f44 - i fit f r f 4=4 r r r j ij. ii j ij- 1 Jlj fji ;'lr tf r'r lj J jT 1 J fhf p J 'r 1 r r J r IJ'J r N jj j- ^1 j <■-JI j JVj J1 H', Ml |'1 J T J =J=i t~TT t^Ccl tcdOul -vcu-1. d IM-t. /^jL. TTh. ft CCaaXax- - Vëüvi,.) 3kU Lit iti Onutx iffvlojl (iltvtifyaAA-xan din/ tui - mir V tu 7 - J l -1—jij Historische Anecdote. cXkel^b V.M. i»C-Vl- |H. (J'- iO$( s 1 ff 1 I r vvkJ, Lh> v« i.H-t ;um/vui<i«p. J* ij«-" imJlot-'fi louvil.'ifi Id hditjdt llui/jcJ ■4eiv? Jê/w t4v txJ OMMnIhrrx-y VM h\n u#> mxLuUovJxM-J OrvOjUinJ^ De knotwilg. Meneer A (een foto bekijkend): Wie van de beide dames, links of rechts van den knotwilg, is uw vrouw? Meneer B: De middelste. Vader had het zelf gezegd. Een onderwijzeres vroeg de klas het woord „vrijgezel" te verklaren en was verwonderd de volgende omschrijving te hooren van een klein meisje: Een vrijgezel is. een zeer gelukkig man. Waar heb je dat geleerd? vroeg de juffrouw. Ik heb het mijn vader dikwijls hooren zeg gen, juffrouw, was het antwoord. De schatbewaarder. Ze waren van hun huwelijksreis teruggekeérd in hun aardig, gezellig huisje. Wat wil jij nu zijn, vroeg hij. President? Neen hoor, ik ben wel tevreden met een on dergeschikt baantje. En wat is dat dan wel? Schatbewaarder, lachte ze. Modern kind. Bij het teeken-onderwijs hebben de leerlingen tot opdracht gekregen uit hun hoofd zonder voor beeld een huis te teekenen. Jantje's huis was niet kwaad, maar de schoor steen ontbrak er aan. Je hebt iets vergeten, zegt de onderwijzer. Jantje begrijpt niet wat dat kan zijn. Denk nu eens goed na, probeert de onder wijzer hem te helpen, wat ontbreekt op geen enkel huis. Maar meester, roept nu Jantje begrijpend uit, ,'n hypotheek kan men toch niet uittee- kenen. Haastig gebakerd. Hij: Als ik ga geef ik je een kus. Zij: Maak dat je wegkomt! De troost. Ik hoor, dat je je vrouw verloren hebt bij een auto-ongeluk. Ben je al getroost? Nog niet. De verzekeringsmaatschappijen betalen tegenwoordig zoo langzaam uit. Er is den laatsten tijd héél wat over den thans tachtigjarigen Edison gepubliceerd. Laten wij die mededeelingen aanvullen door in deze rubriek te vertellen hoe de beroemde uitvinder de vrouw vond, met wie hij vele jaren gelukkig heeft geleefd. Op een dag, dat Edison achter den stoel van miss May Stillwell, een op zijn kantoor werkzaam zijnde jongedame, stond, draaide die zich met een ruk om. Dat dacht ik wel, mompelde ze en hervatte meteen haar arbeid. Wat dacht u wel? wenschte de baas te we ten. Dat u daar stond. Hoezoo? Ja het is gek, maar ik voel altijd intuïtief, dat u in mijn nabijheid bent. Nauwelijks had May dit gezegd of Edison boog z'ch over haar heen en zei: Juffrouw Stilwell, ik heb den laatsten tijd véél aan u gedacht en enfin, als u mij wilt hebben, zou ik graag met u willen trouwen. Maar mister Edison, nooit in mijn leven Ik begrijp het, kind, ik begrijp het. Nooit in je leven heb je gedacht, dat die stijve, vervelende baas van je met zoo iets voor den dag zou komen. Maar denk er eens over. Bespreek mijn aan zoek met je moeder en laat mij zoo gauw mogelijk weten hoe je over de zaak denkt. Als je mij ac cepteert zouden wij eventueel aanstaanden Dins dag kunnen trouwen. Den volgenden dag gaf miss Stillwel den baas het jawoord en precies negen dagen later deed ze als mevrouw Edison haar entrée in de bescheiden villa, die haar echtgenoot toentertijd zijn eigen dom mocht noemen. Toen het jonge echtpaar zijn woning had bereikt, zei Edison tegen zijn vrouw: Beste kind, maak het je gemakkelijk en excu seer mij een kwartiertje. Ik moet even naar het laboratorium, maar ik ben gauw terug. Vier, vijf uur later liep een van de vrienden, die uitgenoodigd was om met den heer en mevrouw Edison op den huwelijksdag te dineeren, door den tuin van de villa. Hij passeerde het laboratorium en zag, tot zijn verbazing, dat er licht brandde. Inbrekers! flitste het door zijn brein. Meteen had hij de deur al geopend. Tot zjjn groote verba zing vond hij Edison aan den arbeid. Maar kerel! riep hij verbaasd, wat doe jij hier? Ik werk. Vandaag? Op je trouwdag? Onthutst keek Edison den vriend aan en riep toen lachend: Kerel, wat een geluk, dat je bent gekomen, ik had waarachtig heelemaal vergeten dat ik sinds enkele uren een vrouw heb.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1931 | | pagina 11