuigen
Van uwen wrevlen aert. de wreetste leeuwen buigen
Zich onder hun leeuwin, de tiger brant van min,
En ziet niet lievers dan zijn lieve tigerin
Naer d' oogen en den mont. zy drincken uit eene ader,
En eeten eene spijs, en wandelen te gader:
Maer Adam acht zijn bruit, zijn jonge weerga niet.
Leef lang. gedenck dat ghy uw vrou nu 't leste ziet.
ADAM
Och och, waer gaetze heene? och, woutghe een luttel beiden
Mijn liefste, hou noch stant.
EVA.
Wy zijn alree gescheiden.
Wat houdtghe my laet los. zoo leeftghe vranck en vry.
Bemin eene andre, die ghy meer bemint dan my.
Ten leste men weet het bezwijkt Adam tóch en hoort
hij „de bruiloftsreien een klaght aanheffen, die den bruiloftsgalm
verdooft", waarop Eva hem toevoegt
„Schep moet, mijn lief: ghij hoeft te schricken noch te schroomen,
Ick hebbe alleen dien last op mijne ziel genomen."
Gelijk wij reeds vroeger zeiden: de geheele Pers was één en
al lof over deze voorstelling.
Wij eindigen ditmaal met één citaat uit de „Opr. Haarl. Ct."
van den kunstcriticus, den heer J. H. Róssing
Opr. Haarl. Courant
't Is een heerlijke, een onvergetelijke namiddag geweest in
het liefelijke Bergen Het was een wederkeeren tot de natuur, de
kunst ontdaan van al het banale, de kunst in haar ongerepte
schoonheid. Het groote en het verhevene der natuur, het grootsche
en verhevene van Vondel's poëzie, het groote en schoone der
spreek- en uitbeeldingskunst, het ontroerende der muziek hebben
in ademlooze stilte en met diep ontzag vijftien honderd menschen
genoten in het natuur-theater te Bergen, in het bosch door den
burgemeester, den heer Van Reenen met blijden zin voor het
_goede doel afgestaan. De poëzie in het spel van Adam en Eva,
door den heer v. Dalsum en mevr. Jacqueline Royaards—v. Sand-
bergen was verrukkelijk.
Willem Royaards verschijning was ontzaglijk
Mevrouw JACQUELINE ROYAARDS (Eva) en de heer ALBERT VAN DALSUM
(Adam) in Vondel's treurspel „Adam in Ballingschap."
Voor de voorstelling van Vondel's treurspel „Adam in Ballingschap" op 6 Juli a.s.
des namiddags te drie uur, in het natuurtheater van de bosschen van „Oud Kranen-
burgh", bestaat, evenals verleden jaar, groote belangstelling bij het publiek.
Plaatsen zijn ii 10 cents te bespreken bij den heer P. J. Brouwer, naast den Berger
Kunsthandel te Bergen.
Door het Comité zal alles in het werk worden gesteld om de inrichting van het
tooneel in het natuurtheater wederom geheel te doen beantwoorden aan de eischen,
die de heer Willem Royaards heeft gesteld, terwijl deze zijnerzijds een goed verzorgde
voorstelling zal geven met de voornaamste leden van zijn gezelschap in de hoofdrollen.
Gaven wij verleden week een portret van den heer Royaards als „Lucifer", thans
verrassen wij onze lezers met een foto van een der best geslaagde tafereelen: de