A. E. ROMENY BERGENSCHE DROGISTERIJ HHHHI Wie Bergen niet kent, kent Nederland niet. In de Leidsche Courant van 9 Mei lazen wij van de hand van collega Frans Schneijders, die eenige jaren in Alkmaar als journalist werkzaam was, de volgende interessante lyrische beschouwing over Bergen, waaruit blijkt hoezeer hij van Bergen houdt. Ook in zijn bespreking van ons jubileum nummer komen zijn liefde voor ons mooi vacantie- oord schitterend tot uiting. Het artikel, dat zoo zeer onze aandacht trok en waarvoor wij collega Schneijders dank zeggen, luidt: Bergen is slechts een dorp van 6000 inwoners, maar een dorp van kunstschilders, als Laren en Blaricum en 'n dorp dat bogen kan op wijde, uitge strekte bosschen, die voor ieder open staan, op de blonde duinen en de wijde zee. En erom heen is het wijde, groene land, dat ge ziet tot aan de hori zon. Zoudt ge daar Uw vacantie niet doorbrengen, waar bosschen zijn èn zee èn duinen èn het groene land èn een liefelijke stad? Wie kent niet deze gezegende plek gronds, die niet alleen zelf zich verheugen mag in een schil derachtige natuur, maar bovendien nog in de na bijheid van zee, duinen, heerlijke vijvers, het wijde zonnige land met levende rivieren, een goede nij vere en veel biedende stad, kortom een dorp zelf 'n exempel van natuurlijke schoonheid en liefelijk heid en gelegen in één groot feest van zonnige perken, spelende plassen, zachte blonde duinen en de oneindige zee? Een korte rit door de wijde velden van Alkmaar naar Bergen en ge staat aan de oevers van het zeestrand, waar als groote knaagdieren de golven knabbelen aan onzen grond, die geen duimbreeds van zijn gebied prijs geeft. Daar is Bergen aan Zee, waar het milde strand zich uitstrekt voor velen, die in de oneindigheid der wijde zee de zorgen des levens een oogenblik zien verzinken. Die milde on eindigheid verlicht het hart en geeft rust aan het gemoed, weldadig de laatste zorgenzucht vermen gend met de zoele wind, die zij blaast over het land. Zit daar neer en zie naar de zee. Ge kent geen zucht en geen zorg, ge kent alleen de zee, een aantrekkelijke oneindigheid, die leeft en ver geet, waar de eene golf de andere niet kent, waar de eene golf na de andere in blijheid sterft op het strand en rustig uitglijdend in haar laatste levens stonde nog vreugde en schoonheid schenkt aan hen, die verwijlen aan haar stervensponde. Zie dit en overdenk dit en als ge 's avonds zijt teruggekeerd binnen de muren van Uw haardstede, zult ge van de stervende zee, wat blijde levens kunst geleerd hebben. Een andere oneindigheid, die even sterk spreekt tot bet gemoed. Het is het wijde, groene land, de schoonheid van Holland, ge zoekt die en verlangt die op een stillen zomeravond of op een zachten lentedag, als ge rust zoekt daar in Uw vacantietijd. Ga dan een oogenblik uit Uw huis de frissche lucht in. Ga de liefelijke lanen van Bergen ten einde en na die schoonheid vindt u de oneindigheid der wijde verten. Dat is Holland's lage land, dat een handbreedte rijst uit het woelige, klare water en dat ge ook vindt in dit liefelijke dorp. Daar aan de grens van Bergen, sta een oogenblik en laat uw oog gaan over het wijde land, wijd als de zee, maar zachter, milder, vrediger. Ook het land strekt zich uit, heel wijd en ver tot waar het de horizon raakt, maar het is lieflijker dan de zee. Het is schoon van kleur en vlak en stil. Daar grazen koeien in rustige, langzame bewegingen, ergens ver staat een molen, die biddend zijn wie ken heft naar den hemel. Er is een boschje, een kerktoren aan den einder, een eenzame landweg. En na een stonde zijt ge weer in uw huis, met de wijde verte in