„DUINVERMAAK*
HOOG EN LAAG WATER
CAFE-RESTAURANT
GROOTE KINDERSPEELTUIN.
BEZOEKT DE
KAASMARKT
LUNCH of KOFFIETAFEL
VALK's Lunchroom
te Bergen aan Zee. 1934. (in zomertijd).
AUG.
Datum
Hoog water:
Laag water:
5
12.29
8.29
21.08
6
1.05
13.51
9.50
22.26
7
2.20
14.50
10.59
23.28
8
3.06
15.34
11.52
9
3.45
16.10
0.13
12.33
10
4.20
16.45
0.54
13.11
11
4.55
17.18
1.30
13.47
Mooi gelegen aan den voet der duinen.
ZONDAGSMIDDAGS
Concerten Openlucht-Dancing
door eerste klas Orkest.
RUIM PARKEERTERREIN.
te ALKMAAR.
GEBRUIKT UW
tn
KAASMARKT,
tegenover Bureau V.V.V.
Onze zaal is
Vernieuwd - Vergroot - Verfraaid.
gend Nederland, dan zeggen wij, dat de cijfers ons
leeren, dat dit geenszins het geval is. De cijfers
leeren echter ook, dat die belangstelling niet tot
een ongelimiteerd aantal kan worden opgevoerd.
Bergen kan zich op dit gebied nog tot de gelukkige
plaatsen rekenen, al is dit seizoen voor de hotel-
en pensionhouders moeilijker dan voor de verhuur
ders van gemeubileerde huizen. Door de toename
van het aantal gelegenheden, waar de gasten te
recht kunnen, wachten velen met het bespreken
van hun verblijf tot enkele dagen vóór hun vacan-
tie, om zeker te zijn van het weer. Augustus van
het vorige jaar leerde, dat vóór alles het weer de
koopman is. Wanneer de zon de asfaltstraten bla
kert in de steden, dan trekken ook zij naar buiten,
die om economische redenen van plan waren ge
weest, in de stad te blijven. Veel hangt dus van
het weer af.
Wat leeren ons de cijfers?
Het vorig jaar vertoefden er op 29 Jüli volgens
de vreemdelingenlijst in de Badbode 4301 gasten
in Bergen en Bergen aan Zee, verdeeld over 133
hotels en pensions en 339 gemeubileerde huizeen.
Dit aantal bedroeg dit jaar in dezelfde week 4336
of nog 35 personen meer dan het vorige jaar. Dit
jaar zijn ze echter verdeeld over 161 hotels en
pensions en 341 gemeubileerde huizen, zoodat men
dit jaar te doen heeft met een vermeerdering van
28 pensions, waaruit geconcludeerd kan worden,
dat het gemiddeld aantal gasten in de pensions
kleiner is dan het vorig jaar, aangezien de 35 gas
ten, die er meer zijn, zeker niet voldoende zijn om
de 28 pensions te bezetten, die er bij zijn gekomen.
Wij hebben daarom eens nagegaan, hoe het met
de bezetting van verschillende bekende hotels en
pensions in de laatste week van Juli van het vorig
jaar stond en die bezetting vergeleken met die van
de vorige week en wij komen dan tot de conclusie,
dat er thans in Hotel Nassau-Bergen 14 gasten min
der zijn dan het vorig jaar, in Trianon vertoeven
er 4 minder, in Bakhuis 12 meer, in Hotel Stroomer
25 minder, in Pension Wilhelmina 5 meer en de
Stormvogel 9 minder. Men kan hieruit wel con-
cludeeren, dat men te doen heeft met toevallige
verschillen, die op het totaal niet van invloed zijn.
Over het algemeen is dit in Bergen Binnen ook
het geval. Een uitzondering hierop maakt het uit
stekende Hotel-Pension Erica, dat 52 gasten min
der huisvest dan er in dezelfde week van het vo
rig jaar vertoefden. De Haemstede telt er 2 meer,
Kennemeroord 2 minder, de Hertenkamp 7 min
der, Kreb 4 minder, Pension Holland en Het Witte
Huis ieder 5 minder, het Oranje-Hotel 3 minder,
Pension Theresia eveeneens 3 minder, Pension
Boschlust 1 meer en Pension Berkhout 2 minder.
Vanzelfsprekend hebben wij hier een greep ge
daan, omdat het ons te ver zou voeren, beschou
wende cijfers over alle gelegenheden te geven.
Deze cijfers zijn echter wel voldoende om den
werkelijken toestand te kunnen peilen. Voor hen,
die van cijfers houden, publiceeren wij hieronder
nog de volgende, die het aantal gasten vermelden,
die er in de afgeloopen 25 jaren in de eerste week
van Augustus in Bergen en Bergen aan Zee ver
bleven.
1908—370; 1909—500; 1910—1002; 1911—1175;
19121417; 19131501; 1914—1775; 19151852;
1916—2131; 1917—2196; 1918—1986; 1919—2092;
1920—2393; 1921—2844; 1922—2636; 1923—2744;
1924—3617; 1925—3380; 1926—3485; 1927—3053;
1928—3304; 1929—4505; 1930—4190; 1931—4548;
1932—4542; 1933—4823; 1934— (zie eindcijfer
vreemdelingenlijst in het 4e blad van dit nr.
