Bergensche
Bad-, Duin- en Boschbode
ttrurA
Redacteur-Uitgever: C. NANNES QORTER. Adres:
„Poppekast'.
VIJFDE JAARGANG. No. 7.
ZATERDAG 18 JULI 1914.
Pension „Kussenwcif", te BERGEN
Verdronkenoord 1» 1te ALEHAAK.
Dit is de titel van Bernard Canter's
nieuwe stuk, dat hij „een vroolijk spel
vol ernst" noemt. Het zal Zondagmid
dag 26 Juli, half drie in het Natuur-
Theater te Bergen worden opgevoerd door
dezelfde dames en heeren, die het met
zooveel succes in den tuin van Mevrouw
Amy GrotheTwiss te Hilversum speelden.
Op ons verzoek heeft Mevrouw Amy
GrotheTwiss zich bereid verklaard de
regie op zich te nemen en ook zelf weer
mede te spelen.
De burgemeester van Bergen, de heer
J. van Reenen, heeft met groote welwillend
heid zijn Natuur-Theater aan ons comité voor
openluchtspelen, bestaande uit: Mevrouw
van ReenenVölter, C. F. Zeiler Jr., P. J.
Brouwer, C. Bogtman Az., P. Blankendaal,
J. Meijer en schrijver dezes, voor deze op
voering belangeloos afgestaan. Hem zij
hiervoor een woord van hartelijken dank
gebracht, want hierdoor zijn alle tijdelijk
te Bergen vertoevende vreemdelingen en
andere belangstellenden in staat gesteld met
Canter's geestig stuk en met de boven onzen
lof verheven vertooning kennis te maken.
Wij hebben te Hilversum met groot ge
noegen de voorstelling bijgewoond en geven
ditmaal gaarne het woord aan de „N.R.Ct."
terwijl wij in ons volgend nummer meer
dere persbeoordeelingen zullen vermelden.
De „N. R. Ct." schreef o.m.
Wij hebben Zondagmiddag een paar koste
lijke uren gesleten in het openlucht-theater
van Mevrouw Grothe—Twiss, in het Su-
sanna-park te Hilversum, waar, onder haar
regie, het fijn-geestige, satyrische „Poppe
kast, een vroolijk spel vol ernst", van
Bernard Canter, door een aantal dames en
heeren werd gespeeld.
Alles liep, men was rolvast, men deed
zijn uiterste best, de muziek en de dansen
verlevendigden het geheel op prettige wijze
terwijl de regie tot in de puntjes was
verzorgd.
De inhoud van het stuk maakte een
alleraangenaamsten indruk, juist omdat het
wrange hier zoo fel wordt opgedischt in
zulk een rijkdom van onverwachte wen
dingen, diepten, klinkende, trissche gezegden.
Hoofdpersonen in het stuk zijn Jan
Klaassen en Pi er 1 a 1 a. Eerstgenoemde
merkt o.m. op, dat hij als een behoorlijke
spullebaas wil sterven, na als „baas van 't
spul" geleefd te hebben. (Pierlala ontwarend
en zich tot hem wendend).
Wie sterft, vóór dat hij geleefd heeft
Pierlala. Het kind van een verbroken
verloving.
Jan Klaassen. Dit antwoord is er naast
zooals alle woorden van droomerige dichters
er vaak naast zijn. Raad nog eens, Pierlala.
Pierlala. Het hoert wanneer 't als
ei wordt genuttigd.
Jan Klaassen. Hoeveel gebroken car
rières zouden er dan in één advocatenborrel
fijn geklutst zijn. Mis!
Pierlala. De femelaar!
Jan Klaassen. Raak. We zijn er. Want
hij verraadt den hemel voor de aarde en
de aarde voor den hemel. Daarom verdient
hij gehangen te worden, want een man aan
de galg heeft het vaste boven en het on
vaste beneden. Vriend, ons aller eind is
zweven. Daar neem ik een slok op. (Hij drinkt)
Pierlala. Waarom drink je zoo? Heb
je óók verdriet?
Jan Klaassen. Ik drink uit spaarzaam
heid, want ik ga visschen. Alle visschers
drinken, want dronken visschers vangen de
meeste visch, van wege dat hun hand beeft,
wat over 't simmetje heen, het aas tot
levendigheid aanspoort. Mijn vrouw is een
kanjer en mijn dochter is verliefd op iemand
dien ze nog nooit gezien heeft. Ken jij een
manspersoon, die dezelfde qualiteit heeft,
dan is er een huwelijk meer in de wereld
op komst. Want dat is de groote fout van
de menschen, dat ze denken op elkaar
verliefd te kunnen worden.
