De leden zijn gehouden de instructies van het toezichthoudend personeel op te volgen en zich na het baden direct naar het gereserveerde duinter rein te begeven. Zij mogen in badcostuum niet op het strand blijven vertoeven. Gerekend wordt op de medewerking van de le den ten aanzien van de naleving van dit reglement, het gebruik van het terrein (b.v. niet op de helling van den zeekant loopen) en hetgeen verder voor den goeden gang van zaken noodig is. De Vennootschap zal gerechtigd zijn het lid maatschap vóór dezen bestemden tijd te doen eindigen tegen eene evenredige restitutie van betaalde contributie. Buiten den door de Directie vastgestelden bad tijd mag niemand op het terrein vertoeven, vooral niet des nachts. Er zijn strandtenten te huur a 2.00, 2.50, 3.00, 3.50 en 4.00 per week. DE BADDIRECTIE. MERELS EN ZANGLIJSTERS. Bij het verschijnen van het eerste nummer van „de Badbode" heeten wij U hartelijk welkom, oude bekende en nieuwe bezoekers van onze mooie badplaats Bergen. En waar wij U het eerst op wenschen te wijzen dat zijn de menigvuldige paartjes merels en zang lijsters die we in alle hoeken van onze bosschen aantreffen. Het zal U zeker opvallen dat er aan merkelijk meer zijn dan in vorige jaren. We heb ben hier niet te denken aan een invasie, maar de langzame vermeerdering telt al vanaf den tijd, dat er geen lijsterstrikken meer mochten worden uit gehangen. En het vorig jaar was zeer gunstig voor de vermeerdering, daar er veel bessen groei den, vooral aan de sorbus-boomen en hulsten. Zelfs nu nog vindt men verdroogde besjes aan en kele struiken. De winter gaf weinig vorstdagen, wat den dieren ten goede kwam. De bescherming van vele vogelsoorten is beter geworden in de laatste kwarteeuw en vooral bij de jeugd zijn beschermende gevoelens ontwaakt. Van nesten uithalen bij de jongere generatie is dan ook zoo goed als geen sprake meer. Van en kele oudere menschen kan men nog wel eens van dalisme in dit opzicht constateeren. In hun jonge jaren waren zij gewoon de vogels te bemachtigen en hun eieren weg te nemen, en van die vrijheid kunnen zij maar noode afstand doen. Vooral ook de zilvermeeuwen en enkele andere moerasvogels hebben nog wel van vervolgingen te duchten. Behalve de beide genoemde lijster-soorten, broe den hier ook nog sporadisch de groote lijster, de beflijster en de veldlijster, die we ook in aller be scherming aanbevelen. Wij willen deze vogels niet alleen sparen om hun nut, daar zij zich voeden met allerhande in secten die schadelijk voor het gewas zijn, maar vooral ook, omdat wij ze beschouwen als voorwer pen van verheffing die onze aarde schoon maken en ons leven verrijken. Of geniet men niet volop, wanneer men de montere dieren ziet wippen door het groen wordend geboomte? Vooral kan men ze het beste waarnemen op den bodem, wanneer zij het ruig uiteenkrabben, om te zien of er iets van hun gading aanwezig is; ook is het genotvol, ze bij het nest-maken gade te slaan wanneer ze takjes en kleefstoffen aanbrengen en deze stevig aan elkander weten te verbinden. Ten slotte worden er zachtere zelfstandigheden in het mooie nestkommetje aangebracht, waarop de 4 h 5 eieren een zacht bedje zullen vinden. Na een paar weken komen de jongen te voorschijn en worden dan ijverig gevoed door de ouders. Begeeft men zich dan bij een merelnest eenigszins in bedekking, dan ziet men vrijwel bij beurten het glimmend zwarte mannetje met een zwavelgelen snavel, en het bruingrijze vrouwtje, dat nimmer geel aan den snavel heeft, met het bekje vol voedsel voor de hongerige kleinen, die bijna steeds om eten gapen. We zullen van deze vogels niet veel meer zeg gen, doch we bevelen ze aan in de warme belang stelling van allen die in dit seizoen onze bosschen