A. E. ROMENY
BERGENSCHE
DROGISTERIJ
MIJN BERGEN.
DAGBOEK.
Een woord van Alkmaar's
Burgemeester.
APOTH.-ASSISTENTE.
TELEFOON 10 9.
BREELAAN 17, BERGEN (N.-H.
Het kan niet anders of onder alle omstandighe
den zal dan oprechte vreugde over het aardsch
bestaan domineeren.
Nu niet wachten op de krantgeen plichten
hebben en geen zorg maar je eigen ziel te ken
nen in de mijmerzware, roerlooze stilte van het
nog jonge gebladerte.
Ergens, heel ver-weg, echo't het toomelooze
geklingel van het trammetje, dat het bosch met het
strand verbindt. Dat is het trammetje van Bergen
naar zee. En met datzelfde trammetje ga ik terug
vanuit een droom naar de mooie werkelijkheid, te
rug naar plichten, die vervuld moeten worden.
Hns.
Heine heeft eens gezegd, dat men het beste over
de lente kan schrijven, als men 's winters achter
de kachel zit.
En zoo zit ik dan hier in Amsterdam en schrijf
over mijn geliefd vacantie-oord Bergen.
Alle vacanties weeraan zijn we er; in ons kleine
huis, met het groote grasveld erachter, daar aan
het elsenlaantje, en altijd weer vinden wij er het
verlangde soulaas, is het korter of langer verblijf
er eene ontspanning voor ons, stadsmenschen en
Amsterdamsche bovenhuiskinderen.
's Zomers, als de loome warmte hangt over het
in het groen wegschuilende dorp, en wij ons gaan
verfrisschen op het breede witte strand van Ber
gen aan Zee, in de als champagne bruisende en
prikkelende branding, of, vlak bij het dorp, in het
gezellige familiebad in de Bergermeer; 's winters,
als het prachtige vierkante kader van vijvers om
het Hof, met zijn landelijk wit heerenhuis, toe-
gevroren ligt, oud en jong er aan het zwieren zijn;
in de lente, als alles in de natuur nog in opgang is,
de bosschen doorgeurd zijn van de amandel-zoete
reuken der bloeiende lijsterbessen, de vogels broe
den en zingen; in het najaar, als de kinderen
eikels en beukennootjes rapen in de bontgekleurde
boschlanen, die langzaam-aan stil worden
Bergen het is al meer gezegd, maar kan niet
genoeg herhaald worden, omdat iedereen het nog
niet weet biedt letterlijk van alles! Er is wijd
polderland, met gelegenheid tot visschen, en mis
schien is er geen mooier wandeling dan die langs
de voert, dwars door de zonnige weilanden heen,
naar den op den achtergrond blauwenden duinrand.
Er zijn die duinen-zelve, wellicht de mooiste
van de geheele Noordzeekust, omdat ze nog zoo
groen en maagdelijk zijn waar nestelen, als
hier, de meeuwen? en die hier en daar, bijv. op
het Klampduin, aan den lommerrijken ouden post
weg naar de drie Egmonden, of op den Nok (even
voorbij Duinvermaak), de schoonste vergezichten
op het laagland bieden. Er zijn de Staatsbosschen
de door het Staatsboschbeheer beplante duinen
naar den kant van Schoorl, waarin men uren
lang kan rondzwermen, van de menschen af, alsof
men op de Veluwe was. Ook vlak bij het dorp is
er trouwens prachtig bosch, in aansluiting aan het
Hof, en daarbij denk ik dan natuurlijk in het bij
zonder aan de eeuwig-groene Sparrenlaan, voe
rend naar de bekende Hooge Boomen, in den top
waarvan, vlak tegen den hoogen duinrand aan, de
reigers wonen. Een groote kolonie keert er elk jaar
weer, en 's zomers, als men soezend en luierende I
op zijn rug naar de lucht ligt te kijken, dan zeilt er
telkens weer zoo'n groote vogel, op breede wie
ken, heen of terug, van het waterland naar het
nest. De Sparrenlaan, die ik daar noemde, is als
een tunnel van dennegroen; op den grond een
zacht, veerkrachtig naaldenkleed, boven ons hoofd
de groote, donkergroene waaiers van naalden, als
beschermend uitgespreid, die geschubde, blauw-
roode dennenstammen, met hunne uitgebreide, op
geheven takken, ze doen in hun verwrongenheid
denken aan Laökoon en zijne kinderen, worstelend
in de doodelijke omsnoering van den reuzenslang.
