VOOR HET ONGESCHONDEN BEHOUD
VAN HET BERGERBOSCH.
In den raad verklaarde Dr. Hemelrijk zoozeer
overtuigd te zijn van het belang van het behoud
van het Bergerbosch, dat hij den dag waarop het
definitief als eigendom van de gemeente wordt
overgeschreven, wel tot een feestdag voor de ge
meente zou willen maken.
Dank zij de bepaling die de heer J. van Reenen
in de voorwaarden van verkoop liet opnemen,
waardoor bepaald is, dat er nimmer meer dan drie-
woningen voor eventuëele opzichters in ge
bouwd mogen worden, is het zelfs voor de verre
toekomst uitgesloten, dat een andere gemeente
raad tot exploitatie van het bosch zou kunnen
besluiten, waardoor de grootst mogelijke zekerheid
is verkregen, dat het bosch natuurreservaat blijft
en in de toekomst ook onze nakomelingen tot een
bron van levensgeluk kan zijn.
De kans, dat ook het aan de Sparrelaan gren
zende onmisbare boschgebied ter grootte van
9J4 H.A. eveneens bezit van de gemeenschap zal
worden is er, dank zij de activiteit van het ge
meentebestuur en het comité van actie voor het
ongeschonden behoud van het Bergerbosch, groo-
ter op geworden.
Het streven verkreeg reeds de sympathie van
statenleden uit de verschillende fracties en naar
ons bekend is geworden, staan ook Ged. Staten
hier sympathiek tegenover. Wel zijn er nog for-
meele bezwaren, doch deze zijn niet van dien aard,
dat ze met den wil van de staten niet overwonnen
kunnen worden.
Blijkens een artikel, dat het statenlid Thomassen
over de aangelegenheid in „Het Volk" van 7 Juni
schreef, zullen de Soc. Dem. leden in de zitting
van 17 Juni a.s. zich tot Ged. St. wenden met het
verzoek het mogelijk te maken, dat reeds in deze
zitting over het verzoek om steun een beslissing
zal worden genomen.
Men ziet van deze zijde gelukkig in, dat alles ge
daan behoort te worden, om te voorkomen, dat dit
prachtige natuurgebied aan villabouw ten offer
valt.
Gelukkig staan ook de andere statenfracties
sympathiek tegenover deze gemeenschapszaak. De
V. D, Statenfractie stelde reeds eerder een onder
zoek ter plaatse in, en ook de fractie van de V. B.
deed hetzelfde. De Chr. Hist, en A. R. Statenfrac
ties oordeelden de zaak dermate van belang, dat
zij, hetgeen zeer zelden geschiedt, het comité van
actie uitgenoodigden de verzoeken, die het comité
tot de Staten richtte, in hun vergadering toe te
lichten, van welke uitnoodiging het comité een
dankbaar gebruik heeft gemaakt.
Ook de R. K. Statenfractie toonde levendige be
langstelling voor de aangelegenheid.
Van de Staten van N. H., die reeds herhaalde
lijk blijk gaven de cultureele belangen in de Pro
vincie te willen dienen, voor het Heilooër bosch
100.000.offerden en straks voor den aankoop
in het Gooi in samenwerking met Amsterdam en
eenige Gooische gemeenten 2.000.000 zullen vo-
teeren, mag trouwens terecht verwacht worden,
dat ze ook Bergen, dat zelfstandig naar verhou
ding reeds zoo'n belangrijk offer bracht, niet in
den steek zullen laten. Het behoud van het Ber
gerbosch is daarvoor een te groot Provinciaal be
lang.
Het geluid, dat de heer Thomassen ten aanzien
van den niet gewilden geprojecteerden weg laat
hooren, is ons niet minder sympathiek, waar hij
belicht, dat deze weg er niet kan komen, zoolang
de gemeenteraad, die dezen weg afstemde, niet
van meening verandert.
De heer Thomassen bepleit voorts en dit is
niet minder sympathiek voor de Euwigelaan en de
Komlaan, als deze zal zijn doorgetrokken een
uitkeering uit het wegenfonds, opdat de gemeente
Bergen, die voor de wegen doet, wat van een ge
meente van deze grootte redelijkerwijze verwacht
kan worden, in staat wordt gesteld op ander ge
bied iets te ondernemen, wat nu haar krachten te
boven gaat.
