bloemencorso, dat terecht in het land een zekere vermaardheid veroverde. Voor dit corso werd reeds de toezegging tot deelname verkregen van een zestal vereenigingen, terwijl velen, die tot nog toe met een mooi nummer uitkwamen, al aan het werk zijn getogen om den naam van Bergen wederom hoog te houden. Voorheen kwamen ook verschillende gasten met een groot of klein nummer uit en niet alleen met veel succes, maar ook met groote voldoening voor hen zelf. Wij hopen, dat ook ditmaal verschillende gasten hetzelfde zullen doen. Wij kunnen hun de verze kering geven, dat het voorbereiden van een num mer op zich zelf reeds een groote voldoening geeft. Moge onze gasten ook in.dit seizoen in Bergen en Bergen aan Zee vinden wat zij verwachten en moge financieel het seizoen voor onze hotel- en pensionhouders en middenstanders die resultaten geven, die evenredig zijn aan hun moeite. NIEUW LEVEN IN BERGEN'S HERTENKAMP. Ja, er is nieuw leven gekomen in onzen herten kamp, daar er een vijftal jonge herten zijn gebo ren, die beweging brengen in de afgepaalde ruim te. En hollen, dat de jeugdige dieren kunnen reeds op twee- of driedadigen leeftijd! Geen oude haas die het ze verbeterd, 't Is leuk goedje. Zoo, uit hun slaapje vandaan, springen ze overeind en vliegensvlug hollen ze het veld op en neer, dik wijls met alle vier pooten tegelijk van den grond. Hieruit spreekt reeds de vlugge aard, ook van de oude herten, die in vrijheid, leven en dan door ja gers achtervolgd worden. We denken aan de Veluwe, waar er nog vele zijn, doch de echte wilde aard vindt men ook daar niet, omdat ze des win ters meermalen gevoederd worden. Ze zijn dan ook in den jachttijd niet zoo moeilijk te schieten als in de groote bosschen van Duitsch- land en andere streken. Toch is het een raadsel, hoe men er nog toe kan komen, om deze keurige dieren te schieten. Als men de herten in ons park ziet en men ziet dan in de mooie, trouwe gazellenoogen, dan kan men zich moeielijk voorstellen, dat men hierop het ge weer kan richten. En vooral nu, wanneer men ziet, hoe trouw de moeders op haar jongen passen. Dan komen de jonge dieren in snellen loop naar de hinden, wanneer deze haar roepstem laten hooren en dadelijk plaatsen ze een der achterpooten naar achteren, wat beteekent: neem, wat in mijn aders vliet! Bijna steeds werpt een hinde maar één jong, een tweeling is een vrij groote zeldzaamheid. Elke hinde kent onmiddellijk haar jong, door er even aan te ruiken en zal nimmer het kind van een andere hinde aan zich laten zuigen. Dat is hetzelf de, wat men bij schapen en geiten ziet. Trouwens hebben deze dieren ook vele famiHe-eSgenschap- pen gemeen: ze behooren allen tot de tweehoevige en herkauwende dieren. Onze hertenkamp trekt tegenwoordig de aan dacht van velen en wel het meest van de gasten, die hier weer in toenemend aantal verblijven. En de mooie, dartele, jonge diert'es vragen de meeste bewondering. Ook zijn de bokken weer mooi. Ze hebben voor eenigen tijd het gewei verloren en dat groeit nu weer mooi uit. Elk der beide getakte horens vormt eeh tak meer dan in het vorig jaar, zoodat men er aan kan zien, hoe oud deze dieren zijn. Deze horens komen dus lang niet overeen met die van het rund. Op het voorhoofdsbeen vormt zich aan beide zijden een lage uitgroeiing, die rozenstok wordt geheeten, die door de huid overtrokken is. Er vormen zich twee uitwassen, waarvan ten slotte de huidlaag verdroogt. Deze wordt tegen palen en boomstammen afgewreven (geveegd). In het eerste jaar is het gewei onver takt, waarnaar dan het hert spieshert genoemd wordt. In het tweede jaar is elke