Luchtiger en grootscher, hooger, zijn de dennen
van de Eeuwige Laan, dien onvolprezen natuurweg
naar de drie Egmonden en nu ook naar Bergen aan
Zee (bij de boerderij de Franschman begint de
eigenlijke Zeeweg) met ter weerszijden de schoon
ste moderne buitenverblijven, landhuizen, waarin
de Hollandsche architectuur zich van haar besten,
immers haar sterksten kant, doet kennen. Wie
eens vergelijkenderwijs wil vaststellen, hoezeer
onze bouwmeesters ook in dit opzicht zijn vooruit
gegaan, die bezoeke het park-Meerwijk, waar in
den oorlogstijd, de bekende Amsterdamsche tegel-
fabrikant Heijstee, door een aantal vooraanstaande
jongeren, huizen liet zetten. Nog altijd zijn ze te
waardeeren als eene forsche reactie op afgesleten
traditie, en verscheidene dezer zijn nu nog accep
tabel, maar we bouwen thans toch geene huizen
meer, die op schepen gelijken. Wie een mooie,
ruimaangelegde villa-wijk wil zien, verzuime ook
niet een wandeling te maken, om en bij de Herten
kamp, de plaats waar 's zomers het lachende,
kleurige bloemencorso als stoeiend voorbijgaat, en
dan geoordeeld wordt door eene jury, waarin de
talrijke schilders, die te Bergen wonen, een onmis
baar element vormen. Trouwens, het feit dat zij
Bergen als woonplaats kozen èn aanhielden, al
zwerven er af en toe uit, mag ook wel gelden als
een keur op het goud van dit mooie dorp.
Bergen biedt „elck wat wils"! Ook aan de stads
menschen, die buiten evenzeer hunne specifieke
genoegens willen smaken, in een groot café bij een
strijkje willen zitten, een schemerlampje op tafel
en een dansvloer in de nabijheid, 's Zomersavonds
is het vol op de terrassen van „de Rustende Ja
ger" en daaromtrent. Moderne dansmuziek, jazz en
step, weerklinkt er, en drijft weg over de bemoste,
eeuwenoude steenen van den groenen grafheuvel,
waarop de idyllische ruïne van het kerkje de go-
thische, met klimop bewassen bouwval, staat
Zóó zie ik mijn Bergen!
Van uit de verte.
D. KOUWENAAR.
Amsterdam, Mei 1934.
zocht ik natuurlijk ook het oude Alkmaar,
waarvan uit de verte de mooie silhouet te
gen de heldere blauwe lucht mij aantrok.
Welk een drukte op Vrijdagochtend van Ber
gen naar Alkmaar, een ware uittocht, ieder
zich spoedend naar de wereldberoemde
kaasmarkt!
En thans, als burgemeester van Alkmaar,
roep ik zelf allen toe; „Welkom vreemdelin
gen uit Bergen, welkom in de hoofdstad van
Kennemerland".
Ook omgekeerd gaat er vooral 's zomers
een groote trek van Alkmaar naar Bergen;
I het natuurschoon, dat Bergen op verschil-
lend gebied bezit, bosch en duin, strand en
J zee, lokt ons stedelingen naar buiten tot ver-
poozing na gedanen arbeid.
Daarnaast bestaan tusschen de gemeenten
Alkmaar en Bergen vele gemeenschappelijke
belangen.
j Diverse onderwijsinrichtingen te Alkmaar
worden door jeugdige inwoners uit Bergen
druk bezocht. Onze brandweer staat steeds
gereed, om in bijzondere gevallen zoo noo-
dig te Bergen hulp te bieden. Vanuit de ge-
I meentelijke gasfabriek wordt gas geleverd te
Bergen-Binnen, terwijl door den Directeur
pogingen worden gedaan, om ook Bergen
aan Zee daarvan te voorzien. De bestaande
verbindingsweg, speciaal de kwestie van den
spoorwegovergang is zeker een punt, waar
Alkmaar en Bergen gemeenschappelijke be
langen hebben. Plannen voor oprichting van
een vliegveld zijn in voorbereiding, waarvan
beide gemeenten, speciaal met het oog op
vreemdelingenbezoek, zullen kunnen profi-
teeren.
