Anecdoten.
Grapjes.
Onhygiënisch.
Jantje geniet van het buitenleven en ziet ook.
een koe melken.
Wel, vraagt de boer vriendelijk, wil je ook
eens van de melk drinken?
Liever niet, zegt Jantje, en trekt een vies ge
zicht. Bij ons in de stad komt de melk uit mooie:
zindelijke winkels, maar niet uit zoo'n vuile koe.
De nachtwacht verontschuldigde zich op zijn,
beurt, dat hij geen tanden meer had, en daarom
slechts mompelen kon.
Het gemeentebestuur besloot daarop op alge-
meene kosten den maneen gebit te verstrekken.
De burgemeester wilde nu op een nacht contro
leeren of de man nu beter te verstaan was. Maar
't was nog net eender als vroeger.
Hoe zit dat, vroeg de burgemeester nacht
wacht, nu heb je een nieuw gebit en nu kunnen
wij je nog niet verstaan?
Maar edelachtbare, antwoordde de man, de
dokter heeft toch' gezegd, dat ik het gebit,
's nachts in een glas water moest zetten.
EEN GERAFFINEERDE TRUC.
Een geval van de meest geraffineerde oplichting,
is te Monto Carlo aan den dag gekomen.
Het is gebleken, dat eenige oplichters er in ge
slaagd waren, door een croupier om te koopen,
zich in het bezit te stellen van nieuwe speelkaar
ten uit de safe van het Casino. Van deze kaarten
werden de achten en negens, welke bij baccarat
de meeste waarde hebben, met een chemisch mid
del behandeld. Daarna werden zij weer op haar
plaats gelegd.
Zelfs bij het nauwkeurigste onderzoek bleek
niet, dat de achten en negens zich ook maar
eenigszins van de andere kaarten onderscheidden.
De chemische stof had echter de eigenaardig
heid, dat zij gezien werd door speciaal gekleurde
glazen. Een der leden van de bende nu ging, met
een bril van deze gekleurde glazen op, aan de
baccarattafel zitten. Hij kon nu de achten en ne
gens dadelijk herkennen. De heeren hebben ver
moedelijk op deze wijze 480.000 „verdiend",
voordat een lid der bende, die naar zijn meening
door de anderen onrechtvaardig was behandeld,
de zaak verklapte.
Toen Frederik de Groote en Jozef de Tweede
elkaar eens ontmoetten ontstond er een wedstrijd
in hoffelijkheid tusschen beide vorsten, wie het
eerst het vertrek zon binnengaan. Toen de koning!
na herhaalde weigering, van den eenen kant der
deur naar den anderen ging, om aldus den keizer
den voorrang te geven, zei deze tegen Frederik den
Groote:
„Si vous commencez a manoeuvrer, il faut que-
je cède". (Als gij begint met manoeuvres te maken,
moet ik wel toegeven).
Toen de bekende Fransche luchtreizigster Gar-
nerin in den herfst van het jaar 1829 te Berlijn was
gekomen, om met een luchtballon op te stijgen,
had zij te kennen gegeven, dat niemand vlak bij,
de plaats mocht komen, waar het gevaarte lag.
Aan den ingang werd een wacht geplaatst om al
de nieuwsgierige kijkers op een afstand te houden.
Eindelijk verscheen Madame Garnerin zelf, die
zich naar den luchtballon wilde begeven. Maar de
wacht, die haar niet kende, weigerde haar vol
strekt den toegang.
Nerveus riep zij uit: Maar m'n hemel! Ik ben
Garnerin, Garnerin. Ja, dat geeft niet, antwoordde;
een der soldaten: of u er gaarne in bent, maar ik.
mag niet buiten mijn orders gaan.
De Russische generaal Soewarow (17291800),,
die even moedig als meedoogenloos was van
hem is de uitdrukking „La balie est folie, la baïn-
notte sait ce qu'elle fait!" had de zonderlinge
gewoonte, om menschen, die hij niet kende, spoe
dig achter elkaar een aantal vragen te stellen. Dit
was zijn manier, om de menschen te leeren kennen.
Hij vond het niet erg als hij de menschen daar
door in verlegenheid bracht, maar wel had hij res
pect voor diegenen, die hem vrij en openhartig:
antwoordden.
Zoo trof hij in een gezelschap den koningsgezin-
den schrijver en politicus Alexander de Lameth
voor het eerst aan.
„Wat voor landsman zijt ge?" vroeg de generaal
hem onverwacht.
Franschman, antwoordde de Lameth.
„Uw beroep?"
Militair.
„Uw rang?"
Overste.
„Uw naam?"
Alexandre de Lameth!
„Goed".