bezoeken, veronderstellende, dat niemand ooit de schendende hand zal uitstrekken naar de grootste schat, die twee vogels kunnen bezitten. Dan zullen onze bosschen meer en meer dicht bevolkt worden met deze en velerhande andere vogelsoorten, We stellen ons voor in de volgende opstellen nog verscheidene soorten kleine vogels, maar ook planten, rupsen, torren en vlinders van wat naderbij te bekijken. Nu onze bosschen grootendeels het eigendom der gemeente zijn geworden, zullen we zeker nog meer dan eerder moeite doen om dit reservaat zoo schoon mogelijk te doen worden. Ook U tijdelijke bewoners dragen wij deze belangen op en verzoe ken we U het niet te verontreinigen door aller hande papieren, schillen enz. We hopen dan za- men weer een prettige zomer te doorleven en wij zen op dit oogenblik nog op het groot aantal rei gernesten, dat zich bevindt in „de Hooge Boo- men". Er zijn er minstens 200, waarvoor 400 oude reigers gerekend moeten worden, stel in elk nest gemiddeld drie jongen, dan zullen daar ongeveer duizend van deze steltloopers in een kolonie aan wezig zijn. Wacht niet te lang hier een kijkje te nemen, want de jongen groeien snel en vliegen dan met de ouders reeds ver van huis, om daar in slooten en plassen zelf hun voedsel, bestaande uit visschen en kikvorschen, maar ook uit libellen en andere groote insecten, te zoeken. Wij willen dit eerste epistel eindigen met den wensch, dat alle onze gasten in de komende zomer volop genot zullen hebben, van wat Bergen te ge nieten kan geven. J. DAALDER Dz. Anecdoten. Toen ruim honderd jaar geleden de locomotief uitgevonden werd, lachte men, vertelt de ,,Chr. Middenst." over het zeldzame idee van den uit vinder Stephenson. De theoretici bewezen, dat een voortdurende beweging van stalen wielen op rails niet mogelijk was. De Fransche natuurkundige Bernouili bewees wiskundig, dat een voortbewe ging door middel van stoom een ongerijmdheid was. Zijn werk werd door de Parijsche Academie van Wetenschappen bekroond, maar de locomotief nam niet de minste notitie van de theorie en liep toch. Duitsche geleerden bewezen daarna, dat machi ne noch wegen, mensch noch dier den geweldigen luchtdruk zou kunnen doorstaan en aan beide kanten van de rails zou men groote houten schut tingen moeten bouwen, teneinde te beletten, dat de menschen duizelig werden. De directeur van de Duitsche posterijen ging nog verder en be weerde doodnuchter, dat niemand van dergelijke snelle voertuigen gebruik zou maken, omdat toen tertijd niemand de snelpost per diligence benutte, om heel gauw ergens te zijn. De arme drommels van toen moesten nu eens komen kijken. Ook de stoomboot behoort tot de uitvindingen waarom men gelachen heeft. De Engelsche profes sor Lardner bewees wetenschappelijk, dat men eer en gemakkelijker naar de maan kon reizen, dan per stoomschip over den Oceaan. Maar pre cies een jaar later stoomde de „Savannah1' toch den grooten haringvijver over. Toen Benjamin Franklin den bliksemafleider uit vond, stond men in bewondering over deze uitvin ding, maar men lachte den man hartelijk uit. Hetzelfde lot onderging ook de Fransche Inge nieur Lebon, die Parijs van gaslicht wilde voor zien. Men noemde hem een dommen vent, die niet eens wist, dat een lamp zonder katoentje in 'hét geheel niet branden kon. Toen hij later be weerde, dat hij gas kon stoken uit de boomen van het woud, twijfelde men oprecht aan zijn verstand. De uitvinder werd helaas op den dag van Napo leon's kroning tot keizer der Franschen, ver moord, en daarom duurde het nog tot 1818 eer Parijs zijn eerste straatlantaarns kreeg. Dertien jaar vroeger had de stad Birmingham reeds een gasverlichting. Over vliegen heeft men in vroegere dagen her haaldelijk gelachen. De