Haifa, met het uitzicht op het Carmelgebergte,
waarop een groot klooster staat.
In deze streken treft men hier en daar ruïnes,
die herinneren aan den kruisvaarderstijd. Men be
vindt zich hier op het gebied, waar de oud-Israëli
tische profeet Elia is opgetreden.
Hier zag Ds. van den Kieboom nog een relletje
tusschen Mohammedanen, omdat een geloofsge
noot zijn zaak niet op den rustdag wilde sluiten.
De politie moest zelfs tusschenbeide komen.
Van Haifa ging het naar Egypte en van Port-
Saïd naar Caïro. De vele bedelaars aldaar met
hun aanhoudend geroep van „bakschies", waren
niet bepaald aangenaam. De onbetrouwbaarheid in
geldzaken van de bevolking in de Oostersche ste
den was Ds. Van den Kieboom eveneens opgeval
len. In Europa, waar men ook komt, staat men
meestal tegenover standaardprijzen; hier moet men
steeds, ook voor de kleinste inkoopen, afdingen,
omdat men zelfs in de grootste bazars, nooit na
laat schromelijk te overvragen. Toch is Caïro een
prachtige, groote stad, met groote hotels en een
mengelmoes van bevolking. Men ziet daar statige
figuren met tulband en fez, gekleed in witte opper-
kleeden, maar ook personen met moderne confec
tiepakken aan en de fez op het hoofd.
Boven de stad domineeren de Citadel en de
Moskee, door Mohammed Ali gebouwd. Een be
roemdheid aldaar is de Universiteit, het centrum
van Mohammedaansch leven in de wereld. De
groote begraafplaats van Mammelukken is daar
imponeerend.
Voorts werd er nog een tocht gemaakt naar de
Paramide van Gizeh met de sfinx, alsmede een
tocht naar Menaphis en Sakera en naar de Pyra-
mide met een beeld van. Ramses.
Vandaar ging het terug naar Napels, waar het
oude Pompeji werd bekeken. De doodsche verla
tenheid van de straten met de ruïnen van wonin
gen en tempels, maar met mooie muurschilderin
gen, die op een enkel huis bewaard waren geble
ven, maakten een bizonderen indruk, evenals het
prachtige gezicht op den Vesuvius met zijn rook
pluim en zijn telkens weer uitgestooten prachtige
dampen. Ook het uitzicht op de zee en het land
schap aldaar, was treffend mooi.
Van Napels ging het naar Genua en de Italiaan-
sche Rivièra. Ds. van den Kieboom was bizonder
te spreken over het prachtige, kleurrijke land
schap van Rapollo, een badplaats aan de Italiaan-
sche Rivièra met groote hotels, die zich in een
internationaal vreemdelingenverkeer mogen ver
heugen.
Door Zwitserland over Bazel ging het gezel
schap naar ons land terug.
Ds. van den Kieboom sloot ons onderhoud met
de verzekering, dat hij aan deze wel wat snelle
reis de prettigste herinneringen zal bewaren.
KONINGEN, DIE GEEN KROON DRAGEN.
Ook de dieren hebben hun koningen, doch ze
zijn het zich niet bewust. Ze zijn het door sterkte
en geweld, door kracht en vlugheid, door liefe
lijkheid van zang.
Kracht had men op het oog, toen men den leeuw
den koning van het woud, den adelaar dien der
lucht ging noemen. Waar de leeuw zijn brullend
geluid laat hooren, daar zwijgen de woudstem-
men; waar de arend verschijnt, daar vluchten de
luchtbewoners naar alle luchtstreken. Doch ook
munten deze dieren uit door fierheid, stoutmoedig
heid en gezichtsscherpte. Om deze redenen zijn
leeuw en adelaar tot koningen uitgeroepen en hun
afbeeldingen prijken op tal van wapens en schil
den. De Duitsche Adelaar en de Nederlandsche
Leeuw sieren veel en menigeen.
In den nazomer van het vorig jaar heb ik esn
arend kunnen waarnemen boven de Bergensche
duinen en ik heb hem benijd, toen hij met breed
heid van vlucht langer dan een half uur, bijna zon
der wiekbewegen hoog boven de aarde ronddreef.
