Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode 20e Jaargang. No. 2. van Zaterdag 8 Juni 1929. DERDE BLAD. DE BERGER SCHILDERS. Dat Bergen veel aan z'n schilders te danken heeft, wordt nog niet dermate erkend, als wij wel zouden wenschen. Toch zijn het de schilders ge weest, die door hun werk Bergen nationaal en internationaal aan de vergetelheid hebben ontrukt. Evenals Laren door de schilders bekend is ge worden, is dit met Bergen voor een zeer groot deel het geval. Wij herinneren ons nog zeer goed, hoe het vóór een twintigtal jaren de etser Graadt van Roggen, de grafische kunstenaar Jaap Veldheer, de kunst schilders Jan Bleys, Van Bloem, Verhoeven en de beeldhouwer Tjipke Visser zijn geweest, die door hun exposities in den Berger Kunsthandel, alsme de op verschillende tentoonstellingen, Bergen ook in de kunstwereld een naam van beteekenis gaven. In 1'908 bij de stichting van het Park Meerwijk was het vooral de tentoonstelling van de moderne schildersgroep, die zich in „Het Signaal" groe peerde, die opnieuw in de kunstwereld de aan dacht op Bergen vestigde. Vóórdien hadden zich ook in Bergen gevestigd de schilders A. Colnot, H. D. A. Filarski, Matth. Wiegman, Jaap Weyand, Leo Gestel en iets later G, W. van Blaaderen en Charley Toorop en de graficus B. Essers. De meeste van de bovengenoemden vormden de kern van de Hollandsche Kunstenaarsvereniging, die zich al spoedig als de beste Kunstenaarsver eeniging op het gebied van de moderne kunst deed kennen en een internationalen naam verwierf. Het harde werken van deze kunstenaars drong tot de Bergenaren niet zoozeer door, omdat men in Bergen maar weinig van hun kunst te zien kreeg! Dank zij den Berger Kunstkring, die 's winters door eerste klas gezelschappen voor de leden een drietal uitvoeringen organiseert, is dit de laatste jaren een weinig veranderd, doordat op die uit voeringen de schilders eenige van hun werken exposeerden. Verwacht mag worden, dat door het stichten van het Kunstzaaltje in den Berger Kunsthandel ook de Berger zomergasten gelegenheid zullen krijgen, nader bekend te komen met het werk van deze artisten. Het is de verdienste van deze artisten, die in de buitenlandsche kunstcentra's bekend staan als de mannen van de Berger school, dat zij kunstwerken hebben geschapen, die als een schakel in de kunst scheppingen van onzen tijd niet meer gemist kan worden en vele hunner werken zijn dan ook reeds blijvend vertegenwoordigd in de beste musea, waar men ook plaats inruimde voor de Moderne kunst. Dit seizoen stelt de kunstschilder A. Colnot in zijn atelier aan den Lijtweg de bezoekers van Ber gen in de gelegenheid, kennis te maken met de scheppingen van zijn kunst. Wij stellen ons voor, in de volgende nummers de lezers nader bekend te maken met het werk van de Bergensche schilders en volstaan voor he den met de bezoekers van Bergen op te wekken, de gelegenheid 'vooraf niet te verzuimen, kennis te nemen van hetgeen op dit gebied in Bergen wordt geëxposeerd. DE DICHTERS IN BERGEN. Dat Bergen al geruimen tijd een geliefd oord is voor onze Nederlandsche dichters, kan men lezen in de gids, uitgegeven door de V. V. V., waarin men vindt aangehaald, hetgeen Dr. Fr. van Eeden over de Berger bosschen en duinpannen schreef. Het zal ook aan velen bekend zijn, dat de groote dichter Adema van Scheltema in „De Windroos" zijn beste werken schreef en dat Dr. Herman Gor ter ook Bergen als het geliefde oord voor zijn droomen én overpeinzingen beschouwde. Dat ook de jongere dichters in Bergen gaarne vertoeven, mogen wij minder bekend veronder stellen. In het werkje „Dichters in het Koffiehuis", her inneringen van Otto P. Reys, uitgave van de Hol- landia-drukkerij te Baarn, dat in 1925 in het licht verscheen, komt o.a. ook een beschrijving voor van een samenkomst op een zomerschen middag in „de Rustende Jager", waar de dichters Mr. P. N. van Eyck, A. Roland Holst, Mr. H. W. J. M. Keuls en J. W. F. Werumeus Buning, alsmede Bloem en Greshoff elkander ontmoetten. Van den in Bergen woonachtigen dichter A. Ro land Holst zegt de schrijver in deze