wKSBÈ EEN PARADIJS IN BERGEN. Mooie plekjes zijn er veel in Bergen. Men vindt ze in de duinen en aan het strand, maar vooral in de bosschen, doch het mooist van alle is dat, wat ik heden een Paradijs heb genoemd. En er is geen boom der kennis, des goeds en des kwaads. Waar het te vinden is, zal ik U trach ten duidelijk te maken. „De Ronde Kom" weet een ieder te vinden. Die was vroeger, toen het rustieke hek er nog was, mooier dan nu, maar toch heeft men er een heerlijk zitje op een der banken, vanwaar men het drukke verkeer langs den keurigen weg van Hoflaan en Eeuwige Laan zoo precies kan waar nemen. Rijwiel- en wandelpad hebben hier veel verbetering aangebracht en het verkeer zeer doen toenemen. Van hier loopen we Zuidwaarts het bosch in, waar men onder hooge boomen het Droomlaantje passeert en ten slotte komt men aan de „Studler van Surcklaan", waar men overheenloopt en daar ziet men een landhek, waarbij een bank staat. Bij zonneschijn hier een poosje plaats te nemen in de schaduw om de vogels te zien en hun stemmen te bestudeeren, is voor ornithologen en natuur vrienden een hoog genot. Reeds bij het komen naar hier hebben we gezien en gehoord een paartje van „De Wielewaal", waarvan de melo dieuze klanken tot op verren afstand gehoord worden en waarvan het schitterend geel van het mannetje en de zachtere gele van het wijfje een verrukking voor het oog zijn. Kon men op den dwarstak klimmen, waarop het nest zich tegen den stam bevindt, dan zou men zien, dat deze vogels bekwame nestbouwers zijn. Ook hier van af de bank kan men het „uwielewaol, uwielewaol" nog duidelijk hooren. „De Woudduif ook Koolduif en Groote Bosch duif genoemd, laat haar koerend geluid uit alle richtingen hooren. Ook haar eenvoudig takken nest laat zich gemakkelijk vinden en de twee wit glanzende eieren kan men door den nestbodem zien liggen. Men vraagt zich wel eens af, hoe de broedende vogels, die beurt om beurt het broeden waarnemen, genoeg warmte kunnen ontwikkelen om de embryo's tot kuikens te doen worden. Maar dit gelukt best en wel 5 a 7 keer in een zomer worden telkens twee eieren uitgebroed, zoodat de vermenigvuldiging meer dan voldoende is, daar ook nog de eerstgeborene jongen in denzelfden zomer een of twee broedsels groot brengen. We zien den weg op en ontwaren in de verte twee fazanten, beide hennen, die hier aan het voedsel zoeken zijn; daar komt zoowaar ook een mannetje aanstappen, die we van de wijfjes kun nen onderscheiden aan de meerdere grootte, aan den langen staart en aan de fraaie vederen. Daar in de buurt heeft men kans een nest met een twaalf- a vijftiental eieren te vinden. We wil len er straks even naar kijken en dan over enkele dagen beproeven de jongen te ontdekken, die zoo pittig om de ouders kunnen dartelen. Hoor „ziege, ziege, ziege, ziege!" dat is de lok en waarschuwingsroep van de Koolmees, van welke vogelsoort talrijke exemplaren door de boomtakken dartelen. We zien het roepertje daar zitten en ontdekken de mooie gele, zwarte en witte kleuren in mooie afwisseling. Kijk, daar onder dien dikken, krommen tak is een gaatje in den stam, waar we de vogeltjes stellig wel zullen zien uit- en invliegen, als we er het oog op ge vestigd houden. Ja, daar is er al een, maar dat is toch geen Koolmees, al lijkt het er veel op. Aan de blauwachtige kleur zien we, dat het een Pimpel- of Blauwmees is en deze is nog aanmer kelijk kleiner dan de Koolmees. Zoo n vogeltje heeft maar een klein boomholletje noodig om het aardige nestje te maken, waarin het weieens 15 a 20 eiertjes legt, die niet grooter zijn dan dop erwten. Als we acht geven, zien we nog veel andere kleine pietjes door de boomtakken doorschieten, als; roodborstjes, roodstaartjes, winterkoningen, kneutjes, nachtegalen, staartmeezen, hofzangers, tjiftjafjes, terwijl vele strand- en duinvogels over ons heenvliegen, als: verschillende meeuwen, zee zwaluwen, plevieren, strandloopers en ook rei gers, die iets Noordelijker in een groote kolonie