TWEEDE BLAD- „Bergensche Bad-, Buin- en Boschbode" van ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1931. ZONNEBAD. De N. V. stelt voor de badgasten en villabewo ners de gelegenheid open zich ten kantore van de Vennootschap te Bergen aan Zee aan te melden voor het lidmaatschap van het Zonnebad. De naam lidmaatschap is gekozen, omdat de Vennootschap voor de badgasten en villabewoners ■een badgelegenheid wil scheppen, waarbij het in tieme karakter van de badplaats zooveel mogelijk ■blijft behouden. Het lidmaatschap is strikt persoonlijk. Contributie. Ie. Gezinskaarten voor één en het zelfde gezin: a. voor een gezinshoofd (vader of moeder) 6.00 voor vier weken of korter; b. voor het tweede gezinshoofd 4.00 voor 4 weken of korter; c. voor het tweede gezinshoofd indien dit slechts over den Zondag te Bergen aan Zee is 1.50 voor 4 weken of korter; d. voor een kinderjuffrouw of verzorgster 3.00 voor 4 weken of korter; e. voor kinderen van 1216 jaar 2,50 voor 4 weken of korter; f. kinderen beneden 12 jaar van dit gezin zijn vrij mits in begeleiding van één der beide gezinshoofden, de kinderjuffrouw of ver zorgster van dit gezin, die een diploma moet hebben; g. één logé van dit gezin 1.50 per week of korter. 2e. Afzonderlijke kaarten worden slechts aan vol wassen personen afgegeven ad 6.00 voor vier weken of korter. Ieder lid neemt zijn eigen badcostuum en hand boek mee. Voor de leden is gereserveerd een mooi gedeelte duinterrein bij de badkoetsen. Hierop mogen de leden tenten of vierkante doekomheiningen plaatsen, waarin zij zich kunnen ontkleeden, om zich vandaar-uit in badmantel langs de daarvoor bestemde trap naar het bad bij de badkoetsen te begeven om aldaar in den tijd dat het bad geopend is, onder toezicht te baden. De tent of de doekomheining moet duidelijk zichtbaar het nummer van het diploma hebben. De badmantels, waarop het diploma zichtbaar gedragen moet worden, worden aan den daarvoor bestemden kapstok op het strand gehangen. Het aan- en uitkleeden in een tent of in een ge heel door doek afgesloten vierkant is verplichtend gesteld. Op het Zonnebadterrein mag men niet zonder "badcostuum vertoeven. De leden mogen baden zoo dikwijls zij verkie zen, zonder verdere betaling. De tenten mogen blijven staan, echter geheel voor risico van de eigenaars. De Maatschappij en "hare aangestelden kunnen zich niet daarmede be moeien. Indien gewenscht, wordt voor de damesleden •een afzonderlijk deel van het terrein afgezet. Ter wille van de controle moeten de vaste ten ten zoowel als die, welke telkens weer afgebroken -worden, duidelijk zichtbaar gemerkt zijn met het nummer, vermeld op het diploma. De leden zijn gehouden de instructies van het toezichthoudend personeel op te volgen en zich na "het baden direct naar het gereserveerde duinter rein te begeven. Zij mogen in badcostuum niet op het strand blijven vertoeven. Gerekend wordt op de medewerking van de le den ten aanzien van de naleving van dit reglement, het gebruik van het terrein (b.v. niet op de helling van den zeekant loopen) en hetgeen verder voor den goeden gang van zaken noodig is. De Vennootschap zal gerechtigd zijn het lid maatschap vóór dezen bestemden tijd te doen eindigen tegen eene evenredige restitutie van "betaalde contributie. Biyten den door de Directie vastgestelden bad tijd mag niemand op het terrein vertoeven, vooral niet des nachts. Er zijn strandtenten te huur a 3.50 en 4.00 per week. DE BADDIRECTIE. DE DUINFLORA IN AUGUSTUS. Nu de vacantie en het verblijf in het mooie Ber gen voor velen ten einde spoeden, willen we nog even een duinwandeling maken, om er enkele planten te bekijken. Tusschen de duinen, die meer naar binnen lig gen, en den buitenrichel, die sterk genoeg zijn om ook aan de zwaarste stormen het hoofd te bieden, ligt een groote vlakte, die des winters een pas vertoont, doch des zomers droog ligt. Verschillende planten, die we elders weinig of niet aantreffen, kunnen we er in Oogstmaand veelvuldig vinden. En daarvoor bestaan weer redenen. Juist doordat de vlakte des winters gedeeltelijk onder water staat (geen zeewater), worden hier in het voorjaar vele halfvergane en eenigszins rottende planten aange- 22e Jaargang. No. 12. N.V. BOUW-EXPLOIT.