Een booze watertor. gulden naar Duitschland te trekken, dat er van overlast voor de buitenlandsche toeristen in Duitschland geen sprake is, kwam het daarna her haaldelijk voor, dat de toeristen zich voor een overlast geplaatst zagen, die zij zich op een va- cantiereis het liefst bespaard zien. Voor enkele dagen spraken wij een verontwaardigd toerist, die per auto met zijn gezin een vacantiereisje naar Duitschland had ondernomen, doch op de Duitsche grens moest ervaren, dat hij juist een dag had getroffen, dat op hoog bevel alles wat de grens passeerde, onderzocht moest worden. De man moest het zich laten welgevallen, dat men de ban den van zijn auto leeg liet loopen en dat men zelfs de binnenbekleeding van zijn wagen losmaakte, waarna men hem „mir nichts, dir nichts" in een vrijwel hopeloozen toestand liet staan. Dat een toerist met een dergelijke ervaring er voorloopig niet meer aan denkt (ondanks de op wekkende courantenartikelen) een reis in het land van onze Oostelijke buren te maken, ligt voor de hand. Bovendien is er nog een andere factor, die het gedurende dit seizoen in de hotels en pensions enkele weken overvol deed loopen. Vooral in de groote hotels werd geconstateerd, dat er een toe nemend toeristisch verkeer valt waar te nemen. De families, die een geheele vacantie in een hotel of pension doorbrengen, worden schaar- scher, doch daartegenover staat een sterke toe name van week-enders en toeristen, die enkele dagen komen. Voor de hotels en pensionshouders brengt dit weliswaar geen vermeerdering van in komen, wel vermeerdering van arbeid en kosten (een van onze grootste hotelhouders zag zich daar door genoodzaakt drie maal zooveel waschgoed door de wasscherij te laten behandelen dan hij op grond van een 25-jarige ervaring had gedaan), doch in ieder geval kan hierin een aanwijzing worden gezien, dat het hotel- en pensionbedrijf in Bergen zich ook in de toekomst van een bestaans mogelijkheid verzekerd mag houden. Anders staat het met de gemeubileerde huizen. Wat vroeger nagenoeg niet voorkwam, was dit jaar schering en inslag. Het aantal aanvragen, waarin gemeubileerde huizen voor een week of tien dagen gevraagd werd, was legio. Dat waarin huizen voor 6 weken tot 2 maanden gevraagd werden, was zeer miniem. Dit heeft tengevolge gehad, dat zelfs aan zee wat nimmer is voorge komen voor de maand Augustus verschillende goed gemeubileerde huizen onverhuurd zijn geble ven, hetgeen ook te Bergen het geval was. Voor Bergen is echter hoofdzaak dat het publiek hetgeen men daar kan bieden nog steeds vraagt. Wij achten dit van groote beteekenis, aangezien het op den duur niemand kan gelukken, 't publiek duurzaam een artikel op te dringen, dat het niet meer noodig heeft of niet meer aantrekkelijk vindt. Vacantie wordt gelukkig door steeds grootere groepen der bevolking een levensbehoefte en de aantrekkelijkheid van Bergen is, dat men daar zee, strand, duin, bosch en polderland in een kort be stek als nergens beknopt bij elkander heeft. In Bergen ontmoette ik twee meisjes, die mij de vraag stelden, of ze een gevangen tor in het aqua rium samen konden laten wonen met goudvis- schen. Mijn antwoord was, dat ik eerst de soort van tor moest weten, die bedoeld werd. Uit, wat verder medegedeeld werd, bleek het mij een Spinnende Watertor te zijn en dan is het beter deze niet met goudvisschen samen te laten wonen, daar ze deze hevig verminken en zelfs dooden. Er zijn Waterkevers en Waterroofkevers. De eerste zijn te kennen aan de kleine, knotsvormige sprieten, die nog korter zijn dan de tasters of palpen der onderkaken, terwijl de waterroofkevers lange, draadvormige voelsprieten hebben. De Spinnende Watertor behoort tot de waterkevers. Zij is een der grootste inlandsche torren en valt in het water spoedig op door het schitterende zwart