„Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode" TWEEDE BLAD. Historische Anecdoien. 22e Jaargang No. 8. van ZATERDAG 18 JULI 1931. Landelijk Ruiterfeest te Bergen. Mr. H. Judell, wiens beeltenis wij boven dit ar tikel plaatsen, schrijft over het door de V. V. V. Zaterdag 25 Juli op de Vinkenkrocht te houden ruiterfeest van Landelijke Rijvereenigingen, als al- gemeene leider van het feest, het volgende: Ja, dat was geen slecht plan, dat op dien avond in Maart, toen wij bij den Voorzitter om den snor- renden haard gezeten waren en over de toen nog a.s. Zomerfeesten debatteerden, door een van de Heeren werd te berde gebracht. Zeker, het bloe mencorso was nog steeds een succes, maar het was toch ook niet te ontkennen, dat dit feest in steeds grootere mate werd mogelijk gemaakt door .subsidies uit de Vereenigingskas. En dan zei men, altijd patrijs is ook zoo lekker niet. En nu kwam, zooals gezegd, een van de Heeren, wie weet ik niet meer, met het voorstel om eens eeni- ge landelijke Rijvereenigingen naar Bergen uit te noodigen. Wat zegt ge, zoo vragen de inwoners van onze groote steden, die dit lezen, landelijke Rijvereeni gingen, zijn dat vereenigingen van boeren op dik ke knollen zonder zadel of stijgbeugels? Een oogenblik geduld en ik zal Uw vraag gaar ne beantwoorden. Eerst iets over de ontwikke ling van ons plan. Wij- zouden dus eenige landelijke rijvereenigin gen (kortweg L. R.) uitnoodigen, maar hoe moest dat geschieden? Er was er een in Heiloo, waar mijn vriend Mr. van Regteren Altena voorzitter van was en dus was het niet meer dan billijk, dat ik mij met de onderhandelingen belastte, te meer waar, naar de opmerking van onzen Vice-Voor- zitter, ik mij altijd zoo listig aan die Zomerfeesten had onttrokken. Over het verloop van de onderhandelingen moet ik kort zijn. Wij dachtèn zoo op de kortist van een man of veertig te moeten rekenen, maar de Federatie der L. R., die blijkbaar bekend is met de daadzaak, dat door de V. V. V. in Bergen niets half wordt gedaan en die haar ruiters wel eens graag naar hier had, maakte van ons bescheiden iruiterfeestje een „Wedstrijd voor Provinciale Kampioenschappen", dus een vóór wedstrijd voor de groote internationale wedstrijden, welke in September in het Stadion te Amsterdam in te genwoordigheid van H. M. de Koningin zullen worden verreden. Toen begon de grap eerst goed. In plaats van 40 inschrijvingsbiljetten waren er op den dag der sluiting, 30 Mei j.l., meer dan honderd binnen gekomen en ook na dien datum 'kwamen verzoeken binnen uit alle deelen van N.- Holland om toch nog alsjeblieft mee te mogen doen. Dit was voorwaar een fraai succes eenerzijds, maar aan den anderen kant... onze arme begroo ting! In plaats van 200.vergoedingen aan rui ters, werd dit a 5.per man en per paard nu eventjes 750.de halve Vinkenkrocht werd te klein en ook het heele terrein bleek niet voldoen de om al die ruiters èn het publiek een goede plaats te verzekeren! Prijzen moesten met het oog op het gewicht der wedstrijden worden ver hoogd, de aankleeding van het terrein moest wor den herzien, één muziekkorps was niet voldoende en dus moest er een versterking-radio-installatie te hulp worden geroepen, er moesten prima jury leden worden gevraagd (wie deze zijn, kunt U op de aanplakbiljetten lezen), kortom van het een kwam het ander en als U de volgende week, waaraan ik niet meen te mogen twijfelen, op het terrein zult zijn, zult U in plaats van een dorps ruiterfeest een hippisch gebeuren meemaken, zoo als, naar ons de Voorzitter der Federatie verze kerde, nog nimmer in Nederland heeft plaats ge vonden, zelfs niet op een Landdag te Brummen (G.), waar aan de Parade voor het Koninklijk Huis ruim 90 ruiters deelnamen, terwijl aan de Parade te Bergen voor U, geachte a.s. toeschou wer, meer dan 150 ruiters zullen defileeren! En als ik nu met een enkel woord U wil vertel len, waaruit die deelnemers worden gerecruteerd, dan kom ik van zelf tot het antwoord, dat ik nog hun en dat zijn hoofdzakelijk inwoners der groote steden schuldig ben die-mij vroegen, wat in vredesnaam landelijke ruiters zijn. De landelijke ruiter is niet een man, die op klompen op een ongezadelde boerenknol rijdt en/of net doet, alsof hij rijdt. De landelijke ruiter is wel een onderdeel van een vereeniging, welke op tal van plaatsen ten plattelande zijn opgericht (de fenomenale stijging van het aantal der L. R. in ons land kunt U op de eerste bladzijde van het programma grafisch zien voorgesteld) en welke tot doel heeft