horen gaffel vormig en spreekt dan van een gaffelhert. In het derde jaar is het gewei een zesender, omdat elke horen drie takken heeft, in het vierde jaar een achtender, enz. Een zestienender zou dus acht jaar oud zijn, doch deze behoort tot de zeldzaam heden. Vroeger kwamen meermalen 26-enders voor. Bij guur weer, schraal voedsel en ziekelijk heid kan het gebeuren, dat een hert met een gelijk of zelfs minder aantal takken aan elk der horens Verschijnt, dan in het vorig jaar, zoodat men niet steeds zeker den ouderdom kan afleiden uit het aantal takken. Over het geheel zijn de herten goedig van aard, doch in den bronstijd kunnen de bokken zeer op gewonden zijn en dan zijn ze gevaarlijk. Het jonge hert is roodbruin met verscheidene witte vlekken in rijen langs rug en zijden. Zooals gezegd, krijgt de hertenkamp tegenwoor dig veel bezoek van menschen, die oud brood en ander tafel-afval meebrengen voor de goedige die ren, die het gaarne voorzichtig uit de hand aanne men. En dan is het een genot even plaats te nemen op een der banken, die in het Van Reenenpark ge plaatst zijn, om de vertegenwoordigers van Cervus élaphus in hun bewegingen gade te slaan, vooral de rennende loop der jongen te zien. Maar ons hertenpark zou nog mooier kunnen zijn als men er eenige zwanen, een paar pauwen en enkele fazanten in liet wonen. Waar tegenwoor dig zooveel geld beschikbaar gesteld wordt tot het behoud van Bergen's bosschen en verder natuur schoon, zou men met een klein bedrag het hart en middelpunt van onze Gemeente nog veel mooier kunnen maken, dan het reeds is. Van vogels ziet men er tegenwoordig niet veel anders dan kauwen en musschen, die dikwijls de hap'es, voor de herten bestemd, weten te bemachtigen. Het is dan ook wel aardig te zien, hoe deze dieren met vlugge be wegingen het een of ander tusschen de herten we ten machtig te worden. Trouwens weten de kau wen nog wel meer v^n de herten te profiteeren, want in het voorjaar ziet men ze dikwijls op de ruggen der vlugge viervoeters, om de losse, uitval lende haren te plukken, die weer een warme be kleeding vormen voor de nesten der zwarte vogels. Zoo valt er ook bij deze dieren veel op te mer ken, als men er maar een geduldig en speurend oog voor heeft. ONGESCHONDEN BEHOUD VAN HET BERGERBOSCH. Sedert weken en maanden hooren wij over de ongeschonden behouding van het Bergerbosch als natuurmonument en over de sympathie welke bij ieder weldenkend Bergenaar en gast moet heer- schen omtrent het pogen om hetgeen er nog aan bosch en heide over is, te bewaren, nadat er door velen aardige en fleurige erfjes zijn aangelegd, waar eertijds kreupelhout of vroeger grasland werd aangetroffen. Sedert het jaar 1S16 vertoef ik iederen zomer te Bergen en zie elk jaar het niet bebouwde bosch overal in kwaliteit achteruit gaan, zoodat het mij vreemd aandoet nu nog over het ongeschonden behoud te hooren spreken. Ik heb de gewoonte, wanneer ik van mijn woning aan de Renbaanlaan naar het postkantoor ga, ten einde den met scher pe basaltbrokken geplaveiden rijweg en de stoffi ge voetpaden te vermijden, den weg te nemen door het boschlaantje tusschen de spoorbaan en de achterzijde van de erven aan de Hoflaan. Ik ben hier dit jaar met Pinksteren gekomen en zag eerst een jongen berk en daarna een lijsterbesstam om getrokken en afgebroken. De takken van de linde- boomen dienen als schommel of zweefrek en bre ken bij voortgezet gebruik af. Wie bladaarde of tuingrond noodig heeft,, graaft den. grond af en ontbloot de wortels van de boomen, en zoo ver armt en verdwijnt het boschje zienderoogen, zon der dat er een