uw hart, dat licht is en blij om de schoonheid van dit land, dat vrede schenkt. Dat biedt U Bergen en meer. Midden in dit vriendelijke dorp klopt het leven, het mooie leven. Maar daar zijn ook de machtige bosschen, die het van alle kanten omgeven. Breede lommerrijke lanen, glad van dennen groen, de Sparrenlaan en de Eeuwige laan, die midden door de bosschen gaan, tot waar de duinen of de zee ze verslinden. Daar staan de vriendelijke landhuisjes verscholen in de bosschen, het villa park Meerwijk, de villaatjes op de zanderige heu vels, omgeven door hooge, slanke dennen. Daar zijn de bosschen, die geuren en die rust geven. Daar is natuur, natuur. Daar dringt de weelde der natuur van alle kan ten tegen U aan. Daar zijt ge immer te korten tijd, omdat ge alles, alles zult willen genieten en omdat een menschenleven te kort is, om dat alles te kun nen genieten. Het Bergerbosch, het Russenduin, de Ruïne, mid den in dit idyllische dorp, dat meer bosch dan dorp is, de zee, die het oog glanzend en het hart ruim maakt. Ik hebt dat land weergezien en mij opnieuw verheugd. Ik ken dat land. Ik weet, dat het altijd mooier zijn zal, dan ge U durft droomen. Ga zien en leven. En met den Bergenaar zult ge zingen zijn mooie lied: Ik heb U liei, mijn dorpje klein, Daar aan der duinen rand F. S. APOTH.-ASSISTENTE. TELEFOON 10 9. BREELAAN 17, BERGEN (N.-H. De avifauna van Bergen en omstreken. III. Raafachtige vogels. De Roek. (Trypanocorax frugilegus). Ieder jaar, als de schoone zomer is voorbijgegaan en de tijd weer daar is, dat we gaan denken aan wollen kleeren en kachels, kunnen we den trek waarnemen van roeken, die hun broedplaatsen verlaten hebben en op weg zijn naar Zuidelijker streken. Troepen van vele duizenden exemplaren ziet men dan overvliegen en somwijlen houdt de vlucht uren achtereen aan, nu eens in dichtere drommen, somtijds weder in enkele voorwerpen. Ook gebeurt het, dat een vlucht voor eenigen tijd rust neemt in een duinpan of op een open weide. In de Verbrande Pan bij Bergen aan Zee hebben we wel eens een troep waargenomen, die beslist op 10.000 voorwerpen geschat kon worden. Dan is een groote oppervlakte als bezaaid met zwarte vogels. Ze gelijken veel op de gewone zwarte kraaien, doch ze zijn minder breed en schijnen door de meerdere rankheid ook kleiner te zijn. De Roek is geheel zwart, doch deze kleur vertoont violette schakeeringen, wat bij Kraai en Kauw niet het geval is. Verder is de Roek kenbaar aan zijn langen, zwarten snavel, die zich ook onder scheidt door bijzondere rechtheid. Dikwijls ziet men roeken, die het aangezicht tot aan de oogen toe onbeveerd hebben; deze kaalheid is ontstaan door het voedsel zoeken, waarbij de snavel zoo diep mogelijk in den grond geboord wordt. Elk jaar na het ruien komen ook daar de vederen weer voor den dag, om dan langzamerhand op nieuw af te slijten. De roek woont gedurende den zomer in ons land in tamelijk veelvuldige exemplaren, en heeft ook hier zijn broedplaatsen. De Roek houdt steeds van een gezellig leven, ook bij het broeden. De nesten worden gemaakt op boomen en meermalen kan men in één en denzelfden boom 20 tot 40 nesten vinden. En daartoe heeft hij nu juist niet noodig de boomen van groote bosschen, dikwijls ook vindt men nesten in de kleinere hoven bij buiten plaatsen en in de boomen van onze steden. Toch ziet men ze daar niet gaarne, omdat zoo'n broe dende kolonie nogal schade aanbrengt aan het geboomte en ook vele andere planten, vooral bloembollen, benadeelt. Dikwijls worden de bollen uit den grond gerukt en gedeeltelijk verorberd. Het nest is tamelijk diep en komvormig en ge maakt van doode takken