mannen en vrouwen, jongens en meisjes liefde voor de rijsport en daarnaast liefde voor hun paard bij te brengen. Gemakkelijk is dit doel niet verwezenlijkt, daarvoor was het te nieuw en is de boerenbevolking te conservatief. Maar toen eenmaal de aanvang was gemaakt en het bleek, dat hier geen circus-gedoe, maar een sportief en moeilijk doel voorzat, toen kwamen ze van alle kanten mee doen. Toen werden de ciga- retten-centen op zij gelegd om een beter harna- chement voor het paard te koopen, werd er ge oefend bij mooi en leelijk weer en niet lang duur de het of daar kwamen ook de meisjes, keurig in pantalon en sportblouse gekleed, zich aanmelden om als werkend lij te worden opgenomen. In het tijdvak van 1926 tot op heden is echter de Federatie niet alleen vooruit gegaan in leden aantal, maar ook de inwendige organisatie is langzaam maar zeker uitgebouwd. Zoo werd een handleiding voor instructeurs uitgegeven om een heid in de opleiding te verkrijgen, kwam een wed strijd-voorschrift tot stand, werden uniformen voor de verschillende afdeelingen vastgesteld, kortom al het gene gedaan, dat de Bond kon ma ken tot een hecht lichaam, dat in alle opzichten aan zijn doel zou beantwoorden. Het zou te ver voeren om hier uitvoerig al de lotgevallen van de Federatie na te gaan of om te vertellen van de groote successen, welke in het Buitenland op concoursen werden behaald en van de waardeering, die de L. R. in alle kringen mocht ondervinden. Hiervan vertelt U het boekje, dat U op het concours te Bergen in de pauze voor 0.25 kunt koopen, waardoor U dan tevens de fi- nantiën van den Bond sterker maakt. Waar de Federatie van L. R. dus reeds haar bestaansrecht al voldoende zou kunnen aantoonen door te wijzen op de berejkte resultaten, waar het betreft het aankweekën van een geest van fris- sche, sportieve kameraadschappelijkheid onder de bewoners van het platteland, een verdienste te meer is het, dat indirect door haar streven ook de Nederlandsche paardenfokkerij gesteund wordt. Immers hoe gaat het nu eenmaal in de wereld? De dochter van boer Jansen is lid van een L. R., en al zegt zij er niets van, toch merkt Vader best, dat Marie met de oude schimmel bij de oefenin gen niet te best mee komt en daar de oogst nog al meegevallen is, strijkt hij met de hand over het hart en koopt voor zijn eenigst kind een jonger en beter paard. Maar dat laat buurman Klaasen niet over zijn kant gaan! Zijn zoon moet het mooiste paard van de geheele L. R. hebben en als zoonlief den morgen van zijn 18den verjaardag in de stal komt, staat er voor hem een fijne vos in het stroo, een halfbloed nog wel met gewrichten om mee over een triple-bar van 1.50 M. hoog te springen! Geen wonder dan ook dat mijn antwoord op de vraag of die paarden, die Zaterdag 25 Juli a.s. boerenknollen zijn, beslist ontkennend moet zijn. En is er misschien een bij, dan zal, daar ben ik ze ker van, het minder elegante uiterlijk van het paard worden goed gemaakt door het enthousias me van den ruiter om zijn paard in de oogen van de Jury zoo voordeelig mogelijk te laten uitkomen. Niet ieder kan de eerste prijs behalen, dat weten de landelijke ruiters ook wel en zij gunnen den besten rijder gaarne den eersten prijs. Voor hen is de grootste belooning voor hun moeilijk im mers na een dag van hard werken verkregen rijvaardigheid Uwe belangstelling, eene belang stelling, welke naar zij hopen, zal worden omgezet in navolging van hun voorbeeld. Mocht daartoe de omstandigheid niet gunstig zijn, doordat gij in een groote stad woont of al wat te oud, dan zul len zij Uwe belangstelling evenzoo gaarne willen beschouwen als een bewijs van sympathie met hun streven. Ik zou nog heel wat over de L. R. en hun paar den kunnen schrijven, maar ik wil geen misbruik maken van de goedheid, waarmede de Redactie van dit blad mij reeds zooveel plaatsruimte af stond. Voor de V. V. V. hoop ik, dat een stralende zo merdag het werk, dat door mij en mijn kleine schare toegewijde helpers gedurende vier maan den van voorbereiding is verricht, zal maken tot dat, wat wij ons er van hebben voorgesteld, voor onze ruitergasten hoop ik, dat een alles overtref fende belangstelling van heinde en verre hun zal mogen overtuigen van de geestdriftige belang stelling, die er bij stedelingen als bij plattelanders voor hun verrichtingen te Bergen bestaat. Mr. H. JUDELL. Ook wij hopen, dat de talrijke gasten niet zullen verzuimen dit belangrijke ruiterfeest bij te wonen en brengen bij voorbaat Mr. Judell een woord van hulde