Bergensche Bad-,
Duin- en Boschbode
LANDSCHAP BERGEN VANAF NESDIJK 1927.
DE EEUWIGE TROOST. TEEKENING 1928.
in de richting van de kunstnijverheid bekwaamde,
omdat die richting aan meerderen, althans een
kans op bestaansmogelijkheid geeft en den be
oefenaar toch nog toelaat, zich als vrij kunstenaar
le bekwamen.
Als dichterlijk droomer en fantast, behoort Kees
Boendermaker tot de menschen, die aanvankelijk
het nieuwe aanvaarden, doch daar al heel gauw
genoeg van hebben, wanneer hun blijkt, dat de
werkelijkheid niet aan hun fantastische voorstel
ling beantwoordt.
Zooals boven reeds even werd aangestipt, werd
Kees Boendermaker, die in 1904 te Amsterdam
werd geboren, in 1915, toen zijn ouders zich in
Bergen vestigden, leerling der Berger Schoolver-
eeniging. Reeds op de Lagere School openbaarde
zich zijn talent voor het teekenen. Ook op de M.
U. L. O. school was teekenen zijn geliefd vak.
De lesroosters op deze school getuigen nog van
zijn illustratief talent, terwijl in de hal van de
school een door hem in 1924 vervaardigde teeke-
ning hangt, die reeds tot zijn mooie zwart en wit
ten behoort.
Toen Kees Boendermaker een opleiding in de
richting van de beeldende kunsten had verkozen,
boven een muzikale opleiding (ook voor de muziek
bezit hij ontegenzeggelijk talent) plaatsten zijn
ouders hem op de Kunstnijverheidsschool te
Haarlem. Op deze school had hij bizonder goed
contact met zijn medeleerlingen en hel is niet on
waarschijnlijk, dat hij die school tot het einde van
het leerplan zou hebben bezocht, ware het niet,
dat hij door ziekte genoodzaakt werd, deze on
derwijsinrichting te verlaten.
Onder leiding van Leo Gestel, die ongetwijfeld
een goeden invloed op hem heeft gehad, werkte
hij daarna eenige maanden in De Beemster, om
zich in het landschap-teekenen te bekwamen.
Hierna werd hij leerling van A. Colnot, onder
wiens leiding hij veel stillevens en landschappen
teekende en die hem ook met het schilderen ver
trouwd maakte.
Colnot, zelf een romantische droomer, bezat de
gave, om een gevoelige, doch vaak te gauw afge
leide natuur als die van Kees Boendermaker, voor
zijn werk te boeien. Wanneer het wel eens voor
kwam, dat zijn leerling door hem op een bepaalde
plaats neergezet voor het schilderen van een
landschap, zoodra hij zijn hielen had gelicht, ook
de plaat poetste, omdat hij dien middag wat an
ders in zijn hoofd had, dan deed Colnot, of hij
STILLEVEN 1928.
20e Jaargang. No. 12.
van Zaterdag 17 Aug. 1929.
TWEEDE BLAD.
tentie van de kunstzinnigen en de kunstenaars,
doch zij vergeten, dat in het diepste wezen de
kunst met haar eigen openbaring van het onbe
kende is een onthulling van het mysterie, dat
slechts gevoeld, doch niet ^gekend kan worden.
Kunst houdt dan ook in een eigen wereld van
wijsheid.
In het onderhoud, dat wij met Kees Boenderma
ker over zijn werk hadden, kwam dit wel sterk
tot uiting. Al heel spoedig kregen wij ten ant
woord, toen wij hem vroegen, hoe hij tot het ma
ken van zijn mystieke teekeningen komt: „Nu
moet je me niet te veel vragen; ik weet dat wer
kelijk niet; ze ontstaan, terwijl ik werk".
Zoo gaat het velen kunstenaars. Zij werken van
uit een bij hen niet bewuste wijsheid, ah, w. van
uit het onderbewuste.
Dit geldt ook in hooge mate voor een kunste
naar als B. Essers, dien wij gaarne in deze serie
hadden besproken, doch die momenteel in het bui
tenland vertoeft, waardoor ons dit niet mogelijk is.
Nu heeft de massa altijd de realiteit geëischt en
daarom heeft nimmer de kunstenaar, die grijpt
naar de boven de werkelijkheid uitgaande idee dit
straffeloos kunnen doen.
De in de kunst ingewijden weten, hoe daaronder
een van Gogh heeft geleden.
De machtige drift, die er in een jong kunste
naar aanwezig is, dwingt hem echter, de gaven, die
in hem schuilen, om te zetten in daden.
KEES BOENDERMAKER.
Er ligt een zekere bekoring in, om een jong
kunstenaar, die nog niet door de erkende kunst
critici is besproken, aan het publiek voor te stel
len.
Voor deze bekoring zien wij ons ditmaal ge-
STILLEVEN 1927.
Ouders, die de maatschappij in haar materiëele
hardheid hebben leeren kennen, beoogen, uit lief
de voor hun kinderen, in de eerste plaats voor hen
de levensomstandigheden te scheppen, waardoor
het hun mogelijk is, de dagelijksch noodzakelijke
behoeften te kunnen bevredigen.
Niemand minder dan de fiere schrijver van
„Uilenspiegel", Charles de Coster, schreef in 1870:
„Hoewel ik veel gewerkt heb, uit lust en uit liefde,
begrijp ik, sedert meer dan drie jaar, de schrik
wekkende waarde van het geld en de noodwendig
heid van een arbeid, die genoegzaam betaalt, de
mensch, met den welstand, ook de vrijheid en
vreugde schenkt."
Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat zelfs
de ouders van Kees Boendermaker, die waarlijk
wel bewezen hebben, de kunst als waarde voor
het geluk van den mensch te erkennen, toen hun
zoon, na het doorloopen van de M. U. L. O. school
der Berger Schoolvereeniging, krachtens zijn aan
leg, zich in de richting van de kunst wilde ontwik
kelen, er de voorkeur aan gaven, dat hij zich dan
ZELFPORTRET. TEEKENING H 929.
plaatst, aangezien wij thans in onze serie over de
Berger kunstenaars een plaatsje willen inruimen
voor den jeugdigen artist Kees Boendermaker, die
•een leerling der Berger School kan worden ge
noemd.
Voor wie hem kennen, is het duidelijk, dat men
hem geen beschouwing over de kunst moet vra
gen. Hij schildert, omdat hij schilder is.
De kunst gaat trouwens bij alle artisten meer
langs den emotionëelen weg van het doorvoelen
dan langs den intellectueelen weg van het denken.
En het is wel merkwaardig, dat vele waarachtige
kunstenaars het antwoord op de vraag: „Wat is
kunst?" schuldig blijven.
De doorsnee-burger, die niet weet, dat er voor
ieder een eigen waarheid is, die door het leven
gekend wordt, en meent, dat de waarheid op de
scholen geleerd kan worden, is dan vaak geneigd,
om in dergelijke gevallen te denken aan de impo-