Historische Anecdoten. onmogelijke sluipwegen de dochters van het land te leeren kennen. Zij behoeven zich slechts tot de gebrilde directrice van een meisjesschool te wen den en de zaak is gezond. Een fiasco is dan abso luut uitgesloten. GEMASKERDE VROUWEN. De Turksche en Egyptische vrouwen hebben den sluier afgelegd en vertoonen haar gezicht nu openlijk, Er zijn echter nog volken, waar de vrouw het gezicht absoluut verbergt. Op Nieuw-Guinea in het Tramiragebied heer- schen zeer eigenaardige zeden en gewoonten. Een der meest typische gebruiken is wel dit. Wanneer een jonge man in het huwelijk wil tre den, trekt hij zijn aanstaande bruid een dichtmazig net als een soort masker over het hoofd. Deze kap, die de gelaotstrekken volkomen voor de bui tenwereld verbergt, draagt zij echter niet alleen als bruid, doch ook als vrouw. Zij is verplicht haar geheele verdere leven dit zakachtige masker voor het gelaat te houden en mag het alleen ver wijderen wanneer het hoogst noodzakelijk is. Er leven op Nieuw-Guinea vrouwen die vijftig jaar gehuwd zijn en als gevolg van dezen maatre gel globaal geschat slechts enkele uren ontmas kerd zijn geweest. Wij vinden een dergelijke ge woonte onmenschelijk, maar deze primitieve men- schen achten het heel gewoon, dat een vrouw een onderworpen bescheiden schepseltje blijft, dat in geen geval de aandacht van andere mannen op zich mag vestigen. De pogingen der missionaris sen, om dit afschuwelijk gebruik op te heffen, stuitten tot nu toe af op den onwil der inboorlin gen. Van de vrouwen zelf genieten zij ook niet de minste medewerking, integendeel, de vrouwen zijn zelfs trotsch op haar masker, dat ze van de onge huwde vrouwen van den stam onderscheidt. HOE DIEREN SLAPEN. Als de meest natuurlijke houding van den mensch bij het slapen wordt beschouwd te zijn op de zijde liggende met opgetrokken knieën. Door opvoeding en gewenning heeft de mensch deze houding vaak veranderd; bij de dieren echter vin den wij de slapende houding nog in zijn oorspron- kelijken vorm en die is voor de verschillende soor ten zeer onderscheiden. De olifanten slapen altijd, de paarden meestal staande. De vogels, met uitzondering van de uilen en de Indische papegaaien, slapen met den kop over den rug gebogen en den snavel onder de vee- ren tusschen'de vleugels en lichaam weggedoken. Ooievaars, meeuwen en vele langbeenige vogels slapen, terwijl zij op één been staan. De eenden doen hun slaapje op open water en bewegen daar bij den eenen poot in een kring om te voorkomen dat zij naar den kant gedreven worden. De lui aards hangen zich bij het slapen met hun vier poo- ten aan een tak op en verbergen hun kop tusschen de voorpooten. Vossen en wolven slapen ineenge rold, waarbij de neus en de voetzolen vast tegen elkaar liggen en de dikke staart als dekking dient. Hazen, slangen en visschen slapen met open oogen. De uilen bezitten behalve de oogleden, die zij in den slaap sluiten, nog een soort bijzondere oogbe dekking, die zij van op zii u;t voor de oogen schui ven cm zich tegen het schelle daglicht te beschut ten, daar deze nachtvogels overdag slapen. Zonder zijn trouwen hond was Lodewijk Napo leon, die als gevangene in de vesting Han vertoef de, wellicht nooit meer naar Parijs teruggekeerd en had dus ook geen kans meer gehad om nog pre sident van de Fransche Republiek te worden. Toen de prins n.l. op zijn