DAGBOEK.
Het is avond.
Een druilerige motregen doet alles somber en
vaag lijken. De overdag zoo rumoerige straat ligt
stil en verlaten, als gehuld in een örijzen sluier
van den triesten avond. De eenig levende wezens
zijn een paar ineen gedoken houtduiven, die als
onbeweeglijk zwarte figuren op een der geweldige
armen van een boom zitten.
Als het geluid van haastige voetstappen plotse
ling de mistroostige stilte verbreekt, knipperen
de duifjes opgeschrikt met de oogen en kijken
naar beneden.
Een meisje, diep in den kraag van haar regen
jas gedoken, loopt gejaagd langs de huizenrij. Zij
is er een van het type, dat liefst onopgemerkt
wenscht te blijven doch juist haar intuïtieve
schuwheid doet naar haar opzien. Nu al maan
den lang legt ze met een stipte regelmaat haar
avondbezoek af bij hem, die ik sinds een jaar als
mijn overbuur ken.
Hij is schilder. Niet met een breedgerande vilten
hoed en met sliertige dassen, maar gewoon
veelal zonder hoed en met een sportieve zo-
merdas. Zijn sluik achterover gekamde haar geeft
hem een nog jeugdig voorkomen, al zeggen zijn
breede wenkbrauwen, dat zijn jeugd zeker niet
zonnig is geweest.
Het is als schaamt hij zich voor zijn beroep, al
vindt hij het vervelend alleen maar te kunnen
kladderen, zooals hij het noemde, toen ik hem
over zijn werk eens sprak.
Ik wist, dat 't hem niet goed ging. Geen toover-
werk ging de deur uit en hij kon weer, ondanks
dat het meisje bij hem was, juist als vroeger zoo
bedroefd en zorgelijk voor zich uitstaren. Hij was
stil en onverschillig geworden. Dikwijls kon hij
plotseling heel driftig worden en sprak dan op
luiden toon tegen het meisje, zoodat ik zijn stem
door de gesloten ramen heen kon hooren. Haar
blik was dan onafgebroken naar buiten gericht,
haar oogen volgden de neerdwarrelende bladen.
Het was of de heengaande zomer ook iets van
hun vroeger zoo zonnig geluk had meegenomen
en de naderende herfst daar voor in de plaats zijn
somber stempel op hun, nu zoo veranderd leven
had gedrukt.
Een nare tijd was het geworden en de schilder
scheen niet te merken, hoe het meisje verbleekte,
als hij zoo hard en boos tegen haar sprak.
Toch probeerde ze hem op te vroolijken, zijn
droeve smart, die dan opklonk onder den stillen
avondhemel, te verzachten, hem te troosten en
ze bleef trouw haar bloemen voor hem mee
brengen
Ook nu, op dit sombere avonduur had ze bloe
men bij zich, een arm vol. Haar krullen dartelden
in den wind en haar oogen glansden weer.
Ik zag haar haastig de kamer binnen gaan. Ze
dacht zeker, dat hij thuis zou zijn, want over
haar blij gezicht vloog een trek van teleurstel
ling. Ze poederde haar neusje, kamde het haar en
schikte daarna de bloemen in een vaasje. Ze zag
er in haar glanzend wit toiletje zoo lief uit, dat ze
de verpersoonlijking van de lente geleek.
De lantaarns werden ontstoken, de nacht kon
digde zich aan.
Bij het schijnsel zag ik haar klein figuurt)e
doodstil voor het venster zitten, de handen om de
opgetroken knieën geslagen, het hoofdje rustend
tegen den rand van zijn stoel.
Ze wachte en wachtte, begreep met wat er was.
Toen het elf uur sloeg, stond ze op. Ze knipje
een lampje aan en terwijl haar oogen vertwijfeld
de kamer ronddwaalden, ontdekten ze het stuk
je papier op tafel.
Ze nam het op en toen ze gelezen had, legde
ze zich op dezelfde plaats neer en liep op de
rustbank toe.
Hoe lang ze daarop heeft gezeten, weet ik niet,
maar toen ze opstond, ging ze weer voor het
spiegeltje staan en bekeek zichzelf heel aan
dachtig.
Het bevreemdde en ontroerde mij tegelijk.
Toen, plotseling trok ze haar mantel aan en
opende haastig de deur. Even later stond ze op
straat. Ze liep rillend van de nachtkoude —langs
de huizen, keek niet om toen ze over de brug
liep. Maar wel bleef ze stilstaan om in 't water te
kijken.
Waarom had hij het leven niet aangedurfd al
leen met haar?
Hns.
Historische Anecdoten.
Iedere directeur van een artistengezelschap
heeft wel eens te kampen met moeilijkheden, o.a.
ziekte der artisten. In zulk een geval bevond zich
op zekeren dag de directeur Lebrun. De tooneel-
speelster Rosaura, die den Turandot moest spelen,
beviel deze rol niet erg en zij hield zich daarom
maar ziek.
