Bergensche
Bad-, Duin- en Boschnode
NEGENDE JAARGANG. - No. 12.
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1918.
Redacteur-Uitgever: C. NANNES GORTER Langestraat No. 55, Alkmaar.
Dit Nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Het „Park Meerwijk".
vu-
Heden middag hebben genoodigden in
grooten getale de verschillende villa's van
„Park Meerwijk" bezichtigd. Morgen zullen
zij tot 15 September voor het publiek te
zien zijn en Vrijdagmiddag zijn verschil
lende journalisten in de gelegenheid gesteld.
Wij achten ons niet competent om over
deze uitingen der bouwkunst een oordeel
te vellen, evenmin als over de tentoon
gestelde schilderijen en meenden daarom
niet beter te kunnen doen dan te dezer
plaatse over te nemen het artikel van den
jongen kunstenaar H. Th. Wijdeveld, dat
hij publiceerde in de ons ter hand gestelde,
fraai geïllustreerde aflevering van het tijd
schrift „Wendingen", dat zoo juist van de
pers kwam en waarin aan het streven der
jongere bouwkunstenaren en schilders hulde
wordt gebracht en hun werk beoordeeld.
Heil Uo Kunstenaar, die zonder de
materie kunt arbeiden, aldus de heer Wijde
veld, Heil U, Dichter van het woord en van
de melodie, Gij, die uw werk scheppen en
voltooien kunt, in de stilte der studeercel,
in de Goddelijke sfeer der bosschen, of
onder der heide blauwe hemelen; die het
„geestelijke" onmiddellijk tastbaar en als
einddoel in uw werk kunt leggen, Heil U
Maar de armzalige architect ligt geketend
aan de materie, zuchtend in zijn feilen strijd
om de nieuwe gedachte tot ontplooiing te
brengen.
Bij U, o Dichter van het woord, is iedere
vorm en gedachte „doel", bi] den archi
tect is iedere schets, ieder project slechts
„middel".En tusschen middel en doel inde
architectuur zijn de geweldenaars, in vleesch
en bloed, de opdrachtgevers, als eene
oppressie voor den vrijen architect. Zij zijn
niet „vragend" en „aanvaardend"zij zijn
„aanbiedend" en „veeleischend". In de on
schuld van hun overtuiging, hun z.g.
goed recht benauwend, drukkend de
vrije vlucht der architectonische gedachte,
en zoo mogelijk neêrhalend tot het peil van
hun eigen kunnen en begrijpenketenen
zij den bouwkundigen schepper.
Weg! Gij allen, die eischen stelt bij den
bouw uwer woning. Voor den kunstenaar
bestaat gij niet. Gij, die hij verafschuwt,
gij die hem met uw geld in staat stelt,
maar met uw eischen belemmert, die aan
geeft, waar gegevens drukkend werken, gij
die weinig bemerkt van de groote omwen
teling in den „Staat" der architecten. Er
zijn stoere werkers geweest, die in feilen
haat arbeidden, die de alléénheerscheres
„De Klassieke Bouwkunst" hebben neer
gehaald van haren vermolmden troon
En nu zijn er wêer ronddolende benden
van nog ongeorganiseerde krachten, die
jubelend, vol jong enthousiasme voorttrek
ken, zooals Nomadenstammen in de woes
tenijen, overal achterlatend, de nog rookende
puinhoopen van de kaartenhuizen die
verzwakte pogingen uit het tijdperk van
het materialisme de yfer gevels en 'n
dak. Zij zijn booswichten en vlammenwer
pers in de maatschappij der architectuur,
zij vernietigen openlijk het moeizaam op
gebouwde systeem van het architecturaal
ontwerpen en stichten brand in een mijlen
hoogen stapel van teekenhaken en drie
hoeken, van zwaaien en maatstokken. Zij
dansen als satyrs om de gloeiende en
rookende massa en zingen een zang van
bevrijding en verlichting.
Los zijn de boeien, die den architect ge
kneld hielden in de haaksche lijn, in de
hoeken van 30 en 60 graden, weg is het
systeem.
De cultus van de Materie heeft plaats
gemaakt voor een geloof aan de heerschappij
van den „geest". De architect gaat zich
wederom verheffen boven „de Stof", en ver
werkt het huis tot een gekristalliseerd geheel.
Weg, de gevelvlakken, die het vóór en
achter en terzijde in zóó sterken zin be
paalden, dat zij, die meenden „architect"
te zijn, gevels ontwierpen in plaats van
waarachtige ruimte-omsluitingen.
De geboorte van de eenheid in plan en
gevel is weer gekomen.