Pierlala. En dat kan niet
Jan Klaassen. Hoe zou het, als de
menschen toch al verliefd zijn, voor ze
malkaar gevonden hebben. Ieder wordt op
zichzelf verliefd en als hij dan zijn eigen
beeld plaatst in den ander, meent-ie een
verlovingsring te kunnen gaan koopen.
Pierlala. Wat je zegt is zoo waar, dat
je verdiende, het in dichtmaat te kunnen
zeggen.
Jan Klaassen. Laat de waarheid naakt
blijven, vriend. Want het gewaad van het
rhythme maakt haar onkuisch.
Daar zit Shakespeare achter, maar een
ander zit er in, en die ander is een fijn,
geestig en gevoelig Nederlander, zegt de
„N. R. Ct."
Pierlala is de hoofdfiguur. Naast hem
staat Jan Klaassen. Naast hem staat heel
de bevolking van den woonwagen. Want
Pierlala is dichter, en alle poëzie, alle kunst
is immers tot den woonwagen veroordeeld.
De watertjes vloeien
Verliefd langs het riet.
De visschekens springen
Omhoog uit den vliet
Pierlala wordt gestoord in den zang.
Gezag, deurwaarder, en Duit, procureur,
komen den dichter folteren. Twee kleine
getuigen, waarvan de eene een zwaard, de
andere een weegschaal draagt, volgen hen.
De heer Houthakker, als. klein burgerman
netje, zooals Van Maurik ze zóó graag
werkelijk-gaaf zou geteekend hebben, had
in toon en stembuiging uitstekend het klein
burgerlijke en het hatelijke van den folte
renden deurwaarder te pakken. „Zooals ik
u zei richtte Gezag zich tot Duit daar
staat ie weer te spelen en te zingen. Het
zijn de meest onbetrouwbare personen in
de wereld. Ze zijn zoo haveloos en arm
als een burger, die zijn belasting betaalt
naar de wet, zonder het land te beliegen
en te bestelen, en zij beweren dat de heele
wereld van hen hoort.
Duit. Dus hij betaalt niet?
Gezag. Geen knoop. Dat doen ze nooit.
O, ik heb veel ondervinding met kunstenaars,
veel zure ondervinding. Dit blauwe oog is
mij ook nog geslagen door een kunstenaar.
Duit. Schandelijk
Gezag. Ja, ze worden gauw handtastelijk.
Maar ik weet ze te vinden. Ah, ik heb er
al heel wat den arm van 't gezag doen
voelen. En aan dien arm zit een hand. En die
hand kan zich vormen tot een vuist.... zóó.
Duit. Maar jij kreeg toch hun vuist op
je oog.
Gezag. Dat heb ik ze ingepeperd. Laat
eens zien, hoeveel heb ik er nu al geëxe
cuteerdDaar was Rembrandt. Dat was
een schilder. Die schilderde.
Duit. Huizen?
Gezag. Had ie dat maar gedaan. Neen,
hij schilderde voor zijn pleizier. Om moois
te scheppen, dat niemand koopen wou.
Duit. Schandelijk!
Gezag. Diens boeltje heb ik viermaal
gehad. Tot zijn laatste» stoel.
Duit. Flink zoo
Gezag. Dan Brederode. Die wouschrijven.
Duit. Een notaris-klerk?
Gezag. Neen, was ie dat maar geweest.
Blijspelen wou ie schrijven, altoos maar
blijspelenin verzen.
Duit. Schandelijk!
Gezag. Dien heb ik levenslang achter
de vodden gezeten. Dat was een taaie. Hoe
meer ik hem vervolgde, hoe meer ie schreef.
Duit. Schandelijk 1
Gezag. Dan Vondel. Een dichter. Die
wou treurspelen schrijven in verzen. Ik heb
hem opgejaagd van huurkamer naar huur
kamer tot ik hem in den lommerd had.
Duit. Flink zoo!
Gezag. Ik kreeg er een neus voor
om ze te ontdekken. Zoodra ik er ergens
een zag, die inplaats van practisch te werken,
mooie dingen ging maken voor zijn eigen
plezier, verscheen ik. En ik verkocht zijn
tafel, zijn bed, zijn stoel, zijn laatste stuk.
Dan gaf ik hem weer een beetje asem tot
ie weer wat verzameld haden ik pakte
hem opnieuw aan.
Duit. Flink zoo
Gezag. Wil je wel gelooven, dat mijn ambt
van deurwaarder veel prettiger is dan jagen