van haar gewelfde rugzijde. Keert zij de onderzijde naar den beschouwer, dan valt een kwikglans in het oog, althans dikwijls. Want deze zilverkleur wordt voortgebracht door de lucht belletjes, die de watertor tusschen den viltachti- gen behaarden onderkant, die overigens bruin achtig gekleurd is, weet vast te houden. Hoewel minder vlug dan de waterroofkevers zulks doen, weet de spinnende watertor zich vrij gemakkelijk door middel van haar zwem- pooten door het water te verplaatsen, en zoo komt ze ook gedurig boven den waterspiegel, om de „ademhalingslucht" te ververschen. Dit valt gemakkelijk waar te nemen. We hebben in oogenschouw te nemen de groote liefde, waarmede deze kever zorg draagt voor zijn eieren en hoe het wijfje een nestje spint ter bewaring er van. Taschenberg zegt hieromtrent het volgende: „Daartoe legt het wijfje zich aan de oppervlakte van het water op den rug onder een of ander drijvend blad, dat zij met de voor- pooten tegen haar buik drukt. Door vier buizen, waarvan er twee verder uit het achterlijf steken dan de andere, vloeien witachtige draden, die zich door heen en weer bewegen van de achter- lijfsspits, tot een spinsel vereenigen, dat den buik van het dier geheel bedekt. Is dit klaar, dan keert de kever zich om, het spinsel op den rug nemende, en maakt een tweede lap, die langs de randen van den eerste wordt vastgehecht. Zoo steekt eindelijk haar achterlijf in een yan voren open zak. Van achter af vult zij dezen met eieren, steeds verder uit den zak te voorschijn komende, naarmate deze gevuld raakt. Eindelijk glipt de spits van 't achterlijf er uit. Nu pakt zij de randen met de achterpooten vast, spint draad aan draad, zoodat de opening allengs nauwer wordt en een dikken zoom verkrijgt. Daarna trekt zij draden dwars over de opening heen en voltooit de sluiting met een soort van deksel. Op dit deksel wordt nog een „mastje" gezet, eigenlijk een klein hol torentje. In vier of vijf uren is het werk voltooid. Wordt het zonder linge vaartuigje door onzachte bewegingen der golven omgeworpen, dan richt het zich terstond weder op, met het mastje naar boven". In deze wijze verzorging voor het te verwachten kroost hebben we te zien de groote liefde, die zelfs een tor voor haar kinderen koestert. Het zoogenaamde „mastje", eigenlijk een klein hol torentje, is ongetwijfeld een ventilatiebuis, die doorloopt tot in het inwendige van het nestje, en dan ook boven het water moet uitsteken, Het geheel dwingt alzoo groote bewondering af. Uit de eiertjes worden spoedig larfjes geboren met scherp bijtende monddeelen, en deze diertjes verspreiden zich spoedig in alle richtingen. Ge deeltelijk voeden ze zich met plantendeelen en verder met verschillende waterinsecten en, wat minder aangenaam is, met kleinere en later ook met grootere visschen. Zoo groeien de larven van deze spinnende watertor, die gelukkig ook weer haar vijanden hebben, voordeelig op, totdat zij ongeveer een lengte van 7 c.M. hebben bereikt. En 't zijn niet alleen de larven, die de visschen aanvallen, maar ook de torren doen zulks. Zelfs van groote visschen worden stukken uit het lijf gebeten. Waar we dus bij deze torren aan de eene zijde bewondering vragen voor de reine gevoelens omtrent eigen voortplanting, daar zien we aan de andere zijde ook weder het brute geweld, dat al leen het bestaan mogelijk schijnt te maken, 't Is de strijd, die zich overal in de wereld, zoowel bij het kleine als bij het groote openbaart. Wie er vijvers met visschen of aquaria op na houdt, heeft wel toe te zien, dat geen spinnende watertorren zich daarin ontwikkelen, opdat hij niet zijn kleine visschen verloren zal zien gaan, en zijn groote dieren niet aan verminking onderhevig doet zijn. Voor den landbouwer kunnen deze torren overi gens tot de onschadelijke gerekend