G. W. VAN BLAADEREN G. W. VAN BLAADEREN. In het nummer van 8 Juni wezen wij er reeds op, dat het de moderne Bergensche schilders zijn, de stichters van de Bergensche school, die kunstwer ken hebben geschapen, welke als een schakel in de kunst niet meer gemist kunnen worden. Zij zijn het geweest, die door hun nationale en internatio nale tentoonstellingen mede de aandacht op Ber gen hebben gevestigd. Dat zoowel de Bergenaren, als de zomergasten nagenoeg met de scheppingen van hun kunst onbe kend zijn gebleven, hebben wij steeds ten zeerste betreurd, en het verheugt ons dan ook, dat dit jaar door het stichten van het kunstzaaltje in den Berger Kunsthandel van den heer Hopman, de per manente tentoonstelling van den heer Colnot aan den Lijtweg en het in bruikleen afstaan van een kleine kern zijner collectie van den heer P. Boen dermaker in de Tooneelzaal van de Rustende Ja ger daarin thans verandering is gekomen. G.W.v. BLAADEREN NELLA CITTA 1924 Wij zegden toe, de lezers van de Badbode eens iets van deze moderne kunstenaars en hun werk te vertellen. Hierbij stellen wij voorop, dat zij, die met het diepere wezen van hun kunst bekend wil len komen, kennis dienen te nemen van hetgeen over hun werk in kunsttijdschriften en boeken is geschreven. Vóór alles is het echter noodig, dat men deze werken meermalen gaat zien. Wie de schoonheid van een werk wil beleven, moet die zelf ondergaan. Ditmaal wenschen wij aan onze lezers den Ber- genschen schilder G. W. van Blaaderen, één van de oprichters van den Hollandschen Kunstenaars kring, die zulk een krachtige invloed heeft gehad op de vernieuwing van de Hollandsche Kunst, voor te stellen. In Elsevier's geïll. maandschrift van Mei 1926, welk tijdschrift ons welwillend de in dit nummer geplaatste cliché's van werken van den heer Van Blaaderen afstond, publiceerde Mr. J. Slagter een uitvoerige, belangrijke studie over dezen kunste naar en zijn werk. Belangstellenden verwijzen wij gaarne naar deze studie, omdat het zeker veler in zicht kan verruimen. Mr. Slagter noemt Van Blaaderen in dit artikel één van onze belangrijkste schilders, van wie nog veel verwacht kan worden. Deze voorspelling is bewaarheid geworden. Op de dit jaar gehouden Voorjaarstentoonstelling van de kunstenaarsver - eeniging „Arti et Amicitia" te Amsterdam kwam van Blaaderen n.l. met een groot werk uit, waar in hij den geest en het wezen van het Breton- sche visschersvolk op buitengewone wijze heeft vastgelegd. Dit werk trok dan ook de algemeene belangstelling in Je kunstwereld, vorderde een paar jaren arbeid en veel vóórstudie en mag het meesterwerk van den kunstenaar worden ge noemd. Van Blaaderen is een man van fijnen smaak, aan wien de kunst veel te danken heeft. Hij was het, die de groote waarde van het toen ook nog niet door Museum-directeuren erkende werk van Zècane ontdekte en het is zijn verdienste, dat een be langrijke collectie van werken van dezen artist voor ons land behouden bleef en thans in het Rijksmuseum de interna tionale waardeering vindt van de in de kunst inge wijden. Hij was het ook, die den toen nog weinig bekenden grooten Nederlandschen bouwmeester De Basel in de gelegenheid stelde, in het Gooi het landhuis „De Merel" te bouwen, welk landhuis thans erkend wordt als een grootsche schepping op het gebied van landhuisbouw-architectuur. Van zijn fijnen smaak getuigt ook de aanleg van zijn tuin en zijn bescheiden landhuis „Bloemveld aan den Buerweg, dat hij, volgens zijn aanwijzin gen door den architect Streefkerk liet bouwen. Wie het voorrecht heeft, met dezen kunstenaar in nauw contact te komen, ontdekt al spoedig, dat men in hem den artist ontmoet, die uit liefde voor de kunst werkt en wien het een voldoening is, menschen te