goed onderhouden erf voor in de plaats komt. Wanneer het publiek van de wandeling uit het bosch huiswaarts keert, slepen vélen, al naar ge lang van het jaargetijde, brem, lijsterbesbloemen of bessen, meidoorn enz. mede en hebben dan nog gelegenheid om langs de afrasteringen de wilde rozen te plunderen. Het is niet geraden, zelfs een schuchtere opmerking te maken, want daartoe schijnt niemand, zelfs de eigenaar niet, gerechtigd te zijn. Zoolang er nog zoo door plaatsgenoot en vreemde in de bosschen gehandeld wordt, moest men liever niet van een „ongeschonden behoud van een reservaat" spreken, zonder moeite te doen om het bestaande inderdaad te beschermen. De. C. PRINSEN GEERLINGS. Villa Kagok, 29.6.'20 Hetgeen Dr. Prinsen Geerlings laakt, moet ook o. i. worden tegen gegaan. Dit is in hoofdzaak een kwestie van innerlijke beschaving en zoolang deze innerlijke beschavingjnog door velen wordt gemist, doet men goed tegen ;de vernielers, hetzij inwoners of niet-inwoners, krachtig op te treden en niet te volstaan met schuchtere opmerkingen. Als men dit alleen niet af kan, moet men maar een beroep doen op andere goedwillenden. Het stukje bosch waarover inzender schrijft, be treft een mooi stukje oud bosch, dat particulier bezit is en inderdaad te lang verwaarloosd is. De actie van het ónggsghonden behoud van het Bergerbosch is ingezet, omdat door het aan te koo- pen bosch op het provinciaal wegenplan een weg voor doorgaand verkfeer was geprojecteerd en men zich terecht op het standpunt stelde, dat het tot stand brengen van dezen weg, een schending van het bosch beteekenrje, wat geenszins de eerste daad met het bosch van de overheid mocht zijn. Nu het bosch bezit van de gemeenschap is ge worden, wordt het mogelijk met meer kracht de vernieling van het bosch tegen te gaan. Wij zijn overtuigd, dat Dr. Prinsen Geerlings met zijn stukje alleen beoogt, tegen de vernielers van het bosch op te komen en geenszins wil betoo- gen, dat de actie van het comité voor het onge schonden behoud van het bosch niet op zijn plaats is. Ter staving van dé ze meening deelen wij mede, dat ook Dr. Prinsen Overlings het comtié voor den aankoop van bet bcSch een flinke bijdrage deed toekomen. Wij hopen, dat meerdere gasten zijn voorbeeld zullen volgen. RED. WAT BLIJFT ER VAN EEN BERICHT OVER. Een bericht is een wonderlijk ding. Wie het voor iets doods houdt, heeft het mis. Een bericht leeft en het groeft. Hoe verder het loopt, hoe grooter het wordt. Het gaat van nieuwsbureau tot nieuwsbureau, van krant tot krant, van stad tot stad, van land tot land. Maar het groeit sneller dan mensch of dier. Een kind herkent men niet meer na vijf jaar, een hond na een jaar, van een bericht zou men na een week al zweren, dat men het nooit te voren gez'en had. Neem het bericht van het ongeluk op het Kager- meer en volg het in al zijn phasen. Dan krijgt u ongeveer het volgende: De ex-keizer maalite met een gezelschap in twee booten een tocht op de Kagerplassen. Plot seling had 'op een dei booten, waarop de ex-keizer zich niet bevond, een ontploffing plaats. Vijf per sonen hadden brandwonden gekregen. De ex- keizer voer onmiddellijk naar de plaats van het ongeluk en bood hulp. (Hollandsche bladen). De ex-keizer, zijn vrouw en vele leden van hun gevolg maakten een boottocht op het Meer Kaag bij Leiden, Plotseling vloog een der booten in de lucht. Er zijn vijf zwaar gewonden, voor wier le ven gevreesd wordt. (Fransche bladen). Koelbloedigheid van Wilhelm II kenmerkte een noodlottig drama, dat op een der schilderachtige meren bij Den Haag, Skager Meer geheeten, plaatsgreep, waar