A. E. ROMENY ZONDERLINGE INTERVIEWS. BERGENSCHE DROGISTERIJ Limmerihhen. Er liep door het dorp een meneertje Op zijn hoofd stond een hoed met een veertje Zijn Zondagsche pak Gaf hem geen gemak Voorbijgangers vroegen: „wat deert je?" Hij zei, dat zijn boord veel te nauw was Hij wou niet op reis met zoo'n rouw-jas Toch trok ie naar 't spoor Een week er van door Omdat het de wensch van zijn vrouw was. De badgasten waren verdwenen Aan zee was de drukte nu henen, „Nu komt ónze tijd", Had 't vrouwtje gezeid „Jij hebt recht op rust zou ik meenen. 'k Ben blij dat ik weer eens mijn man zie Nou gaan we een week naar nicht Jansie", Toen kocht hij een kaart Naar Wieringerwaard De badman, die ging met vacantie. Er reed door het dorp snel een wagen, Die koffers en pakjes moest dragen, 't Was best naar den zin Van 't tweetal er in, Die hoefden den weg niet te vragen. Ze hadden de rustige streken Op kaarten voor auto's bekeken, Door Vlaanderenland Maar niet langs het strand Naar bergen en meren en beken. Meneer wou drie weken daar blijven Hij had voor geen krant meer te schrijven, Hij voelde zich vrij Was vroolijk en blij Zoo'n tocht zou de spanning verdrijven. Hij eischte in eerste instantie Voor een rustig hotel de garantie Hij had voor dit jaar Zijn „Badbode" klaar De redactie, die ging met vacantie. Er liep door 't dorp ook een „dichter" Van 't „Badbode-vers" was hij stichter Men vroeg hem dit keer Geen limmerik meer Hij voelde zich honderd pond lichter. Hij was alle zorgen ontkomen Liep onder de wilgen te droomen, Hij hing met pleizier Zijn limmerik-lier Aan de knoestige takken der boomen. Grapjes. Dokter: Deze pillen moet uw man op zijn nuchteren maag innemen. Echtgenoote: O je, maar dan weet ik niet wanneer ik ze hem moet geven!! Met een pensionhouder. De lange Augustusmaand, die de drukste moest zijn van het seizoen, was nog lang niet ten einde, toen mijn pensionhouder al over meer vrijen tijd beschikte dan hem lief was, zoodat hij ruimschoots gelegenheid had mij voor dit laatste zonderlinge interview te woord te staan. Ik had heusch met den man te doen, want hij was hopeloos moedeloos. Nou is 't al Augustus mijnheer, en nou zit ik nog maar met 'n paar gasten, en dat in zoo'n groot pension als het mijne. Over een paar weken is mijn huis heelemaal leeg: 't is treurig, zoo'n slecht sei zoen heb ik nog nooit meegemaakt. Maar hoe komt dat dan, denkt u? U hebt toch een prima keuken! Dat zou ik denken, mijnheer, kijkt u die me nu's maar eens door, kan ik meer geven voor zoo'n prijs? Maar man, dat zijn compleet feestdiners. Dat verlangen de gasten toch niet, als ze op vacantie in Bergen zijn, om van de natuur te genieten. Maar ze betalen er toch voor; voor dien prijs kan ik zoo'n menu best geven. Doch u hebt misschien wel gelijk, m'n gasten zeggen zelf: mijn heer, u geeft 't veel te best. Is dat misschien niet 't bewijs, dat 't wel wat minder kan en dat men die hooge pensionprijs niet meer wil of kan besteden? Best mogelijk; ik heb veel meer kijkers ge had dan gasten. Ze vonden alles prachtig, maar als ik de prijs noemde, die tocl\ al iets lager is dan de gangbare prijs van de laatste jaren, dan had den ze ineens allerlei bezwaren en gingen ze naar 'n pension, waar het een paar kwartjes goedkooper is. Het is onmogelijk de prijzen te handhaven. En dat werd ons op de laatste V. V. V.-vergadering nog wel zóó op het hart gedrukt. Wat is het ge volg ervan? Alle kleine pensions en gemeubileer de huizen tjokvol en de bona fide pensionhouders, die er heelemaal alleen voor de boterham zoo'n groot pension op na houden, grijpen er naast. Kom, kom, leven en laten leven! Ja juist, daar zegt u zoo wat, „leven", dat APOTH.-ASSISTENTE. TELEFOON 10 9. BREELAAN 17, - BERGEN (N.-H. OPGEDRAGEN AAN HET LAATSTE NUMMER DER BERGENSCHE BADBODE ZOMERSEIZOEN 1934. Het visch-college „De Groote Dobber" hield prijsvisschen, en al de leden hadden zich langs den walkant van de vaart met hun hengels opgesteld. De president van het college wil als bewijs van bijzondere vriendschap zijn kruikje met ouwe klare aan zijn vriend den college-secretaris aan bieden. Een boerenjoggie, dat te kijken staat, krijgt van hem in opdracht het kruikje naar mijnheer Jansen te brengen, die verderop in de lange rij staat te hengelen. Na een kwartier is het joggie pas terug; het kruikje is schoon leeg. Wat heb je d'r mee uitgehaald? vraagt de college-president kwaad. Ik ben de heele rij langs geweest, om te vra gen wie of mijnheer Jansen was, om hem het kruikje van den president aan te bieden, zooals U gezeid had. Nou En? Ze heetten allemaal Jansen in de rij. Kijk eens, paps,! zegt Jantje Wat een mooie groote pitten! Prachtig! bewondert paps. Uit zoo'n pit kan nu een heele sinaasappelboom groeien. Maar dat duurt natuurlijk vele jaren. Ja maar