ontmoeten, die waarlijk belangstelling hebben voor kunst. Van Blaaderen bezocht de school voor Kunst nijverheid te Haarlem, werkte in het atelier van den kunstschilder H. Hulk aldaar, bezocht de Aca demie te Antwerpen en maakte langdurige studie reizen in Italië, Frankrijk en Engeland, en arbeidde ja"-en in het Gooi. Het pleit zeker voor het landschapsschoon van ZELFPORTRET 1924 Bergen, dat hij zich daar blijvend vestigde, omdat ook naar zijn oordeel Bergen één der mooiste plaatsen is voor een schilder. Zijn werk getuigt van zijn ernst en zijn kunnen en wij hopen, dat hij er voor te vinden zal zijn om in dit seizoen in het kunstzaaltje van den heer Hopman een overzichtstentoonstelling van zijn werk te geven. Op die tentoonstelling mag dan o. i. niet ontbreken zijn eerste groote doorwerkte schilderij van „In de schemering grazende koeien", eigendom van den heer J. van Reenen alhier, dat door de donkerte van het coloriet in huize Kranen- burgh helaas de gewenschte belichting mist. Lie schilderijen „Nella Sitta" en „La Strada", be- hoorende tot de collectie Boendermaker, waarvan cliché's in dit nummer zijn geplaatst, kan men be wonderen in de Rustende Jager. Vooral het schil derij „La strada" kan om de kleur en de strakheid één van de beste schilderijen van dezen meester worden genoemd. De ruimte laat niet toe, in dit artikel diep op het werk en den persoon van dezen rustigen, even- wichtigen en ernstigen kunstenaar in te gaan. Dit ligt trouwens geenszins in onze bedoeling. Wij be oogen slechts de in Bergen levende en werkende kunstenaars wat nader bij de gasten bekend te ma ken, erop vertrouwende, dat zij, die zich hiervoor interesseeren, wél tot de schilders het verzoek zullen richten, iets meer van hun werk te mogen zien, overtuigd als wij zijn, dat de schilders gaarne belangstellenden op hun atelier zullen ontvangen. Grapjes. GWv BLAADEREN. LA STRADA 1924 „Ik vind deze japon wel mooi", zegt de niet- meer-jonge dame op een modeshow, „maar zou het model mij niet een beetje te jeugdig staan?" „O neen, mevrouw, als het draagt, hoeft u daar niet bang voor te zijn", stelde de ijverige verkoop ster haar gerust. „Wat maken die kinderen van de buren toch altijd een lawaai, 't Is niet om uit te houden!" „Maar mevrouw, het kabaal komt uit onze kin derkamer." „O ja? Dan hebben de kinderen zeker erg veel pleizier." „Vijf jaar lang hebben mijn vrouw en ik nooit ruzie met elkaar gehad." „En wat toen?" „Toen is ze teruggekomen." „Ober, breng me iets te eten, waar ik wat aan heb." „Wat dunkt u van een portie hersens, meneer?" „Ik heb een ouden boekhouder op kantoor, die in mijn dienst vergrijsd is." „Dat is niets bijzonder vergeleken bij mijn steno typiste. Die was eerst blond, toen rood en tegen woordig heeft ze zwart haar." Heer tot boodschappenlooper, dien hij met een bouquet naar een dame gestuurd had: „Heeft ze ook gevraagd, wie haar dat bouquet brengen liet?" „Jawel, zij meende, dat het wel komen moest van een heer met een lang, dom gezicht." „Toen heb je toch neen gezegd?' „Natuurlijk, ik kon u toch niet verraden." Twee heexen zitten in den trein. Na een poos stilzwijgen zegt de een tot den ander: „Voor 5 kan ik zeggen, wat u op 't oogenblik denkt en van plan bent te doen." f De ander: „Goed, daar heb ik 5 voor over De eerste: „U reist naar Berlijn; uw plan is, daar bij een groote leerindustrie voor 100.000 leerwaren te koopen en 10.000 daarvan te be talen en de rest nooit". De ander geeft de 5. m De eerste: „Heb ik 't dus goed gezien?" De ander: „Neen, maar U hebt me op een goed idee gebracht." G W. VAN BLAADEREN AAN DE SEINE BIJ SAMOIS 1909 (Verzameling van Leeuwen Boomcamp, Amsterdam.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1929 | | pagina 10