Bengerasche Bad-, Duin- en Boschbode 20e Jaargang. No. 8. van Zaterdag 20jiuli 0929. TWEEDE BLAD. A. COLNOT. Onze cycles over de Bergensche schilders wen- schen wij thans te vervolgen met een bespreking over den artist A. Colnot, voor ons de schilder van het Hollandsche landschap bij uitnemendheid, in zijn werk verwant aan de beste Hollandsche schilders uit den Nederlandschen bloeitijd. Wanneer wij bij hem spreken over zijn verwant schap met de schilders uit Hollands bloeitijd, dan hebben wij daarmee zijn verwantschap in de kleur met hen op het oog. Bij het componeeren van zijn landschappen toch houdt Colnot vooral vast aan A. COLNOT door MATHIEU WIEGMAN. hetgeen hem het belangrijkste schijnt en dit geeft hij in grooten vorm. Zijn kleur is bovendien iets eigens en van een wonderlijken gloed. Reeds in zijn jeugd openbaarde zich bij dezen artist zijn liefde voor de schilderkunst. Zijn vader gaf echter bovenal de voorkeur aan een practi- sche opleiding en deed hem dan ook in de leer bij den bekenden tooneeldecorateur Jan Maandag, die groote bekendheid verwierf met de decors, die hij voor de balletten in het Paleis voor Volksvlijt vervaardigde. Gedurende zes jaar werkte Colnot daar hard en wie met Jan Maandag over hem spreekt, kan dezen man met zekeren trots hooren betoogen, dat hij wel één van de eersten is geweest, die tot de ontdekking kwam, dat er in den hard werken den jongen een rasschilder leefde. Toen Colnot bij Maandag in de leer was, trok hij er des morgens vroeg op uit met zijn schilder- List om vóór den aanvang van zijn atelierwerk zaamheden in de omgeving van Amsterdam te schilderen. Wie hierover met den bij eerste kennismaking wat teruggetrokken artist aan het praten kan ko men, smaakt het genoegen, wanneer hij het al thans treft, dat Colnot, wat men noemt, op stoot komt, daarover de kostelijkste verhalen te hoo ren. In dien tijd bezocht hij bovendien gedurende 5 jaren de avond-teekenschool voor kunstambach ten te Amsterdam. Op 20-jarigen leeftijd maakte hij zich geheel vrij "voor de schilderkunst. Met zijn helaas te vroeg overleden kunstbroeder Volmar huurde hij in Baanbrugge een huisie, waar zij samen studies maakten van het Hollandsche landschap. In dezen tijd was het voor de jongeren, die be grepen, dat het met de schilderkunst in Holla id dreigde dood te loopen, wanneer men zich niet losmaakte van het naturalisme, al zeer moeilijk, Colnot werd, evenals zoovelen ook door het lu- minisme gegrepen. Hij begreep, dat de techniek in de schilderkunst niet alles was, maar tegelijker tijd ging hij niet zoover als velen, die beweerden, dat de techniek wel verwaarloosd kon worden, omdat het doel alles was. Hij, die zelden over zijn werk redeneert, omdat Rij meent, dat een kunstwerk ook zonder uitleg den aanschouwer moet ontroeren, zag in, dat er een tijd moest worden voorbereid, waarin een groote techniek en een groote geestelijke inhoud met elkander samengingen. Hij werkte daarom hard om zich veelzijdig te bekwamen. Hij schroomde niet om met zijn wer ken op tentoonstellingen voor den dag te komen KERKRUÏNE BERGEN 1923. Collectie H.M. de Koningin. en hij had dermate succes, dat hij zich spoedig zag opgenomen als lid van de kunstenaarsvereeniging St. Lucas, toen de vereeniging van de opkomende jongeren, waarvan vele leden, waaronder ook Col not, des avonds naar model werkten. In het najaar 1903 gewerd hem van den kunst schilder Dirk Smorenberg, die als geboren Alk maarder met de schoonheden van het Bergensche landschap niet onbekend was, de uitnoodiging om naar Bergen te komen. In het Bergensche landschap vond Colnot het geen hij noodig had, zoodat hij zich er spoedig voorgoed met zijn vriend Filarski vestigde. In Bergen schilderde hij, na zich van het lu- minisme te hebben losgemaakt, het Hollandsche landschap, in zijn diepe bruine kleuren en in een wonderlijken gloed. Hij schilderde zijn