Weensche tooneelspeler dr. Rodolf Tyroli vertelt hierover een fraaie histo rie. waarin Graaf Zeppelin betrokken was. Toen ik in 1899 een uitnoodiging had aanvaard, om als gast op te treden in het Hogtheater te Stuttgart, zat ik des middags aan de table d'hote in het Hotel Marquardt. In een hoekje van de eetzaal zat aan een apart tafeltje een levendig oud mannetje druk te gesticuleeren tegenover eenige officieren. Hij scheen hun iets te verklaren. Ik vroeg aan mijn tafelbuurman, of hij dien heer kende. Deze, een van de meest op den voorgrond tredende regeeringspersonen uit Baden, fluisterde mij toen goedmoedig en op medelijdenden toon toe; Dat is een gek. 't Is Graaf Zeppelin. De goeie man meent dat hij door de lucht kan vlie gen Een poosje geleden heeft men in Leeuwarden een stakend orkest beleefd. Het publiek was ge komen, maar kreeg een leeg podium te zien en de verontschuldigingen van een directie-lid te hooren. Te Philadelphia in de Vereenigde Staten heeft het publiek iets dergelijks beleefd althans daar leek het in den aanvang op maar hier droeg het zelf schuld, Stokowski, de dirigent van het be roemde symphonie-orkest van die stad had er al herhaaldelijk zijn misnoegen over uitgesproken dat vele bezoekers steeds te laat op de concerten kwamen, wat natuurlijk storend werkte. Toen alle mogelijke vertoogen niet hielpen, ging Stokowski tot drastische maatregelen over. Bij een galacon cert was een feestelijk gestemd publiek in de con cert-zaal verzameld. Op het podium zat echter maar één musicus, de paukenist, die met tamelijk onbescheiden lawaai bezig was, zijn instrument te stemmen. Een kwartier verliep, en de menschen begonnen ongeduldig te worden. ,Toen kwam eindelijk Sto kowski aanslenteren en achter hem aan kwamen drie of vier violisten. Langzaampjes werden zij ge volgd door eenige collega's uit de afdeeling der contra-bassen, daarna verscheen een vereen zaamd fluitist. Dit zonderling samenspel begon Stokowski nu te dirigeeren. Op het programma stond een sympho- nie van Bruckner die nogal wat bezetting vraagt. Toen het „romp-orkest" een maat af wat gevor derd was, kwamen de cellisten opdagen, schoven luidruchtig hun stoelen recht en maakten aanstal ten om bij de vereischte passage te gaan meespe len. Tegen het eind van het eerste deel der sym- phonie was op deze manier het orkest langzamer hand compleet geworden en Stokowski had zijn publiek een lesje gegeven dat niet gauw vergeten zal zijn. Overigens blijven voortaan de deuren van de concert-zaal gedurende het geheele eerste deel van het programma dus tot depauze pot dicht. Nog op andere wijze pleegt Stokowski zijn pu bliek op te voeren. Toen eens na het eerste deel van een orkestwerk het publiek applaud'sseerde, draaide de dirigent zich om en hield in gloeiende verontwaardiging een boetpredicatie. Barbaarsch was het, de weergave van een kunstwerk door zulk een lawaai te onderbreken. Het heele han- denklappen was trouwens verouderd. Of het pu bliek dan nooit zou leeren, zich op een concert behoorlijk te gedragen? Geheel beduusd raakten de menschen er van en niemand waagde zelfs zijn keel te schrapen. Toen echter Stokowski zijn woordenstroom deed eindigen en zijn dirigeerstok weer opnam, klonken luide bijvalsbetuigingen. En ook dit lesje heeft uit werking gehad. De gast, die niet kwam. Kardinaal Fesch, oom van Napoleon I, leefde ge heel van de wereld teruggetrokken te Parijs. Hij voelde zich echter verplicht, drie of viermaal in het jaar een galamaaltijd te geven. Voor dit doel zocht hij zijn dischgenooten uit de beambtenlijst. Eens had hij veertig gasten uitgenoodigd; negen en-dertig waren er reeds verschenen. Het werd la ter en later, maar met dineeren werd geen aan vang gemaakt. De