vlucht uit de vesting op het laatste plein de hoofdwacht moest passeeren, was zijn hond reeds bij de soldaten en hield die zóó ijverig bezig met zijn dolle streken en sprongen, dat zij zelfs geen tijd hadden om acht te slaan op de ontvluchtingspoging van hun hoogen gevangene. De prins had zich verkleed, en het scheen wel, of de hond wist, dat deze vermomming zijn heer voor de soldaten onkenbaar moest maken. Terwijl hij passeerde, hield de hond zich druk bezig met de soldaten en deed, alsof hij zijn heer absoluut niet kende. Iedere hond zou tegen zijn meester opge sprongen zijn en hem zoo verraden hebben, maar de verstandige hond naar de vesting, waarin zijn meester gevangen zat, „Han" genoemd verschalkte de wachters, en de prins kon onge hinderd ontkomen. Toen de vluchteling een uur later in den wagen over den weg reed in de rich ting van de grens, hoorde hij plots een vroolijk ge blaf achter z'ch. Zijn trouwe vriend Han was even eens ontvlucht en hem direct nagekomen. Jacobus I, Koning van Schotland, werd des nachts in zijn bed vermoord door zijn oom Gautier, graaf van Athor, die den troon wilde bestijgen. Maar de verrader ontving in Edinburg het loon voor zijn misdaad; want hij werd aan een schand paal gebonden en daar ten aanschouwe van ieder een zette men hem een ijzeren kroon op het hoofd, die men vooraf gloeiend gemaakt had in een groot vuur. De kroon droeg dit inschrift; Koning der verraders. Een sterrenwichelaar had hem eens voorspeld, dat hij in een groote volksbijeenkomst zou ge kroond worden. „VERBRANDE PAN", BERGERBOSCH. ZEGT U MAAR WANNEER! Na onze wittebroodsweken waren de vrienden allerliefst. Ze inviteerden ons overal. „Jullie moeten bepaald eens aankomen. Kom toch eens bij ons eten!" noodde ons een echtpaar, befaamd om zijn onwaardeerbare maaltijden. „Jullie moeten eens komen aanwaaien!" sprak een vriend, die een tennisveld, een minia tuur golfterrein en een uitstekend recept voor vruchtenbowl heeft. „Jullie moeten eens voor een weekeindje overwippen!" beval bijna de eigenaar van een roemruchten wijnkelder ergens in het Gooi. Ik zeide dan steeds: „Dat zou leuk zijn." Het zag er naar uit, alsof wij een heel prettigen tijd tegemoet gingen. Maar hoe dat nu zoo kwam die invitaties verwezenlijkten zich nooit. Een heel gek ding maar we zaten nergens aan tafel, tennisten ner gens en dronken niemand anders wijn. Ik vroeg me af hoe dat kon komen. Mijn vrouw was erg getapt toen ze nog een jorig meisje was. Was i k dan soms de kwade pier? Ik poogde bij mijzelf na te gaan of ik aanleg had tot impopulariteit. Maar vinden deed ik niets, in alle oprechtheid. Ik kon dansen, een harmonica bespelen, bridgen en Fransch spreken. De schuld moest derhalve bepaald bij onze vrienden liggen. Ik maakte een plan op. Ik stelde mij verdekt op bij tramhaltes en in kantoorportie ken, en ten slotte sloeg ik er toch een aan den haak. „Wel, kerel, hoe gaat het?" galmde hij luid ruchtig en klopte mij met kracht op den schouder. „Hoe staat het leven? Hoe maakt je lieve vrouw het? Jullie moeten ééns een weekeindje bij ons doorbrengen, zeg!" „W a n n e e r?" vroeg ik snel. Hij deed ontsteld een stap terug, blijkbaar zeer verbaasd en even leek het alsof hij wilde wegloo- pen. Toen herhaalde hij onzeker; „Wanneer? Nou zooda je maar kunt! We zouden jullie dolgraag eens bij ons zien. Bepaal dan zelf den tijd maar Ik greep hem