broeden, en ook kauwen, eksters en Vlaamsche gaaien, die in de bosschen en schoorsteenen bij aantallen nestelen. Deze vogels maken gedurig geluiden, die nogal krassend en minder mooi klinken. Doch daar schalt meteen het schoone lied van den nachtegaal, waarvan de strophen weemoed- opwekkend zijn. Met wijd-geopenden snavel zien we hem daar zitten bij het water en we be wonderen het lied van dezen eenvoudig gekleur- den vogel, naar wien zoo gaarne geluisterd wordt door de natuurbeminnende menschen. We gaan nog even kijken over het damhek, waar we ook nog vogelstemmen meenen te hoo ren. Ja, nu we er ons vertoonen, zien we al een troepje Wulpen wegvliegen, groote leeuwerik- kleurige vogels, die een naar beneden gebogen snavel hebben. Onder het aftrekken laten ze hun termoleerende geluiden hooren, die, naar men zegt, regen voorspellen. Daarom worden deze groote vogels ook wel Regenfluiters genoemd, t Is waar, dat ze bij betrokken lucht meermalen hun geluiden laten hooren, dan bij zonneschijn. We hooren ook het geroep van de grutto, van welke vogels we er een paar de lange nekken bo ven het gras zien uitsteken. Ze zien erg onrustig en ze zullen daar in het land dan ook wel met hun kinderen aan het voedsel, dat uit slakken en wor men bestaat, zoeken zijn. Wanneer we over het hek stapten, zouden de oude dieren een vreeselijk kabaal gaan maken, maar dat willen we nu maar niet doen. We hooren en zien hier nog meer vogels: ture luren laten onder nikkende bewegingen hun „tu- tu-tu" hooren; de kievit laat gedurig zijn eigen naam hooren; de graspieper en de beide kwik staarten vliegen met boogsgewijze rukken rond en boven dat alles tiereliert luide de leeuwerik zijn blijde tonen. Een volgenden keer hopen we ook hier een planten-paradijs te bewonderen. J. DAALDER Dz. Historische Anecdoten De soldaten van Frederik den Groote hadden niet veel te roemen op hun kleedij die karig ge noeg was ingericht. Maar op alles wat de etiquette betreft werd zorgvuldig gelet. Zoo luidt een de creet van 10 Januari 1781: „Er moet meer acht gegeven worden op het friseeren; ieder soldaat moet de drie krullen dragen die het uniform voor schrijft". Aan diegenen die daar geen haar ge noeg voor hadden, werden pruiken geleverd en het werd een deserteur als dubbele schande aan gerekend wanneer hij met zijn pruik was wegge- loopen. De staart van de pruiken mocht zoo lang zijn als men wilde en zoo was er een officier die tijdens de excercities zijn zeer lange pruikstaart in de zakken van zijn rok stopte. Ook op het ge drag der officieren werd acht geslagen en een be vel van 26 Nov. 1752 hield in dat men bij een bepaalden boekhandelaar een briefje kon halen waar werd voorgeschreven hoe men zich te ge dragen had. Voor den schouwburg werd in 1781 bevolen: „De heeren officieren zullen zich in den schouwburg niet afgeven metU denkt na tuurlijk dat er heel wat komen zal? „met het uitfluiten van de tooneelspelers, daar zij anders in zeer streng arrest zullen gehouden worden". Tijdens de Fransche revolutie in Parijs, in het jaar 1838, woonde te Lyon een barbier die be kend was om zijn revolutionnaire gevoelens. Toen hij een zijner vrienden scheerde, zei hij: Ik wou dat ik het hoofd van generaal Castellane in mijn handen had, net zoo als nu het jouwe. Ik verzeker je dat ik gauw met hem klaar zou zijn. Tot niet geringe verbazing van den grootmond kwam den volgenden morgen generaal Castellane in groot tenue den winkel binnen, ging, als een gewone klant zitten en sprak: Ik hoorde mijn heer, dat U gisteren den wensch geuit hebt mijn hoofd in handen te hebben. Ik verzoek U mij te scheren. Men stelle zich de verlegenheid van den bar- J bier voor. Hij kon geen woord uitbrengen en vol deed bevend aan het bevel. Zoo hevig trilde hij, j dat de generaal werkelijk gevaar liep dat de wensch, vorigen dag door zijn vijand uitgesproken, in vervulling zou gaan. Nadat het scheren klaar was, legde de generaal vijf francs op tafel met de woorden: Ik wou je