Grapjes
ik in de tweede helft der maand Februari, een
kopje thee ging drinken bij Mevrouw Van Ree-
nenVölter, die reeds zóó vroeg in het voorjaar
aan zee verblijf hield in de villa „Ulysses Zij had
de kachel laten uitgaan, want de Februari-zon gaf
overdag al zóón heerlijk-prettige temperatuur in
de kamers, dat stoken overbodig was.
„Ja", zei Mevrouw van Reenen, terwijl zij haar
blikken over het duinpanorama liet gaan, „wat
eenmaal was, is niet meer en wat kómen moet, is
er nog niet, maar ik ben er van overtuigd, dat het
komen zal: de badplaats Bergen aan Zee!
We staan nog pas aan het begin, maar mijn man
en ik zijn vast besloten, ons verdere leven met alle
kracht en energie, die wij bezitten, te arbeiden aan
haar ontwikkeling en als U ons hierbij helpen wilt,
dan aanvaarden wij die hulp gaarne, want hoewel
wij niet van bijzondere reclame houden, beseffen
wij toch wel, dat de Pers een machtig middel kan
zijn om ons streven te steunen en onze bedoelin
gen ten uitvoer te brengen".
„Daartoe wil ik gaarne en van ganscher harte'
medewerken", antwoordde ik, „en stel U dan ook
maar direct voor een Bergensche „Badbode" te
stichten in denzelfden geest zoo mogelijk nog
beter! als andere badplaatsen aan onze kust
reeds bezitten. Over eenige dagen zal ik U eene
exploitatie-rekening overleggen, waaruit U kan
zien, dat ook een Bergensche „Badbode" op den
duur financiëel heel goed bestaan kan. Ik hoop dan
tevens van U eene bijdrage voor het eerste num
mer te krijgen".
„Afgesproken", repliceerde Mevrouw van Ree
nen die van „zaken-doen" wat afwist. „Laten wij
nu nog een kopje thee drinken u kunt dan la
ter in de Badbode zélf wel eens vertellen, dat het
aan onze „Hollandsche „Rivièra" in-de maand Fe
bruari even lekker warm en zonnig kan zijn als
aan de Fransche Rivièra, waarheen het groote pu
bliek steeds trekt.
Is het niet goddelijk hier op het oogenblik? We
zitten met open ramen aan zee en koesteren ons
als de poesen in de eerste voorjaarsstralen van ons
Hollandsch zonnetje."
Dit gesprek is mij altijd bij gebleven en nu ik
toevallig van 't voorjaar in de maand Februari in
Antibeo was tusschen Nice en Cannesherin
nerde ik mij de opmerking van Mevrouw van Ree
nen en kan thans volkomen de waarheid er van be
vestigen. Het was dit voorjaar op sommige dagen
aan de Middellandsche zee een even aangename
temperatuur als op dien bewusten Februari-dag
van 1910 aan ónze Rivièra te Bergen aan Zee!
Een paar dagen later, toen wij wederom over de
verschijning van de „Badbode" spraken, gaf Me
vrouw van Reenen mij haar copie van het „Liedje
van den Bergenaar", dat mij dadelijk pakte door
den grooten eenvoud der woorden, die zoo volko
men en gevoelig weergaven hoe lief zij Bergen had,
met de lommerrijke bosschen, de blonde duinen,
de verfrisschende zeewind, het heerlijke strand en
de gezonde zeelucht.
Het „Liedje van den Bergenaar" verkreeg de
eereplaats in de „Badbode" en direct na de ver
schijning kreeg ik een briefje van den oud
gemeente-archivaris van Alkmaar, den heer C. W.
Bruinvis, die mij verzocht hem eens te komen op
zoeken in zijn woning aan de Oude Gracht. Ik
ging direct naar hem toe en nauwelijks zijn werk
kamer binnen gestapt zijnde, zei hij: wat is dat een
aardig en mooi liedje, dat Mevrouw van Reenen
over Bergen gemaakt heeft! Je moet het op mu
ziek laten zetten de woorden vragen er om!
als je het doet, voorspel ik je, dat je er pleizier
van zult hebben!"
In die dagen kende ik heel goed den componist
Philip Loots, die als zoodanig reeds een grooten
naam bezat en in Haarlem woonde. Ik verzocht
dezen' kunstenaar bij het hem gezonden „Liedje
van den Bergenaar" een muzikale illustratie te
schrijven. „Goed", antwoordde Loots mij, „de
woorden vind ik geschikt, maar ik ken heel Bergen
en Bergen aan Zee niet en zou al dat moois wat
Mevrouw van Reenen er van vertelt, eerst eens
willen zien. Gaat dat?