Plotseling schoot hij met kracht in Zuidelijke rich
ting, zoodat ik vermoedde, dat verlangen naar zijn
horst, ergens op een der Zwitsersche bergtoppen
hem bezield, want dan geeft zijn kracht hem gele
genheid de snelheid van den bliksemtrein verre te
overtreffen. Hoogten en woestijnen, rotsen en stei
le wanden zijn voor hem geen hinderpalen. En on
willekeurig moest ik denken, dat de menschelijke
vliegeniers nog klein zijn in vergelijking van dezen
luchtkoning, die geen motor heeft.
De arend komt hier niet veel voor en in vluch
ten ziet men hem niet, ook al, omdat hij liefdst
zijn eigen gebied heeft, waar hij zich heer en mees
ter gevoelen wil.
Wie in ons land een Koningsarend wil zien, mag
naar een dierentuin gaan. Voor zooverre men
weet, heeft hij zich vrijwillig nog maar eenmaal in
onze streken vertoond, en wel in 1836. Meer komt
bij ons voor de Zeearend (Haliaëtus albicilla L.),
ofschoon het ook dikwijls jonge exemplaren zijn.
In verschillende deelen van ons land noemt men
hem Vischgier, Beenbreker, Geelkop, Witstaart,
Kobi en Ganzenarend, waaruit blijkt, dat men hem
op onderscheidene plaatsen kent.
't Is een 9 d.M. lange vogel met wigvormigen
staart. De staartpennen en de bovendekvederen er
van zijn wit, kop en hals zijn grijsachtig en ver
der trekt de kleur in het bruine. Eiken winter en
meermalen in den nazomer bezoekt hij ons land in
enkele exemplaren. In 1902 werd er een op den
15den Juni geschoten. Broeden doet hij elders op
de rotsen, waar hij een gewldig groot horst bouwt.
Doch we hebben meer koningen in Bergen. Den
ken we maar aan den koning der zangvogels, den
Nachtegaal (Aëdon luscinia L.). Van April tot
September woont hij in onze bosschen, waar hij in
de nabijheid water vinden kan. Door een schitte
rend vederkleed onderscheidt de Nachtegaal zich
niet. Vaal rosbruin op de bovendeelen, witachtig
op borst en buik is hij. Eenvoudig in kleed en
houding, maar bezittende de gave tot voortbren-
ing van de reine klanken, door zooveel dichters
ezongen! Hoe weemoedig en toch, hoe schoon
klinken zijn zangen op den stillen lenteavond! Het
mooist zingt hij, wanneer zijn vrouwtje is gezeten
op het aardige nestje tot het uitbroeden van de
gewoonlijk 5 groenachtige eitjes, die met grijs
bruin, als het ware, gewaterd zijn. En schuw is de
nachtegaal niet. Stellig gevoelt hij het, dat de men-
schen hem een goed hart toedragen, want hij
zingt voort, wanneer hij door menschenoogen be
spied wordt, en zijn nestje bouwt hij onder ieders
bereik. Toch worden er nog van deze lieve zan
gertjes opgevangen.
Is dus de Nachtegaal bij ons des zomers de
Zangkoning, we hebben ook een Winterkoning.
Juist, zoo is zijn naam, al noemt men hem ook
gaarne „Klein Jantje", daar hij de kleinste van
onze vogels is.
Het Winterkoninkje (Troglodytes troglodytes
L.) verdient wel dubbel den koningsnaam, want dit
„Duimpje" blijft bij ons, al giert de sneeuwjacht en
al stollen de stroomen. En als bijna alle woud-
stemmen zwijgen, dan nog laat „Klein Jantje" zijn
tamelijk luiden zang hooren. Zoo streng kan de
IJsvorstin niet regeeren, of het kleine dier inspec
teert stammen en takken en de scherpziende oog
jes ontdekken telkens weer vlindereitjes, die ge
makkelijk met het elstvormige snaveltje voor den
dag gehaald worden. Zoo ook mag de boschbaas
het diertje als koning beschouwen, want nuttiger
vogeltje leèft er bij ons niet des winters. Laat men
er dan voor zorgen, dat men eiken winter een
hoop takkenbossen of hakhout in bosschen en ho
ven laat, waarin het vogeltje voldoende schuil
hoekjes kan vinden. Dan ook zal het daar in het
voorjaar eerst zijn speelnesten bouwen, om later
het kogelvormig nest, dat alleen van een klein
vlieggat voorzien is, gereed te maken. Daarin
worden wel tien eitjes, net witte erwten, gelegd.
