mm
G. SCHOELINK
Boekhandel. Drukkerij.
Leesbibliotheek
TENTOONSTELLING
van schilderijenen
TEEKENINGEN DOOR
- A. COLNOT, -
ATELIER LIJTWEG16,
BERGEN, VAN 10 TOT
5 UUR-
ENTREE: 25 CENT.
ETS.
BOERDERIJ TE GIETHOORN.
1915.
reproductie van een door hem in 1922 vervaardig
de houtsnede van de krijtrotsen te Rügen, een
Oostzee-eiland.
Ook in Noorwegen werkte hij met succes, dat
tot uiting kwam op een door hem gehouden ten
toonstelling te Christiania.
In de Pyreneeën, in Bretagne en te Fontaine-
bleau vervaardigde hij eveneens verdienstelijk
werk.
Bij voorkeur wordt hij echter voor zijn werk
aangetrokken door de zee, de duinen en de rotsen.
De Zeeuwsche eilanden Texel, Vlieland en Rot
tum waren daarom zijn geliefd werkterrein. Giet
hoorn, het Hollandsche Venetië, trok hem even
zeer. Hiervan getuigt de in dit nummer geplaatste
reproductie van de Giethoornsche boerderij.
Tegenwoordig werkt de kunstenaar te Kootwijk
op de Veluwe, waar hij, naast droge-naald-etsen,
die zich kenmerken door een goede vulling van
het blad, ook schilderijen maakt, die getuigenis
afleggen van Graadt van Roggen s ernst als
kunstenaar.
Van Graadt van Roggen kan nog veel worden
verwacht en het zal hem zeker een voldoening
zijn, zijn groote waarde als artist erkend te zien
door de permanente opname van zijn etsen in het
Rijksprentenkabinet.
DE LIJSTERS IN DE BERGER
BOSSCHEN.
We mogen het zeker toejuichen, dat het vangen
van lijsters met strikken sedert een aantal jaren
geheel verboden is. Want eerder werden honder
den en duizenden paardenharen stroppen uitge
hangen gedurende de drie laatste maanden van het
jaar en enorm was het aantal lijsters, dat in dien
tijd gevangen werd. Wanneer in 'l midden van
October de groote vluchten Zang- en Beflijsters,
Merels en Koperwieken op den trek gastvrijheid
kwamen vragen in. ons land, waren al spoedig de.
gelederen heel wat gedund; want de dieren kwa
men vermoeid en hongerig aan en lieten zich spoe
dig verlokken door de lijsterbessen, die bij de
strikken waren uitgehangen. En in alle kreupel-
boschjes kwamen ze voor. Dan maakten de strik-
kers wel goede zaken, maar allen, die iets voelden
voor het leven van de vlugge en montere lijsters,
ging het aan het hart, dat zoovele hoogst-nuttige
vogels, nuttig zoowel voor den landman als voor
den boschbaas, op zqo wreede wijze geworgd en
aan de natuur onttrokken werden. Thans mag
zulks niet meer gebeuren en zoo kunnen de ver
schillende lijste-ssoorten hier in den trektijd rustig
verblijven, en vele exemplaren, veel meer dan
eerder, kiezen nu ook ons land tot broedterrein.
Vooral de Zwarte lijster, de Zanglijster en de
Groote lijster, die ook Mistellijster genoemd
wordt, broeden hier veel meer dan voorheen. En
de nesten mogen niet verstoord en de eieren niet
geraapt worden, zoodat de Vogelwet ook hierin
veel ten goede heeft bepaald. Waren het voor 1912
slechts enkele vogelsoorten, die wettelijke be
scherming genoten, nu zijn het er maar weinige, die
buiten de bescherming vallen en wier namen op
de zwarte lijst geplaatst zijn.
De Zwarte lijster of Merel (Turdus merula) is in
onze bosschen alomtegenwoordig en toont zich
niet schuw. In voorjaar en zomer laat ze dan ook
overal, dikwijls ook des nachts, haar luide fluit
tonen hooren en op vele plaatsen maakt ze haar
stevig nest. Haar zes eieren zijn blauw van grond
en gelijken met kaneelwolkjes bedekt te zijn.
'tls wel eigenaardig, dat velen in Bergen het
mannet.e met het gitzwart pak en citroengelen
snavel als Merel en het meer grijsbruin gekleurde
wijfje als Lijster beschouwen. Deze wijfjes hebben
gewoonlijk een zwarten bek, al laat zich wel eens
een weinig geel aan den wortel zien.
