onne "crème DE GROOTE KERK TE ALKMAAR. Historische Anecdote. Fréron takelde „Merope" van Voltaire geweldig af. Toch had het werk bizonder groot succes bij de eerste opvoering. Er verscheen kort daarna een prachtuitgaaf met een titelblad in koperdruk. Daar was ook een ezel op afgedrukt, die een lauwer krans om den nek droeg. In 't nieuwe nummer van zijn tijdschrift herriep Fréron zijn vroegere critiek, roemde de uitgave, sprak over 't titelblad en voeg de er aan toe: Ovec le portrait de l'auteur. Voltaire had niets beters te doen dan alle exem plaren op te koopen en te verbranden. Dn 19den Juli 1810 stierf de edele koningin Louise. Hoe dit verlies koning Willem III trof, blijkt uit het volgende: Toen Friedrich Wilhelm in het jaar 1810 na den dood van Louise naar Silezië gereisd was, kreeg hij daar bericht, dat het in het groothertogdom Warschau op het privaatvermogen der Pruisische onderdanen gelegde beslag was opgeheven. Eenige Silezische afgevaardigden wenschten den koning hiermee geluk. Ja, antwoordde de vorst, als koning ben ik nog wel blij, wanneer het mijn onderdanen goed gaat. Als mensch kan ik mij niet meer verheugen. De beroemde Engelsche tooneelspeler Foote ging op zekeren avond laat door een straat, toen plotseling een man uit een raam van de tweede verdieping naar beneden viel, vlak naast hem. Ge lukkig viel hij op een hoop zand en stond, alleen wat verdoofd, weer vrij gauw op zijn beenen. Foot hielp hem en herkende een vakgenoot, van wien hij wist, dat hij dikwijls grof speelde en veel verloor, en dien hij dat meermalen had afgeraden. Welkom vriend, zei hij, maar waarom zoo snel uit hoogere regionen omlaag gesprogen? Dat ellendige spel, barstte de andere uit. Dus weer 't spel? En terwijl Foote hem op 't hooge raam wees, vervolgde hij: Heb ik je niet altijd geraden, niet zoo hoog te spelen? De beroemde Locke ging vrij geregeld om met Lord Shaftesbury, met den hertog van Bucking ham en zoo. Maar ook tegenover hen hield hij zijn gewone vrijmoedigheid, wat hem in het geheel niet kwalijk werd genomen. Opeen avond was hij bij lord Shaftesbury genoodigd. Het duurde niet lang of tot ergernis van Locke, zaten de meeste gasten kaart te spelen. Locke zelf speelde nooit. Hij zette zich dicht bij den gastheer aan een tafeltje en maakte ijverig aanteekeningen. Wat heb je in hemelsnaam toch te schrijven? vroeg de lord na een poos. Ach antwoordde deze, ik heb altijd ge hoord, dat men uit 't samenzijn van verstandige mannen zooveel leeren kan. Ik noteer nu de ge sprekken, wilt U enkele dialogen hooren? De kaarten bleven rusten en allen luisterden naar de voorlezing die aanleiding gaf tot uitbundig gelach door de banaliteit en de onbenulligheid van de gezegden. Shaftesbury voelde den steek en, naar men zegt, heeft hij na dien avond nooit meer kaart gespeeld. ook van Verona. Toen kwam in 1405 Padua aan de beurt en Francisco de Tweede geraakte in ge vangenschap. Men liet hem eerst in de gevangenis van het Dogepaleis zuchten, toen werd hij 18 Fe bruari 1406 in zijn cel geworgd. Men had een einde gemaakt aan den grooten vijand van Venezia. De zeldzaamste methode, om in heel Europa be roemd en enorm populair te worden, had ongetwij feld Josef Kyselack verzonnen, wiens naam meer dan honderd jaar geleden in den tijd van het Weensche Congres letterlijk in aller mond was. Kyselack, die een ambtenaar en braaf staatsbur ger was, had op zekeren dag de aanmerkelijke som van 1000 gulden geërfd. Deze onverwachte rijkdom deed hem het besluit nemen, om op een heel bij zondere manier beroemd te worden. Hij begon een reis door Europa en reeds na enkele maanden was in alle mogelijke streken een enkele vraag aan de orde van den dag! Wie of wat is Kyselack? Want op de toppen der Alpen, op de rotswanden van Zwitserland, in de hooge bosschen van de Tatra, aan de oevers der Italiaansche meren, overal waar in Europa de bekoring van het landschap bekend was, daar lazen verwonderde oogen het raadsel woord: Kyselack. Met verfpot en verfkwast uitge rust, had de roemzuchtige Weener zijn naam in vele honderden autogrammen" vereeuigd. En toen hij na een jaar in Weenen terugkwam, had hij be reikt, dat naast de héél grooten van zijn tijd, naast Napoleon en Metternich, naast Talleyrand en Wel lington, ook zijn naam internationaal beroemd was geworden. Geen plekje op aarde was meer veilig voor zijn verfkwast. Maar toen greep keizer Frans persoonlijk in, hij riep zijn, door een manie aange grepen, ambtenaar tot zich en verbood hem streng overal zijn naam op te schilderen. Berouwvol hoorde Kyselack de strafpreek aan en toen de vorst hem tamelijk ongenadig had weggestuurd, pronkte