verhandeling: Het leek mij toe, dat hij in een minder idyl lische verhouding met de muze leeft. Hij sprak over haar althans met een achteloosheid, welke aan dédain grensde. Ik kan niet nagaan, waarom hij met haar gebrouilleerd geraakt is, maar er moet iets tusschen hen zijn vo'orgevallen. Ik vermoed maar zekerheid heb ik niet dat de flirtzieke sylphide Tennis in het huishouden gestookt heeft. Het kan niet anders of er is een beetje blaque in de wijze, waarop Roland Holst over de Poëzie spreekt, want hij kan niet vergeten zijn, hoe zij vroeger intiem met hem verkeerde en hem eenige van de verrukkelijkste gedichten, in onze taal ge schreven, in het oor fluisterde. En ik heb mij la ten vertellen, dat hij haar, zij het dan bij nacht en ontij, nog wel eens ontmoeten gaat. Die Roland Holst is anders een kwieke knaap met een dansend veerkraphtigen tred en een ver leidelijk oog. Als men hem voor het eerst ontmoet, doet hij een beetje afwerend, maar toch niet on aangenaam, wat afwezig en wereldwijs in een soort hooghartig elegante palace-hotelhouding. Maar ik had gelegenheid hem na dien eersten keer nog een paar maal te ontmoeten. En toen leerde ik hem beter kennen, als een subtiel en gecompliceerd, wat egocentrisch, maar toch wel hartelijk man. Hij heeft een verrukkelijk en benijdbaar gemak om zich te bewegen en een eigenaardige flexibele charme, waaraan niemand zich onttrekken kan. De wijdheid, de vrijheid, de donkere tocht van zijn vers hebben hem, terecht, vele bewonderaars bezorgd. En al vind ik zijn aesthethiek wat eenzij dig, ik moet bekennen, dat ik onder die vele een van de trouwsten en hartstochtelijksten ben. Ik verlang ernaar een goede uitvoerige karak teristiek van zijn werk en zijn persoon te lezen. Die zou dan moeten heeten A. Roland Holst ou le poête malgré lui. Wij vonden deze beschouwing over dezen jongen dichter, die nog aftijd-Bergén tot-zijn vaste woon plaats koos en aldaar in vele kringen zeer gezien is, te aardig, om ze niet onder de aandacht van onze lezers te brengen. Wie overigens iets meer over de andere genoem de dichters wil weten, schaffe zich het bovenge noemde boekje aan. Van den dichter Roland Holst plaatsen wij in dit nummer nog een onuitgegeven gedicht over onze duinen, door hem in 1916 gemaakt. Moge dit gedicht ook vele onzer gasten tot be spiegeling over de duinen en de zee brengen. Den dichter onzen dank voor zijn bijdrage voor de Badbode. DE AFSTAND DER STERREN. Wie des avonds langs het strand of van Bergen naar Bergen aan Zee wandelende onzen sterrenhe mel aanschouwt, geraakt onwillekeurig aan het bespiegelen over de universeele ruimte. Wij hebben geleerd, dat de lichamen die aan het firmament schitteren, zeer ver van ons verwij derd zijn. Dat de hemellichamen zoover van ons verwij derd staan als het geval is, beseffen wij niet. Het dichtst bij ons staat de maan. Zij is „slechts 384.000 kilometer van ons verwijderd. Als wij in een sneltrein naar haar zouden toereizen, dan zou den wij daartoe zes maanden noodig hebben. De planeet Venus bevindt zich alweer veel ver der van ons af. Een pasgeboren jongen in een sneltrein gezet, zou als 52-jarige man op Venus aankomen, want zij bevindt zich 40 millioen kilo meter van ons verwijderd, 104 maal zoo ver als de maan. Om per trein de 150 millioen kilometer af te leg gen die ons van de zon scheiden, heeft men 190 jaar noodig. De grootste der planeten, Jupiter, is vijf en een half maal verder van ons verwijderd dan de zon, Saturnus 10 maal, terwijl de afstand tot Uranus 2700 millioen mijlen is, dat beteekent een snel- treinreis van 3500 jaren, en de ontzettend snelle electrische of lichtgolven hebben er nog twee en een half uur voor noodig. Maar bij deze verbazende afstanden bevinden wij ons nog steeds binnen ons eigen planeten- systeem. Zoodra wij daarbuiten treden moeten wij onze gewone maten onmiddellijk loslaten, als wij tenminste geen onuitspreekbare getallen willen schrijven. Als afstandseenheid gebruiken wij nu het licht jaar, dat wil zeggen den afstand dien een licht straal in een jaar kan afleggen. Het licht legt in