kardinaal werd onrustig, terwijl dë gasten van honger lange gezichten kregen. Verwacht u nog iemand, eminentie? waagde iemand te vragen. Ja, ik verwacht nog een senator. Een half uur later vroeg de gast: Eminentie, is de senator misschien ziek? Neen, dan zou hij mij van zijn ziekte verwit tigd hebben. Er gaat nog een half uur voorbij. Excuseer, eminentie, maar hoe is de naam van den senator? Hij heet graaf Laville-Leroux. Maar, eminentie, die is reeds een jaar dood! Nou, dan kunnen wij wel beginnen. Een misverstand. In 1637 ontving de eigenaar van een grossierderij Hervano, te Merseburg, een brief van een zaken vriend uit Amsterdam met een proef van de in Amsterdam snel beroemd geworden koffie. Hij wees er op, dat de koffie moest worden fijn gema len en in water gekookt. De vrouw van meneer Hervano geloofde evenwel, dat zulk een kostbare drank niet met gewoon water moest worden toe bereid, doch nam wat anders en nam daarom 'n krachtige bouillon. De gevolgen moeten buiten gewoon ongelukkig zijn uitgevallen, want in ant woord op zijn schrijven kreeg meneer Hervano kort daarop uit Amsterdam den volgenden brief „daar ik niet langer zaken wensch te doen met iemand, van wien ik grofheden moet hooren als dank voor mijn goeden wil. Wanneer uw geheele personeel na het genot van deze uitstekende kof fie ziek is geworden en u mij daarom 16 grosschen voor purgeermiddelen in rekening brengt, moet ik u meedeelen, dat ik dat eenvoudig weiger. Ik heb reeds vijf balen koffie naar Leipzig gezonden en ieder, die hiervan gedronken heeft, is er zeer mee ingenomen. Een bewijs, dat de Leipzigers een be teren smaak hebben dan uw grove medeburgers". Het leven door een poes gered. In de dagen toen Engeland in beroering werd gebracht door den strijd tusschen de Witte en Roode Rozen, werd sir Henry Wyatt. een dapper soldaat, na een hevig gevecht door de partij van de Witte Roos gevangen genomen en in een kou de en donkere gevangenis geworpen. Hier kwijn de hij weg, daar het noodige voedsel hem niet verstrekt werd. Te vergeefs smeekte hij den ci pier hem meer voedsel te geven, doch deze, vree- zende daardoor zijn betrekking te verliezen, wei gerde. Op zekeren dag bemerkte de gevangene, dat iemand hem in zijn cel bezocht. Het was een kat en beiden werden spoedig vrienden, lederen dag kwam het dier terug door een nauwe opening in den muur. Op zekeren dag legde poes een vette duif aan de voeten van den gevangene. Hij had nu voedsel en de portier durfde den duif wel braden. Van toen af bracht de kat iederen dag een vogel. De gevangene werd dagelijks sterker. Toen zijn vijanden vernamen hoe wonderbaar het leven van den gevangene was gered, schon ken zij hem genade. Grapjes. Bedenkelijke ziekte. Dokter: Je moet warm water bij de whisky drinken, en anders moet je het laten staan. Patiënt: Maar hoe kom ik aan warm water? M'n vrouw geeft dat daar toch niet voor. Dokter: Dan zeg je maar, dat je je moet scheren. Den volgenden dag wordt de dokter door de vrouw geroepen. Dokter, zei ze, wat mankeert m'n man toch? Hij doet zoo gek. Hij moet zich elke tien minuten scheren. Hij was het niet vergeten! Een oude Schot zat voor zijn houten hutje in het hartje van de bergen, toen er een Rolls Royce aan kwam. Een knappe jonge man sprong eruit en zeide, op den ouden man toesnellend: Vader, lieve vader, kent u mij niet meer? Ik ben Edgar. Vijftien jaar geleden hebt u mij naar de stad gestuurd om een pakje tabak te halen, maar ik liep door, belandde in Wallstreet, waar ik hard gewerkt en geluk heb gehad. Nu ben ik een heel rijk man. De oude zag zijn zoon eens van opzij aan en vroeg niets anders dan: Ja, en waar is nou de tabak?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1931 | | pagina 4