De directeur zat in groote verlegenheid, want hij
had geen plaatsvervangster.
Een andere artiste kon eerst over een paar
dagen komen. Hij ging echter de kunstenaresse in
hare woning opzoeken en toonde innig medelijden
met de zieke.
Ja, zei Rosaura, ik heb er spijt van nu den
Turandot niet te kunnen spelen, maar U ziet toch
zelf dat ik ziek ben.
O, zei de directeur, de Turandot geeft niets,
maar ik wilde eerstdaags Maria Stuart spelen en
U de hoofdrol geven. Nu moet ik haar een ander
toevertrouwen.
O, maar misschien ben ik dan wel weer ge
zond, zoodat ik haar kan spelen.
Neen, zei de directeur, U moet U daar met
voor opofferen. Ik zal mij wel behelpen.
O, maar ik voel mij al veel beter dan gisteren,
antwoordde Rosaura, en ik kan over eenige dagen
weer optreden.
U vergist U, want U ziet er nog zeer slecht
uit.
Neen, het gaat werkelijk veel beter, zei de
artiste nog.
De directeur was nauwelijks een uur verdwenen
en zat weer op zijn bureau, toen hij van Rosaura
een brief ontving waarin het heette dat de toe
stand plotseling zoo verbeterd was dat zij
's avonds nog den Turandot zou spelen.
De angst dat de Maria Stuartrol haar voorbij zou
gaan, had haar beter gemaakt.
Destijds werd te Parijs het gerucht verspreid dat
de Hertogin van Berry zich in de hoofdstad be
vond. Het kwam iedereen zeer waarschijnlijk voor,
daar men de moedige vrouw wel in staat achtte om
in persoon het hare tot den terugkeer van haar
zoon hertog van Bordeaux bij te dragen. Echter
verklaarde eindelijk de Moniteur in het officieele
deel dat de geruchten ongegrond waren. Het be
richt was volgenderwijs ontstaan.
Markies L. was verloofd met de eenige dochter
van Barones E. en dat was inderdaad een buiten
kansje voor hem, want het bruidje bezat 2 millioen
francs, terwijl zijn vermogen tot nul gedaald was.
Nu wilde hij ook erkentelijk zijn en zijn voormalig
lichtzinnig gedrag veranderen. Zijns ondanks kon
hij echter niet besluiten het zoo plotseling vaarwel
te zeggen. Bij gevolg trok hij uit Parijs, voorwen
dende 14 dagen op het landgoed zijns vaders te
gaan doorbrengen. Reeds den tweeden dag kwam
hij heimelijk terug, om afscheid van vrienden en
vriendinnen te nemen. Hij gebruikte alle voorzor
gen om een streng incognito te handhaven.
Schoonpapa immers was een streng legitimist.
Doch op zekeren dag trad ondanks alle voorzorgen
de schoonpapa toch in het afgehuurde vertrek bin
nen, waar de snoode zoon met een zijner vriendin
nen copieus dineerde. De dame had ternauwernood
tijd om te vluchten en de oude heer meande dui
delijk het ruischen harer kleeding gehoord te heb
ben. Hij kreeg van de schoonvader droeve verwij
ten te hooren, doch de markies repliceerde; Wat
gij gezien hebt is waar, doch de tegenwoordigheid
van die dame is geen schande, integendeel
Maar dat is een geheim.
Toen de vergramde schoonvader op onthulling
aandrong, hing de jonge man het verhaal op dat
hertogin Berry zijn gastvrijheid had ingeroepen om
incognito eenige vertrouwde vrienden te kunnen
bezoeken, teneinde de mogelijkheid onder het oog
te zien van een terugkeer van den hertof van
Bordeaux.
De schoonvader was in de wolken over de eer
zijn rechtzinnigen en staatkundigen zoon bewezen
en zoo ver ging zijn vreugde, dat hij de huwelijks
gift van zijn dochter met een half millioentje ver
meerderde.
Toen men Danton en gezellen wilde onthoofden,
trok men de kar waarin zij gezeten waren langs
het huis van Robespierre. Hier aangekomen sprak
Danton de profetische woorden: Gij zult ons vol
gen; uw huis wordt gesloopt en op zijn plaats
wordt zout gestrooid.
Op het schavot wilde men hem vast binden.
Danton zei echter spottend: één riem is genoeg.
De andere komt Robespierre goed te pas.
Toen gebood hij den beul om het volk zijn hoofd
te laten zien, dat loonde de moeite nog wel.
Franz Dingelstedt, de voormalige intendant van
het hoftheater te Munchen, begon een zijner voor
drachten, die druk door de hofwereld en den adel
werden bezocht, aldus;
Ten aanschouwe van een geesteloos hof en een
gedegenereerden adel
Lange pauze gedurende welke het auditorius
den spreker in stomme ontzetting aanstaarde. Zon
der notitie te nemen van den indruk die zijn
woorden hadden gewekt, ging Dingelstedt voort:.
was het, datAndermaal pauze in de 18e
eeuw te Weenen enz.
De dames en heeren herademden. Hun benauwde
gezichten ontspanden.