Dat ook om wetenschappelijke redenen het be
houd van het bosch zoo zeer gewenscht is, kan
blijken uit een schrijven, dat het Comité mocht
ontvangen van den heer W. J. Lutjeharms, as
sistent aan het Rijks Herbarium te Leiden.
Het schrijven luidt als volgt:
Het zij mij vergund, u langs dezen weg mijn
hartelijke belangstelling in, en warme sympa
thie met uw streven tot behoud van het Ber
gerbosch, te betuigen.
Het behoud van het bosch is voor de ge
meente Bergen in de eerste plaats een econo
misch belang, omdat veel van de aantrekke
lijkheid van het dorp aan het bosch te danken
is. Behalve dat, is het behoud van het bosch
ook een wetenschappelijk belang. Hoewel oor
spronkelijk helaas niet het rijkste, is het Ber
gerbosch een der laatst overgeblevene, karak
teristieke binnen-duinrand-bosschen. Waar
reeds gemeenten als Wassenaar, Bloemendaal
en Velzen voorgingen in de schending van de
ze natuur-historische documenten, door ze om
te zetten in vriendelijke villa-parken, waar
door ze niet alleen hun aantrekkelijkheid,
maar ook hun wetenschappelijke waarde ver
loren, en deze gemeenten niet het minste de
den voor het behoud van althans enkele van
die terreinen in oorspronkelijken staat, is het
te wenschen, dat de gemeente Bergen dit
laatst overgebleven binnenduinrand-bosch van
eenige uitgestrekheid, ongeschonden zal bewa
ren. De aanleg van een grooteren verkeers
weg door dit terrein beteekent het begin van
zijn ondergang. Wel is waar is het Berger
bosch niet in 't bezit van een zeer karak
teristieke flora van hoogere planten, maar de
rijkdom aan lagere planten (mossen, padden
stoelen) en verschillende diersoorten (vogels,
insecten), maken, I dat het behoud van dit
bosch een wetenschappelijk belang is. Daar
naast bestaan natuurlijk andere belangen, zoo
wel van economischen als ideëelen aard,
waarover echter anderen dan ik, beter kunnen
oordeelen.
Dat (op enkele uitzonderingen na) niet al
leen van overheidswege, maar ook van acade-
mischen kant (diesrede van den rector-magni-
ficus van de Utrechtsche Universiteit op
26 Maart j.l.) maar al te weinig het belang
wordt ingezien van het behoud van natuur
terreinen in oorspronkelijken staat, is ten
zeerste te betreuren. Het is derhalve noodig,
dat van particuliere zijde voor dit behoud
wordt geageerd, en als zoodanig is het stre
ven van uw comité ten zeerste toe te juichen.
Het is daarom te hopen, dat uw comité er in
slagen zal, de plannen die het Bergerbosch
bedreigen, in een andere richting te wenden.
Bergenaren en Gasten, draagt toch spoedig een
steentje bij om het bezit van dit bosch aan de ge
meenschap te verzekeren. Alleen wanneer het
Comité er in slaagt de toegezegde 10.000.bij
een te brengen, kan met recht tegenover de over
heid getuigd worden, dat de wil van de bevolking
eischt, dat de gelden voor den aankoop beschik
baar worden gesteld. Wij vragen u ook uw steun
te verleenen, doch aarzelen niet te betoogen, dat
dit uw plicht is. De hoegrootheid van het bedrag
kunt gij zelf bepalen en wij nemen het niemand
kwalijk, wanneer hij daarbij rekening houdt met
het vele, dat tegenwoordig gevraagd wordt. Wie
van het bosch gebruik maakt, of door het daar zijn
van het bosch voordeelen geniet, doordat er gas
ten naar Bergen komen, waaraan verdiend wordt
en dit geldt voor alle Bergenaren, ook voor de
ambachtslieden, aangezien er alleen opdrachten
kunnen worden verstrekt als er verdiend wordt
mag niet willen, dat alleen anderen voor het
behoud van het bosch bijdroegen.
De gasten gelieven te bedenken, dat zij met dit
cultureele streven hun instemming behooren te
betuigen, omdat het behoud van de schoonheid
van Bergen hun niet onverschillig kan zijn.