Ook dan zingt de winterkoning, maar men hoort
het gezang minder, omdat shet verloren gaat onder
de luide stemmen van zoovele zangers, die den
winter elders doorbrachten.
De groote Zeearend, de bescheiden Nachtegaal
en de kleine Winterkoning, alle drie zijn majestei
ten, evengoed als de geweldige leeuw, maar elk op
zijn eigen wijze. Het koninklijke, waarin we heb
ben te zien waardigheid en majesteit, is niet aan
grootte en kracht gebonden.
J. DAALDER Dz.
GRAPJES.
GRAPJES.
Onderwijzer; r vJan, wanneer is het de beste
tijd om fruit te plukken?
Jantje; Als de hond van den boer aan den
ketting ligt, meneer!
Dame (met een erg nauwgezet gewten); Ver
telt jou een zachte stem ook altijd, wanneer je iets
verkeerds hebt gedaan?
Andere dame: O, in zulke gevallen luister ik
nooit naar hetgeen, mijn man tegen mij zegt.
En, man, hoe vind je mijn avondjapon, die ik
op afbetaling heb gekocht?
Dat kun je dan ook wel zien, je hebt zeker
pas de eerste termijn aan.
Papa (zeer boos): Ik zal je leeren m'n dochter
't hof te maken!
Jongeman: Als u wilt, graag mijnheer, want
ik schiet niet erg op.
Agent (tot een man, die op straat ligt): Man,
wat heb je, wat beh je aan het zoeken, heb je iets
verloren?
Dronken man: Ja, agent ik kan mijn even
wicht niet vinden.
Dokter: U moet niet zoo somber zijn, kom
schep vreugde in het leven! Weet u wat u moet
doen, zingen onder uw werk.
Patiënt: Neen dokter, dat zal heel slecht
gaan. Ik ben doodbjidder.
Tenor-zanger (die bij een familie gezongen heeft,
huiswaarts keerend): Waarom hebt u juist mij
als begeleider gevraagd om u door dit eenzame
bosch te brengen? Vond u mij dé moedigste van
het gezelschap?
Juffrouw: Neenmaar u kan toch het
hardst om hulp roepen.
Streng patroon laat een bediende in zijn privé-
kantoor komen en zegt tot hem:
Jansen, ik geloof, dat je nogal veel sigaretten
rookt!
De bediende (heVig verschrikt): Ja me
neer maar
Patroon: Juist! Nu wilde ik je vragen of je de
plaatjes voor mijn zoontje wilde bewaren?
Een Amerikaan spreekt met veel ophef van zijn
land.
Als men om de fabrieken van Ford heen zou
willen rijden, zou men drie maanden in een auto
moeten rondtoeren.
Dat is nog n'ejt zoo buitengewoon, merkte
iemand onder zijn gphoor op. Ik werd in een fa
briek als nachtwacht aangesteld. De fabriek was
zoo groot dat ik, na één maal de ronde gedaan te
hebben, werd gepensionneerd.
Ik ben tegenwoordig wel gesjochten, maar
eens was er toch een tijd, dat ik in mijn eigen rij
tuig reed.
Dat geloof ik wel, en je moeder duwde, niet
waar?
ANECDOTEN.
Uit Gabriel Astruc's Le pavilion des fantómes
(herinneringen bij Grasset), Parijs:
Maurice MoszkowskiWat een herinnerin
gen heeft die muziekvirtuoos bij zijn vrienden gela
ten. In Polen geboren, liet hij zich in Frankrijk
naturaliseeren. Hij huwde een Fransche vrouw,
met wie hij op een bal kennis maakte, doordat een
van haar schoenen in een walszwier lösvloog en
hem raakte. Alvorens de bezitster gezien te heb
ben zei hij tegen zijn metgezel: Ik trouw met
dien voet. Het bleek juffrouw Chaminade, onder
welken naam de jonge diplomaat, die uit het huwe
lijk zou geboren worden, financieele studies heeft
geschreven.
Toen een aankomend componist Maurice
Moszkowski twee door hem vervaardigde sonaten
mocht voorspelen en de eerste een uur genomen
had, zei Moszkowski bij het laatste accoord:
De andere heb ik liever.
Eens werd hij opgewacht door iemand, die hem
al meer geld had afgebedeld. Na een vergeefsche
toespeling zei hij: Ik wed, dat u me niet her
kent?