voor de moeite, die hij zich voor het orga- niseeren van dit feest heeft willen geven. Red. Een merkwaardig leven. Een man met een zeer ongewonen levensloop is te Londen gestorven op een leeftijd die tusschen 78 en 82 moet liggen hij zelf wist het niet meer. Hij was eerst sedert weinige jaren vermaard ge worden in de Engelsch sprekende wereld onder den naam van Trader Horn. In werkelijkheid heette hij Alfred Aloysius Smith. Zijn geschiedenis is wel het treffendst bewijs, dat men nooit den moed om fortuin te maken moet opgeven. Een man van in de zeventig kwam als venter met klein keukengerei aan de deur van mevr. Ethelreda Lewis, een Zuid-Afrikaansche schrijfster te Johannisburg. Hij kwam in gesprek met de vrouw des huizes en vertelde iets van zijn levens ervaringen als handelaar in rubber en ivoor op de Ivoorkust. Dat was zoo interessant, dat de schrijfster hem aanraadde, zijn herinneringen te boek te stellen. De marskramer had opvoeding genoeg gehad om daartoe in staat te zijn. Hij pro beerde het, en in 1927 verscheen zijn verhaal. Het werd onmiddellijk een best-seller. Vah zijn eersté boek werden in Amerika alleen in één enkel jaar 120.000 exemplaren verkocht. Men schat de nala tenschap van Smith nu tegen de driekwart milli- oen gulden. Tijdens zijn zwerversleven in de romantische periode van het kustgebied van Afrika is hij, half koopman, half bandiet, van alles geweest. Nu eens was hij belastinggaarder voor den sultan van Zan zibar, dan weer voor de koningin van Madagas car. Hij was een autoriteit op het gebied van goudwasschen, van drariksmokkelen, van zeevaart en van bergingswerk. Hij heeft het rooversbedrijf uitgeoefend in de woestijn, waar hij karavanen aanhield met hun transport van vrouwen voor de harems. Hij werd bloedbroeder van kannibalen en leefde lang onder wilde volken. Hij trouwde er een prin ses, maar werd als echtgenoot ontslagen, omdat hij een van haar heilige krokodillen had doodge schoten. Hij bevrijdde een halfbloed meisje dat als godin in 'n knekeltempel gevangen werd gehouden döor zelf aanhanger van den godsdienst te worden, en op een nacht den priester stom dronken te maken. Zwemmend wist het meisje te ontkomen. Zoo vertelt hij ten minste zelf. En zoo staat hij voor de fantasie van de Engelsche lezers. Hij begon als 18-jarig bediende in den handel in ivoor en rubber in Afrika. Ondernemend en on vervaard als hij was raakte hij bevriend met ja gers, avonturiers, inboorlingen van het wildste soort. Hij werd op den duur ook leverancier van wilde dieren aan dierentuinen. Gorilla's waren zijn speciaal artikel. In 1928, na het succes van zijn eerste boek, is hij naar Amerika gegaan, waar hij een tijd van open bare glorie heeft beleefd. In 1929 maakten de tal kies zich van hem meester. De film van zijn avon turen werd een wereldsucces. Zoo groeide de stokoude man nog steeds in beroemdheid en ver mogen. In een kliniek is hij den door hem verachten stroodood te midden der beschaving gestorven. Hij had nog naar Afrika terug gewild, naar hij zei- de, met den stillen wensch, om in de woestijn te sterven. De dood is hem voor geweest. Keizer Karei V betaalde krijgslieden uit den vreemde, die in den oorlog hun land verraden had den en daarvoor hun belooning verlangden, het hun toegezegde bedrag met valsch geld. Toen zij zich hierover beklaagden, antwoordde hij hun: valsche lieden moet men met valsche munt betalen. Toen de Engelsche kwaker William Penn (16441718) door Koning Karei II in audiëntie ontvangen werd, nam hij, naar de gewoonte van deze sekte, zijn hoed niet af. Vriend Penn, sprak de Koning, aan mijn Hof is het de gewoonte, dat er slechts één den hoed ophoudt. Bij deze woorden nam Karei II zijn eigen hoed af. Toen de groote componist Beethoven zich eens aan het Hof van keizer Jozef II van Oostenrijk be vond, raakte hij zoo in vervoering,*dat hij zijn om geving geheel vergat en hij de maat op den rug van den keizer sloeg! De vorst toonde zich daarover in het minst niet boos. Integendeel, later zei hij meermalen glim lachend dat hij slaag van een zijner onderdanen had gehad, zonder hem daarvoor te laten straffen. Napoleon onderhield zich gaarne met den Itali- aanschen beeldhouwer Canova (17571822) in wiens gezelschap hij vaak spitsvondige opmerkin gen plaatste. Gij maakt vele veroveringen in marmer, zei hij eens tegen den kunstenaar; zij zullen harder zijn dan de mijne. En misschien ook duurzamer, voege Canova er aan toe.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1931 | | pagina 3