Zij kunnen hun bijdragen aan de volgende adres
sen doen toekomen: Mr. H. Judell, van Reenen-
park, D. A. Klomp, Nesdijk, Informatiebureau
V. V. V. of aan het Gemeentehuis.
In de Hotels en groote Pensions, alsmede bij
Passer te Bergen aan Zee en de boekhandelaren
Sandstra, de Haan en Schoelink te Bergen Binnen
zijn ten behoeve van den aankoop van het bosch
voorts steunbonnen a 1.te bekomen. Geen
gast, die prijs stelt op de dankbaarheid van de
Bergenaren, mag zonder zoo'n bon te hebben ge
kocht Bergen verlaten.
UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET
SCHAAKSPEL.
Menigeen is een hartstochtelijk schaakspeler,
doch heeft weinig tijd of gelegenheid de geschie
denis van het meest interessante verstandsspel te
bestudeeren.
Het schaakspel was oorspronkelijk een oorlogs
spel en afkomstig uit Indië, zooals ook taalkundig
is vastgesteld. Van -Indië kwam het naar de Ara
bieren en door hen naar Spanje, in de 6e eeuw,
van waar het zich geleidelijk over Europa ver
spreidde.
Mededeelingên over het schaakspel in Europa
Zijn uit de 12de eeuw, want de vertelling van het
schaakspel van Karei den Groote is als een le
gende vastgesteld. Een graaf van Frankenstein
liet in 1180 „drie schaakspelen met ivoren stukken
na". Van dien tijd af'zijn de berichten over het
schaakspel talrijk.
Meestal werd het eenvoudige, thans nog be
oefende schaakspel met acht maal acht velden ge
speeld. De variëteiten als „courierspel", groot
schaak, „rond schaak" zijn meestal, zij het dan
geen ééndagsvliegen, toch wel honderjaar-vliegen
gebleven. i
Wat de overlevering der figuren betreft, zoo be
grijpt men dadelijk, dfit men in het Oosten, met
het oog op de positie Van de vrouw, geen koningin
had, doch wel veldheer, vizier. Als motief voor
het gebruik van de „koningin" in het schaakspel
van het Westen zegt Selenus (1616) in zijn groot
en zeldzaam schaakboek, „het schaak- of konings
spel", „omdat de vropwen de harten der soldaten
deden gloeien", of „daar naast den koning geen
persoon in hooger aanzien stond dan de koningin
Een andere lezing van het geval, afkomstig uit
Zuid-Europa, was, dat de aanduiding „dame'
(dama) een hoffelijkheid der ridders van Provence
tegenover de dames was. De pionnen werden
vroeger schutters, raadslieden, bisschoppen ge
noemd, de paarden rendieren, ridders of ruiters.
De kasteelen behielden nog lang den naam van
rokh. roche, vandaar rockade. Vóór 1525 is van
de aanduiding „kasteel", ook in het Westen, ner
gens sprake. De schaakproblemen zijn sinds de
tijden der oude Indiërs, dus sinds 1500 jaar, bijna
steedsdezelfde gebleven. Het doet eigenaardig
aan, wanneer bijv. in 987 Ibn Anadin zes vervaar
digers van schaakboeken noemt, van wie er
slechts twee over eindspelen hebben geschreven.
Van de groote werken worden gereleveerd: de
Arabische schaakcodex van 1257, een schaakcodex
van Kaïro van 1378, het schaakwerk van Alphon-
sus den Tiende van 1282, het Latijnsch-Picardisch
schaakboek van Nicolaus van St. Nicolai.
Het verlangen ook op reis het edele spel te
kunnen spelen, hetwelk in onze dagen aanleiding
was tot het maken van reisschaakborden, was er
vroeger ook. Lodewijk XIII van Frankrijk nam in
zijn reiswagen een kussen, waarop de velden wa
ren geborduurd, mede. De stukken werden met
een speld daarin gestoken.
Menige sterke schaakspeler zal het, met het oog
op het betalen van belasting, betreuren, niet in
den tijd van 870 in het Oosten te hebben geleefd.
Daar maakte een hooge belastingambtenaar, wan
neer men reclameerde, de beslissing afhankelijk
of de reclamant goed kon schaakspelen of niet.
Het op iederen beginneling grooten indruk ma
kende „blindspel" maakte ook vroeger indruk.
Zoo werd reeds van een schaakspeler, die in 714
te Ispanhan stierf, gezegd, dat „hij, zonder het
schaakbord te zien, schaak speelde. Selenus maak
te melding van eenige dergelijke gevallen van een
'lurk, die in 1266 te Florence heeft gespeeld en het
van zijn tegenstanders won.
ANECDOTEN.
AFDOENDE.