en plantenwortels. Ook de Roek heeft gaarne een zacht bedje voor zijn eieren en jongen, zoodat het binnenste gedeelte bekleed is met velerlei zachte voorwerpen. Kleine, zachte kleedingstukken zijn op bleekvelden in de nabijheid eener broedende Roekenkolonie niet vei lig. De eieren, veelal vijf per legsel, lijken veel op die van de Kraai; lichtgroen met donkerder vlek ken, doch ze zijn een weinig kleiner. We hebben gesproken over het nadeel, dat de Roek somtijds aanbrengt, doch door het eten van veldmuizen, wormen en meikevers is hij ook wel Roek is zeer groot en strekt zich uit van den At- lantischen tot den Grooten Oceaan. Alleen, wan neer het bij ons wintert, komt hij ook voor in Egypte. De Kauw. Een niet onaardige verschijning in de Raven- familie is de Kauw (Lolaeus monedula). Met de Musch en de Spreeuw mag zij tot de meest gewone vogels van ons land gerekend worden, en zij komt dan ook overal en algemeen bij ons voor, zoowel des zomers als des winters. Zij is aanmerkelijk kleiner dan de Kraai en de Roek zijn, en, wanneer men haar gade slaat op de landerijen, waar ze vooral in het najaar met haar jongen verblijf houdt, om naar voedsel te zoeken, valt ons het mooie, glimmende zwart van haar vederkleed wel in het oog en met genoegen volgt men haar in haar vlugge bewegingen. Geen oogenblik is ze stil; on rustig loopt ze, nu naar rechts en dan naar links, in alle hoekjes en gaatjes turende, of er ook iets van haar gading te vinden is. En dikwijls verorbert ze een lekker beetje, in den vorm van een worm, een emelt of masker er van; dan stelt ze zich ook gaarne tevreden met graankorrels en vruchten. De Kauw, die dikwijls om haar kleinheid (haar lengte bedraagt nog geen 3 d.M.) ook Kauwtje, Kerk- en Torenkraai genoemd wordt, is nog zeer goed te kennen aan de witgrijze vederen van hals en nek en vooral bij de oude voorwerpen in het oog vallen. In het voorjaar vindt men de Kauw gewoonlijk op de boomen en veelal ook treft men haar dan aan op torens, kerkdaken en schoorsteenen. Haar schel geluid hoort men dan zeer vroeg in de mor genuren. Men kan een Kauw gemakkelijk heel tam maken en ze is dan wel een aardige en vertrouwe lijke vogel, die gaarne de hem aangeboden hapjes in ontvangst neemt. De bonte of grijze Kraai (Corone cornix). Nauwelijks vertelt de scheurkalender ons. dat het October geworden is, of in groot aantal, die brutale vogels met hun mooie, grijze vederen op borst, buik, bek en mantel, die mooi afsteken bij het overigens zwarte kleed, zijn er weer. In Siberië en in de koude streken van Europa brengen ze den zomer door, om voor hun verme nigvuldiging zorg te dragen, en van October tot April verblijven ze ook in ons land, om zich te voeden met bessen van duindoornen (Hyppoaë ramnoiddes). Ook eten ze dan veel oesters en mos selen en meerdere kleinere en groote weekdieren. We hebben hiermede 4 der 8 bij ons voorkomen de raafvogels bekeken. Ons resten nog: de Zwarte Kraai, de Ekster, de Vlaamsche Gaai en de Noten kraker, waarover nog in het volgend nummer het een en ander zal volgen. J. DAALDER Dz. ril1!,',I yi Ii:|,r|'|,|;|! VI, I.i'.yi'yiv N.V. BOUW-EXPLOIT.-MAATSCHAPPIJ BERGEN AAN ZEE. TENNISBANEN. Uitstekende gravel- en roode baksteenbanen, mooi en beschut gelegen in het Parnassiapark te Bergen aan Zee. Tarief. Per uur per persoon0.50' Abonnement voor 10 uur spelen4.00 Abonnementen, dit jaar afgegeven, zijn voor een volgend jaar niet meer geldig. De voorwaarden tot het bespelen van deze ba nen, zijn ter plaatse aangeplakt. DE BADDIRECTIE. Aan hel strand le Bergen aan Zee.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1934 | | pagina 4