bij den arm, juist toen hij zijn kan toorgebouw wilde binnengaan. „Dat kan ik je nu meteen wel zeggen", zeide ik volmaakt kalm. „Deze week hebben we niets te doen. We nemen het aan". Hij zag er zoo opgejaagd en vreesachtig uit, dat ik bijna medelijden met hem kreeg. „De zaak is", begon hij te stotteren, „we ver wachten een paar nevpn en nichten van mijn vrouw". „Wat zou je dan zeggen van de volgende week?" hield ik brutaal vol. „De volgende week zou prachtig gaan", verze kerde mijn vriend. „Voor zoover ik weet ten minste. Ik zie je dan nog wel En ik zorgde er voor Hat hij mij nog zag. Daarna hadden wij inderdaad een heel prettigen tijd. Wij werden overal gevraagd en gingen er heen ook. De heele zaak is, dat u direct moet antwoorden: „Zeg dan maar wannéér! VERTELT U ME TOCH ALLES Mevr. Smit; „Wel nee maar hoe maakt u het, lieve mevrouw Jansen? Dus zoo pas terug van uw rondreis? Nee maar, nee maar! U moet me vooral alles van uw uitstap vertellen, hoor het zal na tuurlijk wel verrukkelijk zijn geweest! Is u in Ve netij geweest? Vertelt u me eens heeft u Ve netië gezien?" Mevr. Jansen: „Ja, we Mevr. Smit: „Toch waar? Vond u het niet za lig? Venetië! Nee, nooit zal ik mijn reis naar Ve netië vergeten! De kanalen! De prachtig mooie kanalen!! Sint Marcus! Het Lido! De zon! Ik ben blij dat u het heerlijk vond. En Florence? Is u in Florence geweest?" Mevr. Jansen: „Ja, we Mevr. Smit: „Is het tóch? Florence! Die verruk kelijke galerijen! We hebben daar heel wat afge- sloft, maar het was dan ook de moeite waard, hoor! Het was eenvoudig zalig. Ik zei nog zoo te gen mijn man: „Je kunt gaan waar je wilt, maar er is niets dat bij Florence kan halen". Heb ik ge lijk of niet? Het waren mijn eigen woorden. En is u ook nog in Parijs geweest, mevrouwtje? U moet me bepaald alles van Parijs vertellen." Mevr. Jansen: „Ja, we waren..." Mevr. Smit: „Stel je voor in Parijs ook ge weest! Nu, ik kan u met de hand op het hart ver klaren ik gaf er heel wat voor als ik in uw plaats was. Parijs! Om nog eens langs de Champs Elysées te wandelen! De Rue Rivoli! De Place de la Concorde! Al die leuke boekenstalletjes langs de Seine. En die grappige kleine Boulevardcafé- tjes Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar die kroegies vond ik dolletjes gezellig. Maar daar slaat het vier uur, lieve mevrouw, en ik heb een dringende afspraak met mijn man en het is nog wel een half uur hier vandaan! Maar ik ben toch blij dat ik U weer eens gesproken heb en dat u me zoo heerlijk alles van uw prachtige reis hebt ver teld. U moet me vooral heel gauw nog meer ver klappen dóet u? Tot ziens dan!" Hoe komt u aan die rheumatiek in uw arm, menhee- Baardspecht? 'n Lamme geschiedenis! Ik kwam van 'n fuifje. Op den terugweg heb ik drie uur lang met m'n vriend staan klassineeren, die met geen geweld naar huis was te krijgen. Ik heb al dien tijd op z'n schouder geleund. En toen 't licht werd zag ik dat 't een sneeuwpop was! Snel ter bee-". Meneer B„ op hoeveel afstand stond u, toen verdachte het schot vuurde. Op ongeveer een halven meter. En bij het tweede schot? Twee kilometer. Een heer verzocht in een restaurant aan een tafelgenoot hem de schaal brood aan te geven. Meneerrr, antwoordt deze, u houdt mij toch niet voor den kcllner? Nee, meneer, ik hield u voor een gentleman!'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1931 | | pagina 4