Toen Koster de leiding van 'tWeener Burg
theater op zich nam, merkte hij tot zijn schrik, dat
bij de generale repetities allerlei vervelende ele
menten genoodigd werden. Dat was zoo 't gebruik.
Koster besloot dit gebruik af te schaffen. Dat ging
allesbehalve gemakkelijk. Bij niemand vond hij
steun. Toen kwam hij eindelijk op een prachtigen
inval. Schijnbaar schikte hij zich in 't aloude ge
bruik. Op de eerstvolgende generale repetitie ver
schenen weer tientallen snaterende onkundige ge-
noodigden.
De generale begon, maar na 't eerste tooneel
zei Koster:
't Tempo bevalt me niet. Ik heb 't me bree
der, langzamer gedacht, We zullen 'teens anders
probeeren. Nog eens van voren af aan.
In het begin vonden de genoodigden 't wel aar
dig, maar Koster liet de scène twee, drie, vier,
vijf maal overdoen.
Ten zeerste verbaasd, trokken de genoodig
den af, en toen de laatste verdwenen was, zei hij:
Ziezoo, nu begint de generale.
Spotoni, directeur van de Berlijnsche opera,
werd eens uitgenoodigd om op een groot muziek
feest buiten Berlijn te dirigeeren. Spotoni nam de
invitatie aan.
Als de vermaarde componist zich bij zulke gele
genheden vertoonde, droeg hij steeds talrijke orde-
teekenen, die hij in den loop der jaren ontvangen
had. Ook op dit muziekfeest had hij zijn lintjes,
sterren en kruisjes niet vergeten. Toen hij trotsch
en gebiedend als een machtig alleenheerscher, zijn
plaats voor het orkest innam, kon één der musici
niet nalaten zijn buurman aan den volgenden les
senaar in te fluisteren:
Kijk eens, wat een onderscheidingen hij
heeft!
Ja, fluisterde de ander, en Mozart had er
niet één.
Spontoni had het gesprek gehoord; hij wendde
zich naar beide violisten en zei op denzelfden
fluistertoon:
U hebt gelijk maar Mozart had er ook
geen noodig!
Daarna hield hij zijn dirigeerstok op om de Don
Juan-ouverture te leiden
NACHTMERRIE.
De zeer geleerde professor had zich geruimen
tijd grondig bezig gehouden met ingewikkelde
vraagstukken in zake de hoogere wiskunde. Der
halve had hij ten volle recht op het middagtukje
dat hij daarna ondernam.
Korten tijd echter nadat hij in slaap moest zijn
gevallen, vernam men hartverscheurende kreten,
die uit de slaapkamer kwamen.
Zijn vrouw kwam ijlings toesnellen en vond hem
in halfwakenden, verwilderden toestand.
„Wat is er in 's hemels naam met je gebeurd?"
vroeg zij ongerust.
„Lieve vrouw ik heb zoo afschuwelijk ge
droomd!" antwoordde de professor in de hoogere
wiskunde zwakjes, terwijl hij zijn nat voorhoofd
bette. „Ik droomde, dat onze kleine Wimpje een
negatieve breuk was onder een worteltrekkings-
teeken en daar kon ik hem maar niet onder
vandaan krijgen!"
Beethoven was er maar moeilijk toe te brengen
zich ergens in gezelschap te vertoonen. Hij bleef
liefst thuis.
Een beursman, die steeds snoefde op muzikale
talenten van zijn neef en dezen liefst met één slag
beroemd wilde hebben, wist Beethoven te bewegen
een avondfeest te bezoeken, waarop de aanstaan
de beroemdheid een paar van z'n eigen liederen
zelf begeleidde. De vrienden putten zich uit in
complimenten. De stralende gastheer wendt zich
tot Beethoven:
Nu mijnheer van Beethoven, wat is uw oordeel?
't Gaat wel. Er was iets goeds in, er waren ook
minder goede dingen in, antwoordde de man dood
ernstig.
Nederig vroeg toen de Maecenas: Wat vond gij
dan minder goed? De muziek, was het korte af
doende antwoord.
Zoo, zoo. Maar de jongen moet toch heel ta
lentvol zijn, hield de ander aan.
En Beethoven altijd nog onverstoorbaar, terwijl
allen ademloos naar zijn uitspraak luisterden:
Voor een dilettant speelt hij niet eens onhandig.
Hij kan het misschien nog best leeren.