Natuurlijk heb ik Loots hierna te gast gehad en
bij het afscheid nemen des avonds zei hij: „Kom
jij nu den volgenden Zondagmiddag om 2 uur in
Haarlem, dan zal ik je op mijn vleugel het „Liedje
van den Bergenaar" voorspelen!"
Zóó geschiedde en toen ik dien middag zijn sa
lon binnentrad, wachtte Loots mij met een vroolijk
gezicht reeds op en speelde direct het melodieuse
lied voor.
Ik was ten zeerste met zijn prachtige compositie
ingenomen, liet de muziek in de „Badbode ver-
schijnen en in honderden exemplaren aan alle
schoolkinderen zenden om het te leeren zingen.
Het was wel wat moeielijk voor hen, maar met de
gewaardeerde hulp van het onderwijzend perso
neel was na korten tijd het „Liedje van den Ber-
£enaar" populair, dank zij mede het Bergensche
Harmonie- en Fanfarecorps, dat onder leiding van
den heer Joh. Beekman het lied instudeerde, dank
zij den heer Crefeld, den Alkmaarschen beiaardier,
die het op het carillon van den Waagtoren speel
de, dank zij zangeressen van naam, die het in
concertzalen ten gehoore brachten, dank zij de
opname van het lied in den liederenbundel: „Wie
zingen kan, zinge mee", dank zij de Bergenaren
zélf, die het bij alle mogelijke feestelijke gelegen
heden zongen, dank zij de talrijke badgasten, die
het liedje nabestelden, dank zij nog zóóvelen, die
in een of anderen vorm medewerkten om het lied
er „in" te brengen.
Als Mevrouw van Reenen, die gelukkig nog den
dag beleefd heeft, waarop de eerste „badtrein" het
Station Bergen aan Zee binnenreed, thans nog
eens zou kunnen zien op welke wijze de badplaats
zich in haar geest ontwikkeld heeft en hoe popu
lair haar „Liedje van den Bergenaar" is geworden,
zou zij dankbaar gestemd zijn. Ik zou haar dan
zeker herinnerd hebben aan ons gesprek van 1910,
doch nti zeggen: „Ja Mevrouw, U had wèl gelijk;
wat was, is niet meer, doch wat komen moet is in
gestadige wording en zal ook naar m ij n vaste
overtuiging vóór de glorieuse viering van het 50-
jarig. bestaan tot stand zijn gebracht!
Het kan mij alleen ontzettend spijten dat ik d i t
moment zeer waarschijnlijk niet meer zal bele
ven
C. NANNES GORTER.
OPEN LAWN-TENNISWEDSTRIJDEN TE
BERGEN AAN ZEE,
te houden van 1619 Juli 1931.
W edstr ij d bepalingen:
1. De wedstrijden zullen aanvangen Donderdag
16 Juli a.s., des voorm. 10 uur. De deelne-
mers(sters) zullen iederen wedstrijddag te 10
uur 's morgens of zooveel eerder als de wed
strijdleiders zullen bepalen, op de banen aan
wezig moeten zijn, behoudens uitdrukkelijk
vooraf verkregen toestemming van de wed
strijdleiders, zonder vtelke toestemming zij zich
niet van het terrein mogen verwijderen.
2. De wedstrijden worden gespeeld best of three
adventage long sets, met uitzondering van de
finale in het Heeren Enkel- en Dubbelspel,
welke gespeeld zullen worden best of five ad
ventage long sets.
3. De inschrijvingsgelden bedragen voor het
nummer Open Heeren Enkelspel 3.50 en voor
de overige nummers 2.50 en moeten vóór de
sluiting worden gezonden, evenals de inschrij
vingen zelve, aan de Baddirectie, adres den
Heer D. Haasbroek te Bergen aan Zee.
4. De inschrijvingen sluiten Dinsdag 14 Juli a.s.,
des namiddags 6 uur.
5. De prijzen zullen door de Baddirectie nader
worden geregeld. Voor het Heeren Enkelspel
is beschikbaar een Zilveren Wisselbeker, uit
geloofd door den Heer A. van Reenen, welke
twee maal achtereen of in totaal drie maal
moet worden gewonnen om definitief eigen
dom van den speler te worden, en voor het ge
mengd Dubbelspel twee Wisselbekers, uitge
loofd door Mevr. B. Jordaan van Heek, welke
drie maal achtereen of vier maal in totaal ge
wonnen moet worden om definitief eigendom
van den speler(ster) te worden, evenals „Het
Duinroosje", Wisselprijs voor het Dames En
kelspel.