-MAATSCHAPPIJ „BERGEN AAN ZEE". IN HET BEI troffen en daarin ontwikkelen zeer goed de sapro- phieten of afvalplanten: dat zijn planten, die zich zelf wel kunnen redden, doch liever niet al haar voedsel alleen fabriceeren. Gaarne wroeten ze daarom met haar wortelstokjes te midden van die rottende planten, waar ze een tafeltje-welbereid vinden. We hebben hier alzoo niet te denken aan para sieten, ook niet aan vleeschetende planten, maar alleen aan dezulken, die gaarne het voedsel opge stapeld vinden, juist in de hoedanigheid, waarin het voor onderhoud en groei behoort te verkeeren. Zulk een afvalplant is b.v. het Rondbladig Win tergroen (Pyrola rotundifolia), die we in onze vlak te thans voor het grijpen hebben. Na onze wandeling er heen, vlijen we ons neder op den lekkeren bodem, waar we zooveel onder ons bereik hebben, dat we wel een uur kunnen blijven, alvorens we alles hebben bekeken. Maar dan krijgt ook het pasgenoemd Wintergroen de eerste beurt. We zouden bijna niet willen gelooven, hier met een plant uit de familie der Heideachti- gen of Ericaceeën te doen te hebben, en toch is zulks het geval. Bij zorgvuldige beschouwing zijn vele punten van overeenkomst met de Erica eigenschappen op te noemen. Doch dat is thans ons doel niet; we willen enkel de plant beschou wen om haar schoonheid. De bladeren, die altijd, dus ook des winters, groen zijn, vormen een rozet en vooral de bovenste er van zijn flink ontwikkeld, mooi gaaf en bijna eirond van vorm, terwijl ze met lange stelen uit den wortelstok voortkomen. De bloemstengel steekt kaarsrecht en fier naar boven en draagt de melkwitte bloempjes, die tezamen een ijlen tros vormen. En mooi zijn ze, die kleine bloemen met haar vijf kleine, eirond-lancetvormi- ge, toegespitste kelkslippen, die zoo aardig afste ken bij de witte bloemkroontjes. De bloempjes hangen gewoonlijk met korte, gebogen steeltjes aan den stengel, zoodat we ze moeten optillen, om de tien korte meeldraden met hun oranjekleurige helmknopjes te kunnen zien, terwijl de Stijl zich aanmerkelijk buiten de bloemkroon begeeft. Het vruchtbeginsel is kort en dik en groeit uit tot een vijfhokkig doosvruchtje, dat wel een klein appeltje gelijkt. Het plukken van een enkele bloem uit zoo'n hoeveelheid behoeven we zeker niet als na- tuurroof te beschouwen, Was het een exemplaar van de zeldzame Pyrola media, dan zouden we het stellig terwille van de voortplanting sparen. We nemen thans ter hand een voorwerp van de Bleekgele Hennepnetel (Galeopsis ochrolenca), waarvan er verscheidene te vinden zijn bij en tus schen de Duindoornen. We behoeven voor dezen netel niet bang te zijn, want men kan de plant overal aangrijpen, zonder ook maar iets te gevoe len van het jeukende en brandende, dat we ont waren bij aanraking van de Brandnetel. Trouwens de Hennepnetel behoort ook niet tot de Urtica- ceeën of Netelachtigen, maar tot de Labiaten of Lipbloemigen. Alleen de overeenkomst in blad- vorm zal haar den netelnaam wel gegeven hebben. De regelmatig gezaagde bladeren, die eirond-lan- cetvormig zijn, hebben aan beide zijden zijde-ach- tige haren. De bloemen staan in schijnkransen, waarin men soms 25 of nog meer bleekgele bloempjes kan tellen. We willen van nog eenige planten in 't kort het een en ander zeggen. Bij het Parnaskruid, dat ze ker bij velen bekend en hier in groot aantal bloeit, willen we nog even wijzen op het onvolprezen schoon van de bloempjes, dat steeds een machti gen indruk op ons maakt. Want wat we bij Par- nassia palustris zoo mooi vinden, zien we bij geen enkele andere bloem, n.l. de keurige kammetjes van goudgekleurde knopjes, die zich ontwikkelen tusschen de meeldraden en de bloemkroonbladen en als lokstelletjes dienen voor de insecten, die zich gaarne tegoed doen aan den voorraad uit de honingbakjes, onmiddellijk bij de kammetjes gele gen. Elk zoo'n kammetje draagt elf of dertien knopjes, waarvan het grootste in het midden staat, terwijl ze verder naar beide zijden in grootte af dalen. De vijf ivoorwitte bloemblaadjes zijn kortgena- geld en voorzien van doorschijnende adertjes, die naar den top toe ombuigen; ze worden gedragen door een kelkje met vijf langwerpige blaadjes. Ook de vijf meeldraden zijn wit en dragen roomwitte helmknoppen, die eerst alle op den stamper liggen gebogen, terwijl er zich eiken dag een terugtrekt. Ook Oogetroost, Gunchelheil en Tengere Bas terdmuur (zeldzaam) zijn overwaard onder de loupe genomen te worden, doch dit zou nu buiten ons bestek gaan. Maar we hopen nog wel eens een Augustusmaand te beleven. J. DAALDER Dz. GUURTJESLAAN TE BERGEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1931 | | pagina 3