op het vloeipapier van de keizerlijke schrijftafel het woord Kyselack Hoe hij het klaar speelde, nooit op heeterdaad te worden betrapt, bleef zijn geheim, dat zijn roem nog verhoogde. Al lang zijn alle sporen van zijn „vereeuwigingen" door weer en wind uitgewischt. Alleen een oude beuk aan de helling van den Kahlenberg draagt nu nog in zijn schors gegrift, het opschrift: „Kyselack 1818" en bewaart daar mee de herinnering aan het origineelste type van Oud-Weenen. De landlieden van Jena's omstreken, die den naam van hun opperhoofd Lafaurie dikwerf ge drukt en geschreven voor oogen hadden, konden dien naam toch maar moeilijk uitspreken en noemden hem gewoonlijk Larifari. Te Claremont waar, zooals bekend, Louis Phi- j lippe met zijn familie woonde, groeiden eens vele ananassen, die, ofschoon zonder kroon, rijp wer- den, als wilde de natuur met den ouden koning j den spot drijven. Zulke ananassen werden vroeger blinden genoemd, thans heeten zij „republi- keinsche". Van graaf von Gneisenau wordt als aardige anecdote de volgende handigheid verteld. Eens had men den graaf zijn veelberoemden degen ontstolen. Aan dit wapen zijner vaderen hechtte hij groote waarde, doch hij begreep dat de opsporing wel nooit tot een goed einde zou komen. Daarom deed hij in een uitvoerige lofrede op de goede en vaderlandslievende gevoelens van den dief, 'bekend maken, dat hij den degen gaarne wil de ruilen tegen een goeden kling of tegen een som gelds, grooter dan de waarde van het verdwenen wapen. Bovendien verplichtte hij zich den naam van den dader nooit bekend te maken. Inderdaad werd de degen teruggebracht. Limmerikken. De badgast blijkt steeds zeer tevreden Daarvoor heeft hij zeker zijn reden: Wat Bergen hem biedt Vindt hij elders vast niet! Waarom dan zijn geld elders besteden?! <ol> Een zonnebaadster beweerde, Dat zonlicht haar huid nimmer deerde! Zij lag in het duin En haar rugje werd bruin t Was niet pijnlijk, naar zij later beweerde Er was eens een schilder in Bergen Die besloot om de menschheid te tergen Hij schilderd' een paard Met een Oranje-staart En meer kon je niet van hem vergen. Maar een deftige heer die kwam kijken, Sprak die man gaat de kunst nog verrijken, Van kunst had die klant Absoluut geen verstand Maar dat durfde hij niet laten blijken. De stichting van Padua wordt toegeschreven aan Anténor, een fabelachtigen koning van Troje en broeder van den meer beroemden Priamus, den laatsten koning van Troje. Onder de regeering van keizer Augustus behoorde Padua tot de rijkste ste den van Noord-Italië. De schoone stad was rijk versierd met allerlei monumenten, maar de Barba ren hielden er huis en zoo bleef er van de antieke kunst, die daar vroeger te bewonderen viel, weinig of niets over. De stad bloeide weer en in de mid deleeuwen, toen alle steden in het Noorden kleine, maar soms ook machtige republieken waren en elkaar beoorloogden, kwam zij van 1237 tot 1256 in de macht van Ezzelino da Romano, die den bij naam had van den Wreede en een verwoede tegen stander was van het Pausdom. Maar in laatstge noemd jaar koos de stad de partij der Welfen en Jacopo da Carrara werd in 1318 tot heer over de republiek aangewezen door het volk. Maar Jacopo, noch zijn opvolgers hadden weinig rus.t' z *e kunnen handhaven hadden zij strijd te voeren tegen de Scalingers van Verona en tegen de republiek van Venetië. Soms vochten ze met de Scalingers tegen Venetië, dan zochten ze j weer tegen elkaar en land en volk werden de I dupe. Na Jacopo kwam zijn neef Marsiglio, die hem van 1324 tot 1338 opvolgde. Ubertino, op zijn beurt, een neef van Marsiglio volgde hem op en stierf 25 Maart 1345. Zijn opvolger Jacopo de i Tweede beleefde weinig genoegen van zijn heer schappij, want op den 21sten December 1351 werd hij te Padua vermoord. Francisco, zoon van Jacopo den Tweede, kwam aan de regeering, maar ook hem was geen rust als tyran der republiek beschoren. Hij had oorlog te voeren en het schijnt dat hij ook vrees voor zijn onderdanen had, want zijn laatste levensjaren bracht hij te Como door, waar hij ook 6 October 1393 is gestorven. Zijn zoon Francisco de Tweede zou het einde zien van de macht van zijn geslacht. Ook hij trok uit om zijn gebied uit te breiden en om zijn vijan den te overweldigen. In 1404 wist hij zelfs Verona te vermeesteren, maar zijn triomf duurde niet lang. Want onder den doge van Venetië Michele Steno, die van 1400 tot 1414 het hoofd was der Venetiaansche republiek, trok de beroemde Vene- I tiaansche generaal Malatesta op het oorlogspad en weldra was hij meester van verschillende steden, I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1934 | | pagina 12