6. De wedstrijden zullen worden gespeeld volgens
de bepalingen van den N. L. T. B.
7. Indien de wedstrijden niet op de daarvoor ge
stelde data beëindigd kunnen worden, zal na
der worden aangegeven, waar en wanneer zij
zullen afgespeeld.
De wedstrijdleiders zullen gerechtigd zijn
het programma te wijzigen of nadere regelin
gen vast te stellen.
DE BADDIRECTIE.
ONZE AVIFAUNA. (PIEPERS).
De Piepers hebben in houding en kleur veel
overeenkomst met de Leeuweriken en sluiten zich
hier dan ook nauw bij aan. Bij alle piepersoorten
zijn, de, bovendeelen min' of meer, bruin,de onder-
deelen vuil witachtig, terwijl ook de duimnagel
tamelijk lang is.
In Nederland komt höt meest van alle soorten
wel voor de Graspieper of Anthus pratensis (L.),
die ook Dam-, Fia-, Veld- en Piepleeuwerik heet.
Dit 15 c.M. lange vogeltje, dat roodachtig gele
pooten heeft, vertoont boven olijfbruine- en onder
vuilwitte vederen. Over het algemeen is deze
soort donkerder, dan de andere species. Een dui
delijk kenmerk is een wigvormige witte vlek van
ongeveer 2 c.M. lengte op het voorlaatste paar
staartpennen. De staartkenmerken zijn bij de
piepers wel de meest betrouwbare voor het vast
stellen van de soort.
De graspieper komt reeds in Maart in ons land
wonen, en verlaat ons pas in November, terwijl
ook een aantal exemplaren den winter overblijft.
Hij broedt algemeen op weiden en heidevelden.
Het nestje wordt in het;gras gemaakt, gewoonlijk
onder een graspolletje, én de 5 a 6 eieren zijn ta
melijk donker van grond en grijsbruin gevlekt.
Een eigenaardigheid van 'het mannetje is, om in het
voorjaar bij tusschen poo'zen recht naar boven te
vliegen, en kort daarna! weer naar omlaag te
schieten; het zingt daarbij zachtjes. Overigens is
de zang van weinig betefekenis.
Bij het opvliegen lat«jn de piepers gewoonlijk
een kort „piep-piep" hooren, en bij het vliegen
beschrijven ze boogvormen, terwijl ze met rukken
voortgaan.
De kenmerken, die bij! den Graspieper genoemd
zijn, gelden grotendeels ook voor de andere pie
persoorten, die men dikwijls alleen uit de vlekken
van de staartvederen en uit andere -kleine ken
merken moet herkennen. Laat ons even kennis
maken met den Duinpieper of Anthus campestris
campestris (L.). die ook wel Heidepieper wordt ge-
heeten, uit welke namen vrijwel de verblijfplaasen
dezer soort aangegeven worden. De Duinpieper
toch wordt minder in moerasachtige streken ge-
vónden dan de Graspieper, doch leeft meer in
droge zandstreken of op steenachtige plaatsen.
Door de bebossching onzer heidestreken ver
dwijnt deze soort meer en meer bij ons. Toch kan
men zijn nest, dat veel overeenkomst heeft met dat
van den Graspieper, elk voorjaar bij ons vinden in
de duinen en op de heidevelden. Ook de eieren,
hebben veel overeenkomst met die van den Gras
pieper, doch gewoonlijk zijn ze een weinig minder
donker gekleurd. De Duinpieper is wat grooter
dan de Graspieper, doch meer vaal van kleur. De
Duinpieper is zomervogel, omdat hij bij ons woont,
van April tot September.
De Boompieper of Anthus trivialis trivialis (L.),
is bij ons overal gemeen, doch is ook beslist zo
mervogel en wel van April tot October, ofschoon
de meeste exemplaren reeds in September weg
trekken. Deze pieper is helderder gekleurd en-
meer rosgeel dan de beide eerder genoemde soor
ten; ook is hij te kennen aan den korteren, dóch
aanmerkelijk meer gekromden duimnagel. Evenals-
de andere soorten, laat ook deze pieper bij het
opvliegen een gedurig „piep-piep" hooren, terwijl:
hij bij het vliegen boogsgewijze rukken beschrijft.