Als een geslepen kristal, aan alle zijden
vol schittering en kleur, zóó zien deze
jongeren het bouwwerk, tot zelfs in de
opgave voor het simpele landhuis.
Het was wel treffend juist, zooals Roland
Holst het aanvoelde in zijn omslag-teekening
voor het Mei-nummer van Wendingen, waar
hij den architect plaatste te midden van de
veelzijdige schittering eener diamant. Want
zóó is de architectuur. Den diamant gelijk,
kristal-helder en doorzichtig alle zijden
reflecteerende den innerlijken kern, steeds
beeldend het grondvlak in zijne zijdelingsche
facetten en gevend in gelijktijdige aan
schouwing de innerlijke waarde, in den
uiterlijken vorm.
Maar helaas! Wat al schoonheid kan het
brein in zich omdragen, hoe hoog kan de
theorie stijgen en hoe aardsch-ellendig-laag
blijft het resultaat.
Vernietigen kan men deze booswicht
architecten, dooddrukken onder het benau
wende gewicht eener geweldige kritiek.
Maar toch past hier slechts die welwillende
kritiek, die meejuicht met de poging zelve
en zwijgt bij het aanschouwen van wat er
wel mislukt is.
Het was in Bergen-Binnen, dat enkele
dezer jongeren hun bivak op'sloegen, in het
kreupelhout van een schoon terrein. Los
van alle regels en gewoonten, vrij van de
bestaande wetten, zonder de drukkende aan
wezigheid van de wenschen des opdrachts
gevers konden zij hier vertoeven en bouwen.
Hier was een opdrachtgever, die alle
persoonlijke nastrevingen wist te stillen en
zich daardoor bijzonder verdienstelijk maakte
tegenover de bouwkunst. Wat deze vijf
architecten van hunne inzichten hadden ken
baar te maken, kon nu geheel onbekneld
geboren worden.
En het moest zoo zijn, dat bij dit uitzon
derlijke architectuur experiment, te midden
van deze individualistische en expressio
nistische bouwkunstenaars ook de arbeid
kwam van onze eerste nederlandsche archi-
tecte, Margaret Kropholler.
De vrouw in de kunst! De literatuur
kent haar reeds lang. Tooneel en muziek
hebben de vrouw ontvangen. Schilderkunst
en beeldhouwkunst heeft zij veroverd
alleen den tempel der architectuur had zij
nog niet betreden. Maar heden is voor het
eerst in Holland het offer opgedragen en
welgevallig stijgen de geuren ten hemel.
Drie huizen „Beukenhoek", „Meerlhuis" en
„Meezennest" werden door Margaret Krop
holler ontworpen. En in volledige beheer-
sching van het onderwerp heeft zij toch
met vrouwelijke schuchterheid en economie,
hare taak volbracht.
Niet geheel onbeïnvloed door het werk
van Staal is toch het karakteristieke van
hare persoonlijkheid op te merken. Wel echt
vrouwelijk is de vondst, om in de erker-
vormige uitbouwen der woonkamers voeder
bakjes voor de vogels te metselen, die vanuit
deze kamers met zaad voorzien kunnen
worden. En het over de beek gemetselde
bruggetje, met de bloemenreflex in het
water, heeft die gedurfde dissonant in de
harmonie der constructieve aesthetiek, die
een volledig beheerschen van het onderwerp
kenmerkt.
Maar Staal, als rijper architect, schouwde
dieper in den architectonischen toekomst-
spiegel. De meeste projecten hebben het
plat, als dak (voorboden der daktuinen).
Hij is sterk expressief in zijn werk, en wij
bemerken, dat de wording zijner projecten
steeds door den krachtigen wil de uiting
der voorop gezette idee beheerscht wordt.
Stug en koel soms opofferend de prac-
tische indeeling en de belangstelling voor
het constructieve element voor een ver
doorgevoerd principe, is de samenstelling
van zijn huizen te zoeken in de oplossing
in, ten-opzichte-van-elkaar of liever voor-
elkaar, werkende monolitische details, elk
voor zich zoo groot en zoo lichamelijk
mogelijk en in zoo min mogelijk aantal.
Zoo omschrijft Staal zelf zijn streven, maar
voegt er bij, dat hij schandelijk faalde
En alsof hij zijn weemoed over wat hij de
mislukking van zijne poging noemt voor
altijd wilde verbinden aan zijn werk, wilde
hij de drie aaneengebouwde huizen de namen
geven „Zofar", „Elifaz". en „Bildad",
de drie treurende vrienden van Job. Zoo
ontkiemt en groeit onbemerkt de weemoed