worden, J. DAALDER Dz. Historische Anecdoten. De la Faluère, raadsheer bij het parlement van Bretagne, werd benoemd tot rapporteur in een rechtszaak en hij werkte door zijn overijling mee aan den ondergang van een eerlijke, maar arme familie. Eenige maanden, nadat het vonnis was uitgesproken, zag hij zijn fout in. Hij liet de onge lukkige slachtoffers van zijn onachtzaamheid bij zich komen en dwong hen om de som die hij hen had doen verliezen, uit zijn eigen middelen aan te nemen. La Chaussée heeft van dit voorval het onderwerp van een van zijn beste tooneelstukken „La Gouvernante" gemaakt. Van Rubinstein wordt de volgende anecdote verhaald, die bewijst dat de componist voor een compliment dat hem niet beviel er een wist terug te geven. De kunstenaar vertoefde eens aan het hof van een van de zooveel Duitsche vorsten van weleer. Hij was bij de thee „ontboden" en er zat niets anders op of hij moest zich aan de piano zet ten en spelen. Het is onnoodig te zeggen hoe hij speelde. Toen hij gedaan had wendde de vorst zich tot de naast hem zittende dame met de woorden: Wat heeft Rubinstein weer mooi gespeeld. „Mooi" is een uitdrukking die volstrekt niet in J den smaak van den kunstenaar valt en hij maakt er ook geen aanspraak op, dat men zijn spel „mooi" zal vinden. Dienzelfden avond sprak Rubinstein met de zuster van den op het punt van muziek nogal na- ieven vorst. Hoe bevalt het u bij ons? vroeg de vorstin. 0, het is hier zeer schoon, was het antwoord, en u regeert zoo mooi! Tegenwoordig wordt aan luxe lang niet uitge geven wat er vroeger jaren voor besteed werd. Rekeningen uit de 18e eeuw toonen wat er werd uitgegeven aan fraai kantwerk, een weeldeartikel waarop de dames destijds gecharmeerd waren. De rekeningen van madame Dubarry geven 'n voorproefje, vooral als men bedenkt dat het geld vroeger grooter waarde had dan tegenwoor dig. De gravin zag er volstrekt geen been in voor een kanten garnituur van een Engelsche japon 8823 francs te betalen; een kanten spreidje be taalde zij met 2432 frcs. Uit de dagboeken van den hertog van Luynes blijkt dat de bedsprei voor zijn gemalin uit ge klopte kant was vervaardigd, wat 30.000 dukaten of 72000 gulden kostte. Toen in 1759 de oudste dochter van Lodewijk XV met den Infant van Spanje in het huwelijk trad, gaf zij alleen aan kant voor haar uitzet 695.000 francs uit. De zege tocht der kant begon in Frankrijk onder de regee ring van Hendrik III en zette zich spoedig in de omliggende landen voort. Ook op ander gebied van luxe wordt er bij benadering niet meer uitge geven wat vroeger besteed, werd, toen rijken en aanzienlijken hun vermogen grootendeels belegden in allerlei gouden voorwerpen. Reeds in den Bijbel is ei sprake van kostbare gouden sieraden. Isaac's knecht gaf Rebecca een gouden armring. De oude Egyptenaren kenden gouden ringen, de Israëlieten vervaardigden het gouden kalf van gouden ringen. Hun heilig vaat werk moet volgens de boeken van Mozes uit meer dan 20 centenaars goud hebben bestaan; ook hun wapenen en muziekinstrumenten waren van goud. Voor den tempeldienst hadden zij 540 gouden vaten, later door Koning Nabucadnezer naar Babel overgebracht. Volgens den Bijbel heeft Koning Salomo voor zijn sieraden meer dan 666 centenaars goud gebruikt. Dat zou volgens onze tegenwoordige goudwaarde een vermogen van 600 millioen gulden zijn. Darius liet een beeld van zijn gemalin vervaardigen uit zuiver goud, Een bijzonder kostbaar stuk is de globe van den Shah van Perzië. Ze werd gemaakt toen de shah eens bij een gezant een gewone globe had gezien. Een gewone globe was voor zijn staatsievertrek- ken niet mooi genoeg. Toch wilde hij er een heb ben en deed deze uit goud vervaardigen. De rivie ren werden er op aangegeven met edelgesteenten, zoo ook de meeren en Oceanen, terwijl de hoofd stad des