De Boompieper plaatst zijn nest in het gras of in
de heide, doch zet zich dikwijls op boomen, wat-de
andere piepersoorten niet doen. De vier of vijf
eieren zijn meer blauw-wit en donkerbruin gemar
merd. Zijn voedsel bestaat uit insecten, wormen
en kleine zaden, meest van onkruid, waarom hij
tot de nuttige vogels gerekend wordt. Deze soort-
was dan ook evenals de Graspieper reeds eerder
onder de bescherming van de Wet gesteld.
De Oeverpieper (Anthus spinoletta littorèlis
Brehm) zorgt er voor, dat het geslacht Antjius
steeds in ons land vertegenwoordigd is, want als
Gras-, Boom- en Duinpieper gereed zijn ons land
te verlaten voor eenige maanden, dan komt hij, ze
vervangen, om hier als wintergast van October tot
Maart verblijf te houden. Men treft hem dan niet
zeldzaam aan langs steënglooiïngen, op steenen-
hoofden, pieren, enz. Hij is tamelijk gemakkelijk
te kennen aan wat slankeren vorm, aan den lan-
geren snavel en aan de staartpennen, die licht
bruine in plaats van witte vlekken hebben. Meer
malen vindt men exemplaren met min of meer af
gesleten staart, als gevolg van het schuren langs
de hoekige steenen van glooiingen en golfbrekers.
De Waterpieper of Anthus spinoletta spinoletta-
(L.), die ook eene lengte heeft van 17 c.M., kan
slechts noode tot de Nederlandsche avifauna ge
rekend worden, daar van slechts zeer enkele waar
nemingen in ons land gewaagd wordt. Deze soort
behoort dan ook eigenlijk bij ons niet thuis, maar
in de gebergten van Midden- en Zuid-Europa, als
mede in Amerika, waar hij ook broedplaats heeft,
De enkele bij ons waargenomen exemplaren kun
nen dus vrijwel als verdwaalden beschouwd wor
den.
Ten slotte komt ër nog een piepersoort bij ons
voor, doch ook vrij zeldzaam, onder den naam
van Grooten Pieper (Anthus richardi richardi
Vieill).
Baron Snouckaert van Schauburg geeft aan, dat
sedert 1841 tien exemplaren in Nederland gevan
gen ziin, en zegt verder van deze soort in zijne-
„Avifaiena Neerlandica" het volgende:
„Vrij zeldzame gast, waarvan Albarda schreef,
dat hij in Mei en in October en November in Zuid-
Holland en in Gelderland werd gevangen. Boven
dien vind ik eene aanteekening van de hand des-
auteurs, blijkens welke in den winter van 1891/92
op Texel een exemplaar zou zijn bemachtigd. Deze
laatste vangst is evenwel, vreemd genoeg, niet in
Albauda's jaarverslagen „vermeld. Het is moeielijk
te begrijpen, hoe Schlegel deze soort kon opgeven
als broedvogel in verschillende landen van Zuid-
Europa. van Griekenland tot Span;e, en uit haar
verschijning in het najaa*- in Nederland kon aflei
den, dat zii in onze duinen zou nestelen. Het
broedgebied'van dezen pieper bevindt zich toch
uitsluitend in Siberië tot Centraal-Azië, en de
voorwerpen, die men in Europa waarneemt, zijn-
trekkers vandaar of daarheen. A. A. van Bemme-
len maakte dezelfde fout, daar hij aannam, dat de-
jon£e vogel, die in September 1857 te Ridderkerk
a. d TJsel werd gevangen, aldaar zou zijn uitge
broed".
Hieruit blijkt dus, dat we den Grooten Pieper
voor ons land als zeldzame gast, en niet als broed
vogel hebben te beschouwen.
J. DAALDER Dz.
Ik hoor, dat je je vrouw verloren hebt bij een-
auto-ongeluk. Ben je al getroost?
Nog niet. De verzekeringsmaatschappijen be
talen tegenwoordig zoo langzaam uit.
En hoe vond je je verlovingsfeest gisteren?
Ach wel aardig, net als alle anderen.
Vader! Vadèèèèèr!
Ja iongen, wat is er nou weer?
Vader u bent geboren in Utrecht, nietwaar?
Dat is zoo, jongen.
En moeder in-'Groningen!
Ja, iohgen.
En ik in Amsterdam?
Ja jongen.
Toch zonderling, nietwaar vader, dat wij-
drieën elkaar tegen gekomen zijn.