Moge er steeds tusschen Alkmaar en
Bergen een aangename verstandhouding be
staan, welke zal kunnen leiden tot meerdere
ontwikkeling en bloei van beide gemeenten.
F. H. VAN KINSCHOT,
burgemeester van Alkmaar.
HET WAAGGEBOUW TE ALKMAAR.
Wanneer we na win-
tersche doenigheid de
lente zien naderko- 3
men, wanneer de war-
me zon ons doet be- I
seffen, dat de natuur 1
een aanvang maakt 1
met een nieuw leven,
dan begint er in mijn I
hart iets te heimwee- I
eneen verlangen
naar weer
zoo
scheen en nu toch ook
weer zoo heel dichtbij
dichtbij is. Dan denk
aan
een he-
melboog de takken
rekken om het leven- B- HANSEN,
gevende zonnegoud te ontvangen aan de dui
nen, het strand.
En dan ga ik naar die plechtigheid in de natuur,
de zwaar-drukkende adem van de stad maakt me
benauwd, en ik vlucht in de stilte van het bosch.
Ik houd van de eenzaamheid, die door de groene
oneindigheid van het bosch duizelt, ik zoek er de
paadjes en laantjes, die zooveel herinneringen aan
een vorig seizoen doen herleven. Straks zullen hier
honderden doorgaan, honderden uit alle deelen van
het land, voor enkele uren vergetend de zorgen,
de sleur en het moeilijke leven.
Doelloos dool ik langs lommergroene boschweg
getjes, verder langs grijs-gele duinpaadjes waar de
bramen me met hun lange armen vasthaken als
willen ze, dat ik zal blijven. Wanneer ik neer lig
in een beschutte duinpan, zoo maar languit op den
warmen en goedaardigen grond, dan fladderen de
teere vlindertjes in een eindelooze flirtation rond
me heen en de grappige libellen trekken voorbij
als minuscule vliegtuigjes.
Terwijl de frissche zeewind door mijn haren
speelt, kijk ik in dien strakblauwen hemel, die als
een azuren coup de beide gezichtseinders samen
vat. Dan weet ik ook welk een onmeet'lijk groot
geluk het is alleen te zijn met de mysteries van de
natuur.
Het is Mei. De merel hoog in de gulden zonne
stralen fluit in mijn ziel een verlangen wakker;
een verlangen naar grootsche dingen. Maar toch,
hoe nietig klein voelt men zich onder een zoo
machtig uitspansel. Je zou willen, dat iedereen
zich van deze wondere schepping bewust werd.
Want dat en dat alleen is zuiver.
Kijk rondom je, den heelen afstand der beide
horizonten langs.
Overal welt een krachtig leven uit den grond.
Héél in de verre verte ruischt de zee, in rhyth-
mische cadans sterker en zwakker. Een eerbied
waardige spin waggelt haastig weg over mijn
schoen. Zelfs een hagedisje ritselt schichtig door
het vernieuwde groen. Al dit gedierte is mijn ge-,
zeischap. En zoo lig ik te peinzen, ik tracht te
denken aan mijn werk, maar het dringt niet tot me
door. Dan eerst begrijp ik, wat de dichter wil zeg
gen, als hij met dat prachtige woord „ultime rust"
doelt op de uiteindelijke kalmte, waar zoovelen in
dit woelige leven behoefte aan hebben.
Gaarne heb ik gevolg willen geven aan
het verzoek van Uw redacteur, om ter gele
genheid van het 25-jarig bestaan van Uw
blad als burgemeester van Alkmaar van
mijn belangstelling te doen blijken.
In de eerste plaats mijn gelukwenschen
met deze heugelijke herdenking.
Het vorige jaar als badgast vertoevende
in het uitstekende hotel Nassau-Bergen, be-