rijks door een bijzonder kostbaren robijn was aangewezen. De globe, die nog moet be staan, heeft een waarde van meer dan 20 millioen gulden. Ook in het Kremlin te Moskou bevond zich voor een ongelooflijke waarde aan gouden sieraden. Er zijn (waren? Red.) daar zelfs zalen die rondom met gouden platen waren ingelegd. Vestris, danser pardon! „Le Dieu de la danse" zooals hij door de uitgaande wereld der opera van de dagen van Marie Antoinette werd genoemd was een man van grooten invloed. Hij heeft een minister tot vriend en wat meer zegt de koningin houdt hem de hand boven het hoofd. Hij beschikt zegt een schrijver over lettres de cachet voor een geheele parterre. Dus kom hem niet te na. Eén spottend gezegde zou u duur te staan komen. Zijn zoon is wederspannig tegen over Marie Antoinette en de vader de Jupiter van den operadans zegt tot de hovelingen in een wrevelige bui: De kwajongen, daar hebben we nu de eerste onaangenaamheid met het huis van Bourbon! Maar met dit al was deze god een weet-niet: een analphabeet. Hij kan noch lezen noch schrij ven, al kan hij op zijn teenen tollen! De graaf van Artois broeder van Lodewijk XVI geeft hem een jachtacte. Al zijn collega's moeten het zien. Dit was in die dagen of men iemand brieven van adeldom schonk. Maar een der heeren, die den mallen beenartist niet best mocht, weet dat belangrijk stuk in zijn jachtvest te verwisselen met een waschlijst. Vestris trekt uit ter jacht. Hij schiet waar schijnlijk mis maar hij schiet zoo geruchtma kend, dat jachtopzieners toesnellen en van hem officieele bewijzen vragen dat hij jagen mag. De danser zet zich in postuur, met een houding van jullie-maken-me-niks! Voila roept hij en toont den heeren ambtenaren de waschlijst. Je bent gek, kerel, riepen de opzieners, of houdt je ons voor den mal? Ik gek? En Vestris begint hen uit te vloeken en hij gaat zoo aan als een razende dat hij wordt opgebracht als een boef. Men kan na gaan wat zijn jaloersche collega's dit „nieuwtje" door Parijs verspreidden! Grapjes. Ik vind dat vrouwen toch langer mooi zijn dan mannen. O ja, natuurlijk! Neen, kunstmatig, zei hij. En dokter, is het ernstig? O neen, een onbeduidend gezwel in uw nek. Maar ik moet u toch aanraden er goed het oog op te houden. Barbier tot bediende): Maar man, nu heb je dien meneer alweer een snee gegeven bij het scheren. Verleden week heb je dat ook gedaan. Bediende: Ja meneer, en met opzet. Ik ben namelijk met zijn keukenmeid verloofd en dat is het afgesproken teeken, dat we vanavond uit gaan! Den beroemden natuurkundige Lichtenberg werd eens door een would-be-paedagoog gevraagd hem 't verschil tusschen tijd en eeuwigheid duide lijk te maken. Lichtenberg antwoordde: Als ik mij den tijd gunde u dat uit elkaar te zetten, dan zoudt u een eeuwigheid noodig heb ben het te snappen. Heb je het gehoord, de vrouw van Jansen, de eigenaar van het hotel „St. George met den draak" is er van door gegaan! Is het heusch waar? Wat doet hij nu? Vandaag is de schilder bij hem op karwei om zijn uithangbord te veranderen. Van nu af noemt hij zijn hotel alleen nog maar „St. George"! Oh, zucht de vrouw van den advocaat, wat benijd ik jouw dieven, moordenaars en inbrekers! Maar Hella! zegt haar man verontwaardigd. Nu ja roept ze wanhopig uit, voor die men- schen heb je altijd duizend verzachtende omstan digheden, maar als er hier in huis iets verkeerd gaat, doe je alsof ik een moord begaan heb Wat is het eerste wat de soldaat doet, als hij zijn geweer schoonmaakt? vroeg de sergeant. Naar diet nummer kijken, antwoordde de re- cruut zonder aarzelen, Naar het nummer kijken, herhaalde de ser geant. Waar dient dat voor? Wel, zei de recruut, om zeker te zijn, dat hij niet het geweer van een ander schoonmaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1933 | | pagina 4