Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode 21e Jaargang. No. 5. van ZATERDAG 28 JUNI 1930. DERDE BLAD DE MOLENS TE BERGEN. Toen de oud-burgemeester, de heer J. van Ree- nen, de vorige week als voorzitter van den Oud burger-Polder, het Centrale Gemaal in den Noor- der-Reker en Mangelpolder opende, werden wij getroffen door de woorden: „Met een weemoedi gen blik kijk ik naar de nog drie staande gebleven windwatermolens, die zeker wel drie eeuwen ach tereen hun werk hebben verricht, maar waarmede de ingelanden niet meer tevreden zijn." Ook wij wierpen toen onwillekeurig een blik op de drie in het Noord-Oostelijke Polderland in de gemeente staande molens en werden opnieuw ge troffen door de schoonheid van den watermolen in het Hollandsche landschap. Onwillekeurig zal men de vraag stellen, of het wel noodig was, dat wat gedurende drie eeuwen de menschen heeft voldaan en zeker nog goede diensten kan bewijzen, te laten plaats maken voor een zielloos machinegebouwtje, dat eerder de schoonheid van het landschap schaadt, dan het verhoogt. Enthousiaste schoonheidsbewonderaars zullen, zonder nader onderzoek, in het sloopen van de oude vaderlandsche molens al spoedig een daad van gewinzucht der plattelandsbevolking zien en gaan spreken van een vandalisme, dat niet spoedig genoeg met krachtige middelen kan worden be streden. Wie echter iets meer met den land- en tuin bouw bekend is, weet, dat de wetenschap aan deze bronnen van ons volksbestaan tegenwoordig ge heel andere eischen stelt dan vroeger het geval was. Hoofdzaak is thans n.l., dat men ten allen tijde den waterstand van het land in de hand heeft en met den windwatermolen is dit nu eenmaal niet mogelijk, omdat men daarmede nu eenmaal niet kan uitmalen wanneer er geen wind is. Waar bovendien de mechanische bemaling het mogelijk maakt om op een centraal punt te verrichten, wat de molens op tien en meer plaatsen gezamenlijk doen, daar kwam het tevens vast te staan, dat de mechanische bemaling boven de bemaling met den windwatermolen economische voordeelen geeft, Men kan het den boer niet kwalijk nemen, dat hij thans doet, wat de industrieel vóór hem reeds veel eerder heeft gedaan. In het verdwijnen zijn de ko ren- en fabrieksmolens reeds lang de watermolens voorgegaan. De vermechaniseering van den landbouw is niet zoo snel gegaan als die der industrie. Op dit ge bied heeft de landbouw nog een grooten achter stand in te halen. Vooral in de na-oorlogsjaren werd daaraan echter hard gewerkt en zijn er reeds belangrijke resultaten bereikt. Wanneer de Ne- derlandsche landbouwer zich wil handhaven op de wereldmarkt en geen Hollander kan ontkennen, dat het nationale belang dit vordert dan zal hij de voordeelen, die de wetenschap hem in de uit oefening van zijn bedrijf biedt, op straffe van on dergang, hebben te aanvaarden. Men doet de boe ren onrecht, als men zich op het standpunt stelt, dat zij geen oog hebben voor de schoonheid van het landschap. Een boer is vaak grooter opmerker van de schoonheid van het landschap, al spreekt hij er heel weinig over, dan menige stedeling, die er een moment den mond vol van heeft, doch zich sion- aten. inen. ert. ENT. DE „REKER MOLEN'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1930 | | pagina 9