Ook de Zanglijster, die meer afwisselend fluit
dan de Merel, komt hie# vrij véëlvuldig.als broed-
vogel en zeer veel op den Herfsttrek voor. Reeds
in Februari komen ze naar nestplaats uitzien en
vinden deze zoowel in naald- als in loofhout. De
nesten zijn napvormig, bijzonder dun van wanden
en vervaardigd van plantenstelen en worteltjes,
die met klei aaneengekleefd zijn. Ook bevindt zich
in zoo'n nest een grijsachtige zelfstandigheid, uit
vermolmd hout bestaande en stevig aaneengelijmd.
De vijf of zes eieren per legsel zijn fraai zeegroen
gekleurd, doch ze hebben donkerbruine stippen en
soms ook lichtere vlekken.
De Groote Lijster of Mistellijster broedt hier
ook, doch nog niet in vele paren. Het aantal zal
zeer zeker toenemen.
Op den trek komt hier veel voor de Beflijster,
die ook wel Dominé, Kranslijster, Ringmerel enz.
heet, naar een groote witte keelvlek, die zich
over de borst uitstrekt, althans bij de oude dieren.
Bij deze Beflijsters ziet men meermalen dieren
met meerdere of mindere witte vlekken ook op de
overige lichaamsdeelen, terwijl enkele malen ge
heel witte af safraankleurige voorwerpen voorko
men. De dieren wijzen op gedeeltelijk of geheel
albinisme.
De Koperwiek, die ook Oranjelijster genoemd
wordt, naar de geelgekleurde oksels, kan hier zeer
veel op den trek voorkomen. Koperwieken zijn
kleine lijstertjes, maar ze kunnen in dichte drom
men aankomen en de bosschen in een oogwenk
dicht bevolken. Vooral van deze soort werden in
den strikkentijd duizenden gevangen.
Buiten de bosschen kan men in het najaar en
ook nog wel in den winter groote troepen Krams
vogels of Veldlijsters waarnemen, die luide jak
kerende en schetterende geluiden maken, die ver
over het veld hoorbaar zijn. Bij ruw weer of ge
vaar zoeken ze schuilplaats in de bosschen.
Een zeer enkele maal hebben zich nog wel eens
in ons land vertoond de Bruine, de Vale en de Si
berische Lijster, doch We mogen ze daarom niet tot
onze avifauna rekenen.
J. DAALDER Dz.
EEN STOUTMOEDIGS VLIEGENIER.
Tot groote ongerustheid der bewoners van Kra
nenburg was eenige dagen gelèden de aldaar in
wonende mijnheer Lorre van Kranenburg ontsnapt
om een vlucht boven Bergen te maken.
Hij begon met eenige proefvluchten om tenslotte
met veel succes en „Dag Lorre" roepend de Her
tenkamp zonder oponthoud over te vliegen. Hierna
ging hij op visite bij de Haemstede, waar hij zeer
gastvrij op lekkernijen onthaald werd. De groene
gast bleef nog een tijdje op het balcon coquettee-
ren om vervolgens in een nabijzijnde boom zijn
nacht verblijf op te slaan.
Inmiddels was Kranenburg gewaarschuwd. Een
der Kranenburgers bracht de slaapkamer van den
heer Lorre, welke laatste er niet aan dacht om uit
zijn boom te komen, totdat een moedige jongeman,
die het niet kon aanzien dat Lorre na een ovatie
zelfs niet te vermurwen was, in de boom klom.
Nu vloog Lorre terug naar het gastvrije balcon,
alwaar hij onverwijld en onder luid applaus van de
samengestroomde menigte in hechtenis werd geno
men en naar zijn woning werd overgebracht.
óu
va* v' P'
DE SPREKENDE FILM.
In het algemeen kan men alom de lof hooren
verkondigen van de sprekende film.
Wij oordeelden de sprekende film wel merk
waardig, doch onze indruk was dat de filmkunst de
synchron:seerende film niet noodig heeft.
Een film kan naar onze meening alleen maar
experimenteeren door het visieuse rhythme en
hiervan is bij de sprekende film minder sprake dan
bij de gewone.
Ter overdenking meenen wij goed te doen onze
lezers bekend te maken met het oordeel over de
sprekende film door Von Mandelstamm in „Cine
ma Magazine" gegeven. Dit luidt als volgt:
„De sprekende film- en de gesynchroniseerde
film is juist op tijd gekomen.