hij met zijn vrouw en eenige gasten roeide, toen de motor van een passeerende boot ontplofte. Volgens een niet-bevestigd gerucht zou de ex-keizer zwaar gewond zijn. (Engelsche bladen). Volgens een bericht uit Londen is Wilhelm II van Hohenzollern gewond bij een ontploffing aan boord van een motorjacht in het Skagerrak, na een botsing met een ijsberg. Men vreest voor zijn le ven. (Spaansche bladen). Communisten worden verantwoordelijk gesteld voor een driesten aanslag op het leven van Wil helm II, die, zooals men weet, sedert den oorlog op een kasteel te Amsterdam woont. Hij maakte dezer dagen met een luxe-stoomer een tocht door het Skagerrak, toen plotseling enz. (Ameri- kaansche bladen). Volgens een bericht uit New-York is het prach tige kasteel te Amsterdam, waarin de Duitsche keizer woonde, en dat na den slag bij Doggersbank „Skagerrak" heette, door anarchisten opgeblazen. De geheele hofhouding is omgekomen; de keizer ligt zwaargewond in het ziekenhuis te Dorn, de Hollandsche hoofdstad. (Japansch blad). VECHT BROEDERS! Temidden van zijn vele broeders Stond een lindeboom; Hij zag met vreugd de lente komen, Maar 't was een droom. Hij wilde zijn als andere boomen, Sterk, fier en forsch, Maar kinderen hadden hem ontnomen Zijn sappige schors. De lente kwam, maar aan zijn takken Kwam geen blaadje meer. Wel voelde hij de zonnestralen, Maar 't deed hem zeer. En in den rijken, blijen zomer Tooide het groen hem niet, In volle pracht, zooals zijn broeders; Hij stierf van verdriet. Hem was zijn ideaal ontnomen; Hij moest het zich bedaard Gebeuren laten; maar het leven Was hem niets meer waard. Vecht, broeders, in uw jonge leven, Als men brutaal Uw dierbaarste bezit wil rooven: Uw levens-ideaal! Fr. OTTEN. GRAPPIGE SCHOOLFOUTEN. In „De Chineesche Onderwijzer" vonden wij 't volgende: Wij veroorloven ons eenige citaten uit een werk je, getiteld „A selection of schoolboy Howlers", verzameld door Colen Millwaine. Koning David was volgens een der leerlingen beroemd vanwege zijn catapult. Als hij een gebrek had, vindt deze jonge man, dan was het een lichte neiging tot echtbreuk. Willem van Oranje werd volgens een andere knaap zoo genoemd, omdat hij zoo'n zuur humeur bezat. Jeanne d'Arc werd heilig verklaard door Ber nard Shaw. Volgens een andere leerling was zij de dochter van Noach. Raleigh wordt ons geschetst als de uitvinder van aardappelen, tabak en de fiets. Miilton is de dichter van „Het Paradijs verlo ren". Toen zijn vrouw stierf, dichtte hij: „Het herwonnen Paradijs". Coleridge was een gepensionneerd zeeman, die aan poëzie ging doen. (N.B. Coleridge is de dichter van „The anciens mariner"). De Pauselijke Bul („The Papal Bull) was een koe, gehouden in 'tVaticaan, om de kinderen van den Paus te voeden. Volgens anderen was de Pauselijke Bul een stier, door den Paus in de Inquisitie gebruikt, om Pro testanten te verpletteren. Na den dood van Frederik Hendrik had deze weinig invloed meer. Tenslotte nog eenige fouten die, óf onvertaal baar, öf in 't Engelsch grappiger zijn. Leafaring men in the habit of drinking are liable to collide with others vessels. Tree Trade is better thans detection. Most of the United States are Situated in Ame rica. GRAPJES. Zij: Schrijf alles maar op de rekening, mijn galant zal ze wel betalen. Goed, juffrouw, de mijnheer van Woensdag of Zaterdag? Ik hoor dat de zaak van je concurrent van nacht tof den grond toe is afgebrand. Ze zeggen dat je den brand van ver kon zien. Ja, van heel ver. Ik heb hem al zes maanden geleden zien aankomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1930 | | pagina 10