onderwer pen niet slaafs naar de natuur, maar bracht er geest in. De wolken boven zijn landschappen spreken altijd van een of ander gebeuren. Ook zijn landschappen in wit en zwart, als het ware ge schilderd, zijn van een bizondere stemming. De ruimte van het Hollandsche polderlandschap weet hij buitengewoon goed weer te geven. In het componeeren van" "zijn stillevens vond hij ook een eigen weg. Ze zijn van een groote kracht, die vooral ontstaat door het weglaten van alle niet ter zake dienende toevalligheden. Nimmer ken merken zijn werken zich echter door een kalei- doscopisch gewarrel. Steeds is het van een voor name, weldadig aandoende rust, vreemd van eenige gewildheid. Reeds in 1912 werd Colnot lid van de kunste naarsvereeniging Arti et Amicitia, die jaarlijks tentoonstellingen organiseert, waaraan hij bij na regelmatig deelnam. Ook trad hij toe als lid van den Hollandschen Kunstenaarskring, die een eereplaats veroverde onder de artistenvereenigingen, van welke ver eeniging Colnot thans bestuurslid is. Naar de kunstenaar ons verzekerde, heeft hij veel gehad aan het deelnemen aan exposities, om dat dit bizonder goede gelegenheden zijn om eigen werk aan dat van anderen te toetsen. Waar schijnlijk heeft hij juist ook daardoor de waardee ring gekregen voor het werk van andere artisten, waarom hij juist zoozeer door zijn collega's wordt gewaardeerd. In 1923, tijdens de tentoonstelling, die georgani seerd werd om het 300-jarig bestaan van Amster dam te herdenken, op welke tentoonstelling de KARELTJE. 1929. beste schilders uit het land uitkwamen, verwierf Colnot met zijn inzending den derden prijs. Steeds grooter werd de erkenning, dat hij een schilder is, die wat kan. Ook de collectionneur Boendermaker werd tot dit werk, dat van een eigen sentiment getuigt, aangetrokken en nam vele van zijn doeken in zijn verzameling op. Toen Colnot nog slechts 23 jaar was, kwam hij in Utrecht uit met een volledige tentoonstelling van zijn werk, waarover reeds toen erkende kunst- recencenten hun waardeering uitspraken. Picturale nieuwsgierigheid en belustheid op kleureffecten is hem vreemd. Ook zijn donkere kleuren zijn niets anders dan een openbaring van een gespannen wil. Evenals de meeste leden van de Berger school werkte ook Colnot in het buitenland, o.a. in de Pyreneeën,, om Parijs en in België. Bij hem gaat er echter, naar hij ons verzekerde, niets boven het Hollandsche landschap. Wie zijn in Bergen, Warmenhuizen, Kolhorn, Koedijk, Kortenhoef en De Rijp vervaardigde doe ken ziet, zal ook moeten erkennen, dat Colnot vooral het mooie wijde Hollandsche landschap met zijn luchten weet weer te geven. Vaak hebben wij Colnot den modern filosofi- schen romanticus hooren noemen. Dit past wel bij zijn ietwat droomerigen aard. Niet altijd is hij in staat om te werken. Vaak doorleeft hij evenwel periodes, waarin hij zich met hartstocht aan zijn werk geeft en zich daarvoor geheel isoleert. Dan is hij verliefd op zijn werk en maakt hij vaak zijn beste doeken. Naast Bergen is hem als Amsterdammer van geboorte, Amsterdam het liefst. In de jaren, dat hij in Bergen woont, zijn er dan ook wisselende peri oden, waarin hij in Amsterdam arbeidt. In 1921 i had hij daar zelfs een atelier. In die dagen maakte hij aldaar het bekende schilderij van „De Teer tuinen", dat werd aangekocht door den heer Boen dermaker, die het aan de stad Amsterdam schonk, waar men het thans in het Stedelijk Museum kan bewonderen. Het Stedelijk Museum te 's Gravenhage kocht één van zijn beste stillevens aan. Op de tentoonstellingen van de hedendaatfsche kunst, die te Londen, Glasgow, Kopenhagen, Ma drid, Venetië, München, Parijs en Berlijn werden georganiseerd, ontbrak het werk van Colnot niet. Dit jaar exposeert hij te Barcelona en München, KORTENHOEF. 1928. Cliche „Groene Amsterdammer".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1929 | | pagina 5