Door verschillende oorzaken, waarvan de voor
naamste zijn de geestelijke armoede en de stand
aardiseering der verhalen, begon de aandacht van
het Amerikaansche publiek en in het algemeen
van het publiek voor de film te verslappen.
De recettes der bioscoop-theaters in de Vereenig-
de Staten, die zich sinds 1914 in opgaande lijn be
wogen, hebben zich in 1924 gestabiliseerd en zijn
daarna op onrustbarende wijze gedaald; het aan
zien der groote „sterren" was ondermijnd; de pra
lerigste superprodukties prikkelden niet langer de
nieuwsgierigheid: het werd noodig deze een pas
sende omlijsting te geven en dus moesten enorme
bedragen besteed worden aan publiciteit en kost
bare opvoeringen, prologen, revues, balletten, de
keur-nummers van de music-halls; en de film
kwam op het tweede plan. Het was een vicieuse
cirkel waarin de groote heeren der industrie zich
voortbewogen; zij werkten in hun eigen nadeel,
want zij verminderden het prestige van de film
nog meer, doordat zij het publiek, dat om de film
komt en n'et voor de music-hall, van het theater
vervreemdden. Zij maakten de enorme sommen
nog hooger; zij veroorzaakten den ondergang der
onafhankelijke direkteuren, die op hun beurt weer
verpl'cht waren de groote uitgaven te doen.
En men vroeg zich af wat er van dit alles terecht
moest komen, toen de gesynchroniseerde en de ge
luidsfilm de situatie redde.
De sprekende film is dus niet een opstijging tot
hooger plan. maar een gevolg van de doodelijkè
middelmatigheid der films. i
Kan de sprekende film ons nu helpen deze mid
delmatigheid te ontvluchten?
Ik geloof, aldus Jacques Perdu in „Monde" dat
op de film als kunstuiting de toevoeging van ge
luidselementen niet veel invloed heeft. De ver
beeldingskracht van den toeschouwer fantaseert
met zekerheid en snelheid (ik zou willen zeggen;
synchroon) de geluiden. Dat is voldoende. Repro*-
duktie der geluiden kan misschien de geestelijke
luiheid van den toeschouwer streelen, maar betee-
kent toch, dat-men de film een der elementen ont,-
neemt, waardoor zij bekoort en den geest boeit',
n.l. doordat zij de fantasie prikkelt.
HELDENDOOD.
Uit de hieronder weergegeven gebeurtenis
wordt op treffende wijze de heldendood verhaald
van een bergtoerist.
Zij waren bezig den Sint Jodok te bestijgen.
Tijdens het klimmen moest een kleine spleet over
getrokken worden en dat werd hun ongeluk. Dé
gids viel en brak een bovenarm en een been. In
zijn val trok hij den dokter met zich mede, die
daardoor zijn knie ernstig bezeerde. Niettegen
staande de pijn, die hij leed, zorgde de toerist
eerst voor den gids, dien hij met een mantel toe
dekte en voor wien hij vleesch en brood gereed
maakte. Het ongeluk was 's ochtends om 7 uur ge
beurd en om half acht begon de toerist pogingen
in het werk te stellen hulp ie halen. Hij slaagde
daarin echter niet; zijn gewonde knie belette hem
het moeizame klimmen. Al spoedig gaf hij dan ook
zijn pogingen op en zette hij zich aan het schrijven
van een afscheidsbrief aan zijn vrouw en kinderen.
In dien brief, dien men veertien dagen later op het
lijk vond, beschreef de toerist op treffende wiize
zijn laatste levensuren, treffend vooral, omdat hij
een ongekenden moed had getoond. Na vrouw en
kinderen vaarwel te hebben gezegd, legde hij
vast, dat aan de weduwe van den gids een uitkee-
ring moest worden gedaan, groette hij zijn vrienden
en bekenden, regelde zijn begrafenis, gaf eenige
bijzonderheden over enkele zijner patiënten en
besloot zijn brief met de woorden: „Gottes Segen
über Euch". Deze laatste woorden, waarschijnlijk
met een laatste krachtsinspanning neergeschreven,
waren alleen eenigszins onregelmatig.
ADVErtTENTBEtf.
Jan Oldenburglaan - Bergen.
ACHTER PARK MEERWIJK,