- U hebt het gewonnen, antwoordde Mosz
kowski en reikte hem een biljet.
In een autografenalbum, waarin Hans von Bülow
zou geschreven hebben „in de muziek zijn maar
drie B's, Bach, Beethoven, Brahms, alle andere zijn
ezels"; in de muziek maar drie M's, Mendelssohn,
Meyerbeer, Mosschelès, alle andere zijn christe
nen.
Tóen een vriend hem gerust wilde stellen voor
een lawaaierigen hond met: je kent toch het
spreekwoord „blaffende honden bijten niet", zei
hij: ik ken het, maar de hond misschien niet.
Eens sprak een collega er tegenover hem zijn
verbazing over uit, dat hij lessen gaf van 20 frank:
ik geef er van 50 en 100 frank. Waarop Mosz
kowski: ik geef er ook, maar men neemt ze niet.
Een aspirant-pianiste vroeg hem zijn prijzen.
„Mevrouw", antwoordde hij: ik geef lessen van
50, 20 en 5 frank. Maar in vertrouwen, die van 5
frank raad ik u niet aan.
Een moeder, die slecht Fransch sprak, veront
schuldigde haar dochter, niet op de les te komen:
ze heeft zoo'n ernstige bleekzucht, dat de dok
ter haar bevolen heeft een regiment te volgen.
De behandeling lijkt me goed, antwoordde de pia
nist, maar de dosis schijnt me te buitensporig.
Eenmaal stelde hij de vraag, waarom er twee
lingen bestaan. En toen het antwoord uitbleef:
Om het den menscheneters mogelijk te maken, ook
eens een Philipine te hebben.
Hij at bij een maecenas, die zelf erg voldaan was
over het schrale onthaal. Wanneer zullen we
weer beginnen? vroeg hij den musicus. Deze ant
woordde: „dadelijk".
De Fransche blijspeldichter Marivaux was
eenigszins verstrooid. Eens stond hij onder een
slagregen met de parapluie boven het hoofd op
den hoek van een straat te Parijs en scheen de
aanplakbiljetten te lezen.
Een dame van zijn kennis, die zijn verstrooidheid
op de proef wilde stellen, zeide in het voorbijgaan
tot hem:
Zeg, mijnheer Marivaux, doe uw parapluie
toch dicht, u ziet toch, dat het nu niet meer re
gent!
Uw dienaar! gaf hij ten antwoord, ik dank u
zeer voor uw vriendelijke opmerking. Ik heb er in
't geheel niet aan gedacht.
Hij deed de parapluie dicht en nam ze onder den
arm, hoewel het stortregende. Na nog het een en
ander van wat aangeplakt stond te hebben gele
zen, wandelde hij verder en kwam door en door
nat thuis.
Zijn vrouw was niet weinig verbaasd, toen zij
hem druipende van den regen zag binnenkomen en
riep hem toe:
Hemel, hoe is het mogelijk: je druipt van het
water als een dakgoot en loopt met een parapluie
onder den afm.
Dat is zonderling, sprak Marivaux verwon
derd, een onbekende dame gaf mij toch de verze
kering, dat het niet meer regende!
WAAROM ZINGT MEN IN EEN
BADKAMER?
Deze vraag is in de Vereenigde Staten, waar
men zich met grooten ijver bezig houdt met het
onderzoeken van de meest eigenaardige proble
men, afdoende beantwoord. De oplossing van het
raadsel zouden de geleerden van het Newcombe-
Harley-laboratorium te New-York hebben gevon
den. Ingenieur Ford Graves geeft de volgende on
gedwongen verklaring:
In badkamers, die meest gewelven en wanden
hebben, die het geluid weerkaatsen en daardoor
versterken, klinkt ook een zwakke toon krachtiger
en welluidender. Reeds het zachte zingen krijgt
daardoor een sonoren en aangenamen toon. De
meest verlegen zanger, die anders zijn stem niet
laat hooren, vindt geheel onbewust, dat de badka
mer het eenige vertrek is, waarin zijn stem goed
klinkt en het zingen hem een muzikaal genoegen
verschaft. Hij zingt daarom alleen in de badkamer,
omdat daar bij hem den indruk ontstaat, dat hij
een prachtigen, mooi klinkenden stem heeft. En
zoo verkort hij den tijd in het water op een voor
hem aangename manier, die bovendien voor hem
den prikkel der zeldzaamheid bezit.