nou maar eens toonen dat ik niet de man ben bes te vriend, die zich door bedreigingen laat af schrikken. Benut deze les voor je leven. Toen Liszt op zijn eersten triomftocht door Duitschland te Leipzig kwam, gaf hij een matinee ten huize van Mendelssohn, waarop vele bekende musici, o.a. David, Kalliwoda, Hiller en meer an deren genoodigd waren. Liszt, die er in zijn Hon- gaarsch nationaal costuum origineel maar prachtig uitzag, vertelde aan Mendelssohn, dat hij wat bij zonders voor hem fantaseeren wilde. Hij zette zich aan den vleugel en speelde, op den klavier- stoel op en neer wiegend, eerst een Hongaarsch volkslied en dan drie of vier variaties, waarvan de eene al virtuozer was dan de andere. Allen waren verbluft en nadat men den held van den dag met In 'I bosch. Tot de gasten die Anatole France op een goe den dag te eten had gevraagd, behoorde ook een medicus. Daar de dokter op het laatste oogen- blik werd weggeroepen, schreef hij den grijzen letterkundige in allerijl een excuus-briefje, dat hij hem met een looper zond. Anatole France ontving het epistel, maar van de hiëroglyphen die de dokter had neergepend, kon hij niet één woord ontcijferen. En omdat hij toch eigenlijk wel graag wou weten, wat de dok ter te vertellen had, wandelde France met den brief naar den apotheker, die een paar huizen verder woonde. Kunt u misschien ontcijferen wat op dit pa piertje staat? informeerde hij. De apotheker zei, dat het wel zou gaan en of meneer France maar even wou wachten. Aldus geschiedde. De apotheker verdween in een andere kamer en keerde na verloop van een kwartier terug met een flesch in de hand. Ik wist het wel, dat ik er achter zou komen, zei de apotheker, terwijl hij de flesch voor France neerzette. Als je blieft, meneer. „Twee lepels voor het diner en vooral goed schudden". Ik krijg vier francs van u. En in mijn verbouwereerdheid placht de be roemde schrijver, die deze episode gaarne ten beste gaf, dan te zeggen, in mijn verbouwereerd heid heb ik ze waarachtig betaald ook. Koning Ferdinand I werd eens op jacht door een lading schroot getroffen. Zijn eerste woorden waren: t Behoeft niet onderzocht te worden van waar het schot gekomen is. Gujas had de wonderlijke gewoonte met den buik op het tapijt te gaan liggen en zoo te wer ken. Alle boeken om hem heen. Mezerait werkte ook overdag bij kunstlicht en had die gewoonte zoo doorgevoerd dat hij zelfs bij zonneschijn niet laten kon zijn gasten met een brandende kaars te begeleiden. Voltaire kwam eens door Soissons en werd door een deputatie van de plaatselijke academie begroet. Een der sprekers noemde in zijn rede de academie van Soissons de oudste dochter der Fransche Academie. Ja, mijnheer, antwoordde Voltaire, „de oud ste dochter, de geleerdste dochter en ook de brave dochter, die nog nooit van zich deed spre ken". applaus en loftuitingen overladen had, zei een der intiemste vrienden tot Mendelssohn: Nu, Felix, nu kunnen wij wel inpakken! Dat doet geen van ons allen hem na; met ons is het uit! Mendelssohn lachte en toen Liszt op hem toe trad en hem verzocht nu ook eens wat te spelen, wilde hij aanvankelijk niet toegeven en verzeker de, dat hij na zulk een prestatie niet meer spelen zou. Liszt hield echter aan en na veel over-en- weer gepraat besloot Mendelssohn met vriendelij ke scherts: Goed, ik zal spelen, als u mij belooft niet boos te wezen. Daarop zette hij zich aan het klavier en wat speelde hij? Eerst het Hongaarsche lied, noot voor noot en dan de eene variatie na de andere, zoo precies, dat buiten Liszt niemand eenig onder scheid had kunnen waarnemen. Allen zaten in angst dat Liszt zich zou beleedigd gevoeld hebben, want Mendelssohn liet opk niet na om op grappi ge wijze de groote bewegingen van Liszt na te bootsen. Maar Liszt gierde van de pret, applau- diseerde hartelijk, en gaf toe dat niemand, ook hij niet, een dergelijk bravourstuk had kunnen vol voeren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1933 | | pagina 4