één seconde 300.000 kilometer af. Daar het jaar 31.556.926 seconden heeft, zoo beteekent een licht jaar de lengte van 9.467077.800000 kilometers, dus bijna negen en een half billioen kilometers. Van deze standaardmaat gaan wij dus uit. De het dichtst bij de aarde staande vaste ster is de ster Alpha in het sterrenbeeld de Centaur. De afstand van Alpha tot de aarde bedraagt vier en drie tiende lichtjaar. Het licht van Alpha uitgaande heeft dus vier jaren en vier maanden noodig om tot ons te komen. Zou deze ster om een of andere reden plotseling uitdooven dan zou haar laatste licht ons pas 4 jaar en 4 maanden later bereiken en zou die uitgedoofde ster dus nog heel dien tijd voor ons onveranderd aan den hemel staan. En Alpha is nog maar de vaste ster die het dichtste bij ons staat. Slechts vijf vaste sterren van de ontelbare die wij zien, zijn minder dan 10 lichtjaren, slechts 39 minder dan 50 lichtjaren van ons verwijderd. De poolster staat 60 lichtjaren van ons af, de heldere ster Kapella in den Voerman 70 lichtjaren: de sterren van de zesde grootte, dus die welke wij met bloote oog nog kunnen opmerken, hebben reeds een afstand van 330 lichtjaren. De sterren van de achtste grootte bewegen zich op een afstand van 780 lichtjaren. HET UITLOOPEN DER BOOMEN IN ONZE TUINEN. Het uitloopen van het houtgewas liet dit jaar al bijzonder lang op zich wachten. De felle afgeloo- pen winter scheen als het ware alles kapot ge maakt te hébben. Zelfs de sterke hulsthagen heb ben het zwaar te verduren gehad en zijn ook thans nog niet in hun bekende weelderige staat. Met de klimop is dit eveneens het geval, hetgeen men vooral bij het pension Holland aan de Studler van Surcklaan kan waarnemen. De wilg, die anders vroeg uitloopt, was dit jaar ook bijzonder laat. De heerlijke zonnewarmte, gevolgd door den re gen van Maandag deed evenwel de natuur dermate ontwaken, dat een wandeling door de bosschen de overtuiging schenkt, dat er nog meer blad aan de boomen zit dan vorige jaren. Vooral in de Herten kamp, waar de boomen al vrij dicht tot elkander komen, hetgeen voor het bloemencorso nog wel eens moeilijkheden kan opleveren, valt dit bijzon der op. Ook de kastanjeboomen bij de Kerkstraat staan bijzonder rijk in blad. De twijgen hebben blijkbaar daardoor een te zware last te torsen. Dinsdagmiddag knapten al thans een paar armen af, gelukkig zonder ongeluk ken te veroorzaken. De bloei der fruitboomen liet lang op zich wachten, doch toen de warmte kwam, gingen als bij tooverslag de knoppen open en wat zelden voorkomt, alle soorten fruitboomen bloeiden dit jaar vrijwel tegelijk. De boomgaard in de Doorntjes van den heer Briefjes leverde daardoor een zeldzame aanblik op. Buitengewoon rijk was de bloei, de gevreesde ijsheiligen lieten weinig of niets van zich merken, zoodat het nachtvorstgevaar ons dezen keer niet gedupeerd heeft in de verwachtingen. Zorgt de Natuur thans dat de tuin in lentedos komt, ook de tuinbezitters zelf moeten daartoe medewerken. Het gras moet kort geknipt zijn, de kanten netjes afgestoken en de paden geschoffeld en geharkt; op de perken en in de borders mag geen onkruid tieren. Nu is het nog eens de tijd om na te gaan waar ledige plekken zijn, om deze aan te vullen. Vooral moeten wij letten op de beschaduwde plaatsen. Begint zich daar weinig te ontwikkelen, dan plan ten wij er maar varens. Deze kunnen thans nog heel gemakkelijk worden verplant. Is de grond zwaar en stijf, dan vermengen wij ze vooraf met turfstrooisel, want varens houden van een lossen, poreuzen bodem. Prachtig mooi is het teere varen groen, dat zich ook voor vaasversiering zeer goed laat gebruiken, en met eenige bloempjes uit den tuin even goed dienst kan doen als Asparagus- groen. Met genoegen constateeren wij, dat meerdere bewoners in ons dorp hun tuintjes keurig in orde houden. Dit is vooral het geval aan den Bergerweg en geeft de entree van ons dorp een mooi 'aanzien. Sommige heesters zijn tengevolge van den vorst gestorven, dit is vooral met de brem het geval,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1929 | | pagina 9