De Lameth, die den hem uithoorenden generaal
aandachtig had aangekeken, vroeg plotseling:
„En wat voor landsman zijt gij?"
Voor zoover ik weet: een Rus!
„Uw beroep?"
Militair.
„Uw rang?"
Generaal.
,,Uw naam?"
Soewarow.
„Goed".
Daarop barstten beiden in een luid gelach uit eq:
werden van dien tijd af de beste vrienden.
Onthulling v. d. lantaarn op 't Stationsplein te
ziek, als de zang goed klonk in deze mooie duin
pan, al hadden wij van het gemengd koor gaarne
ook een opgewekt lied gehoord.
Na afloop van de concerten sprak de Burge
meester tot de dirigenten, de heeren Pranger,
Jonker en Brands nog een woord van waardee
ring, onder instemming der aanwezigen.
Bergen kan op geslaagde herdenkingsfeesten te
rug zien. Voor het Comité moge het een voldoe-
nin zijn, dat het er in slaagde, de geheele bevol
king in al zijn schakeeringen daarin te betrekken.
Weddenschap.
Vier getrouwde vrienden waren aan 't potvertee-
ren. 's Morgens vroeg waren ze al op pad gegaan
en hadden beloofd aan hun vrouwen dat ze uiter
lijk 's avonds 10 uur thuis zouden zijn. Maar zooals
dat meer voorkomt, werd 't 'n beetje later. Jan
kwam op 'n idee om 'n weddenschap af te sluiten,
dat ieder thuis komende, direct zou doen wat z'n
vrouw zou bevelen. Wie 't niet kon volbrengen zou
volgende week een rondje geven. De volgende
week kwam het stel tesamen en nummer een zei:
Toen ik thuis kwam, liep ik per ongeluk te
gen 'n klok en mijn vrouw riep: Wel ja, maak
die klok maar kapot en dat heb ik gedaan.
Nummer twee: Typischik liep tegen
'n kapstok en mijn vrouw riep: Zou je die kap
stok niet omgooien, en ik deed 't natuurlijk.
Nummer drie: Wel allemachies ik liep ook
ergens tegen aan en wel tegen de tochtdeur en ook
mijn vrouw riep: Zou je die ruiten niet breken!
Nou 'n klein kunstje en stuk was de boel.
Nummer vier Ik geef 't rondje, want ik kon
niet doen wat mijn vrouw mij vroeg. Jullie moeten
dan weten dat ik 't ongeluk had vijf treden van de
trap te vallen en toen riep mijn vrouw woedend:
„Breek je nek maar!
Bergen aan Zee door Mev. v. Reenen-Jurriaans
A.: 't Is geweldig, hoe jij op al je voorvaderen
lijkt.
B.: Ja, ik heb den schilder gezegd, als ze niet
op mij geleken, dat ik hem dan niet betalen zou.
50.000 gulden heb ik uitgegeven voor de
opvoeding van mijn dochter en nu gaat ze trouwen
met een jongmensch, die maar 3000 gulden per jaar
heeft. Wat zeg je me daar nu van?
Dat is 6 pet. van je geld, is het niet?
Een paar jongens waren midden in een drukke
straat aan het voetballen, toen er een dame in een
race-auto aankwam. De bal rolde den weg op en
ze reed voorzichtig om er niet over heen te gaan,
terwijl ze ondertusschen flink remde. Eén der jon
gens ging naar haar toe, nam zijn pet af en zei
met groote bewondering in zijn stem:
Mevrouw, u bent een heer!
Tante Cato zal neef Pietje weer terug brengen
naar z'n ouders en terwijl zij aan het loket een
kaartje koopt, verdwijnt Pieterbaas. Natuurlijk
groote opwinding en zenuwachtig zoeken. Einde
lijk komt Piet uit een klein bijgebouwtje te voor
schijn.
Waar zat je, vaart tante uit, jij ondeugende
kwajongen?
Ik ben geen kwajongen, gromde Pieter terug.
Wat ben je dan? zegt tante.
Pieter trekt zich zqo hoog mogelijk op en wijst
met een trotsch gebaar naar de deur, die zich zoo
juist achter hem gesloten heeft en sprakeloos leest
tante: Heeren:
In een kleine gemeente had men nog altijd een
nachtwacht, die nog altijd precies het nachtelijk
Uur moest rondroepen.
Maar de burgers.klaagden, dat zij den man niet
meer konden verstaan.
Mevrouw (tot nieuwe dienstbode): Vergeet
niet, Apna, dat je meester kolonel is.
Anna: O, ik ben gek op soldaten!
Kranslegging door schoolkinderen bij het borstbeeld van wijlen Mevr. van Reenen—Völter.