paps, weet u wel zeker dat er later van dien boom sinaasappelen geplukt kunnen wor den? Ja zeker, natuurlijk! Waarom vraag je dat zoo? Omdatzegt Jantje bedenkelijk, omdat ik het zoo raar vindt, paps, dat er uit een citroen- pit een sinaasappelboom kan groeien. Een automobilist houdt stil in een der dorpen en vraagt aan een der daar spelende jongens: Hoe lang is het nog van Den Bosch. Dat mag de hemel weten! zegt de knaap na een oogenblik gedacht te hebben. Misschien een half uurtje, of een dag of een maand. Of een maand? herhaalt de verbaasde auto mobilist. Ja, antwoordde de jongen plechtig; je gaat precies den verkeerden kant op. Hoe kom je in de gevangenis? - Door concurrentienijd. - Door concurrentienijd? Ja, ik maakte nèt zoo mooie bankbiljetten als de Regeering. doen die vaste-salarisburgers, die zelf een mooie villa bewonen en een drie-, vier-, vijf- en meer- duizend-gulden-inkomen genieten; namen hoef ik niet te noemen, u kent ze evengoed als ik. Die lui „leven", royaal zelfs, maar „laten leven ho-maar. Ze verhuren zelf hun luxe villa en ontnemen ons pensionhouders-om-den-broode daardoor de laat ste bestaanskans. Waarom? Kunnen ze van hun duizenden-inkomen niet evengoed een buitenland- sche reis maken? Zijn die lui er werkelijk, die hun mooie villa verhuren, terwijl ze het niet noodig hebben? Kom nou, dat zult u niet weten. Kijk dan maar eens in de Badbode hier, daar staan de adressen. Ja, u hebt gelijk. Maar die menschen kunnen dan toch ook meer geld laten rollen en, ze betalen daardoor toch ook weer meer belasting. Dat ze d'r geld laten rollen, zit nog; ja, in het buitenland; en die belasting, nou, die willen wij dan wel betalen. Nu komen we er kwalijk aan toe. Het is de laatste jaren zóó, dat we nauwelijks een bescheiden jaargeldje kunnen overhouden. Vroeger was dat anders, toen konden we er royaal van ko men, toen waren het hoofdzakelijk de pensions, die de gasten herbergden. Maar sinds die groote villa's aan den boschrand zijn verrezen en Jan en alle man zijn huis verhuurt, is het vet van de ketel. Vindt u het niét on-sociaal, ja onrechtvaardig, dat zulke toestanden worden getolereerd? Alle bedrij ven worden beschermd, maar wij pensionhouders moeten zelf maar onze boontjes doppen. Moest ook hier de overheid niet ingrijpen? Nou, nou, er wordt mijns inziens al genoeg gereglementeerd. Als er niet wettelijk ingegrepen wordt, gaan we heelemaal naar de ratsmodee; ik kan er toch waarachtig geen daalder-pension op na gaan hou den, om een bordje voor de deur hangen met: nette commensaals gevraagd? Wendt u eens tot de V. V. V., op de jaar vergadering bijvoorbeeld. Ach wat, V. V. V.; helpt niets. Op die jaar vergadering wordt de tijd volgemaakt met lange notulen, die ik 'n half jaar of langer geleden al in de krant gelezen heb; met jaarverslagen en andere speechen vanachter de groene tafel; maar zake lijke discussies, waar de leden eens wat aan heb- AFSCHEID Afscheid! In dit ééne woordje Ligt zoo'n diepe, droeve klank; Daarbij murmel je in stilte Slechts dat and're woordje: Dank. Nauw zijn beide steeds verbonden, Is een afscheid zwaar en wreed, Schemert toch een zonnestraaltje Als men zich ook dankbaar weet. Op dat oogenblik besef je Wat zoo'n „iets" voor je beduidt. Heden binnenkort verleden, En verwazend 't lied is uit! Net zoo gaat het mij en velen Van het Vreemd'linglegioen, Nu wij allen scheiden moeten Van het zomer-bad-seizoen. Goede jaren, gouden jaren Bergen heeft ze reeds gekend, Maar ook slechte, somb're jaren, Daaraan raakt men thans gewend. Des te meer kan ik bewond'ren, Wat of men in Bergen doet; Daar zoo'n energie en geestdrift In de toekomst slagen moet. Neen, de bosschen, zee en duinen, Heel dat prachtig brok natuur, Kent geen crisis of malaise, Slechts vernielzucht, ramp of vuur. Bergen: Met je schoone dreven, Met je goed en vriend'lijk volk, Deze simp'le afscheidswoorden, Spreek ik tot U als een tolk Van de vele duizendtallen Die hier vonden: vreugde, rust, In Uw mooie groene bosschen Of Uw frissche, vrije kust. Velen zijn weer neergedompeld In den zwaren levensstrijd; Maar zij volgen met verlangen Het vervlieden van den tijd. Want na winter komt weer zomer, Na den regen, zonneschijn. Bergen zal met zeven maanden Weer het oude lustoord zijn. Schudden wij elkaar de handen, Vrienden voor een kort seizoen, Met een welgemeend: Tot weerziens! Nou niet dénken, maar ook doèn. POL HESSE. ben, hoor je d'r niet. Het blijft hoogstens bij een opmerking over de gemeentereiniging, die de vuil nisbakken niet genoeg weghaalt. En als het bestuur dan zegt: prijzen handhaven, zeggen ze allemaal: ja doch de meesten doen het toch niet, zoodat de weinigen, die het lef heb ben om het wel te doen, de dupe worden; wie den prijs durft handhaven, krijgt weinig of geen gasten. Het zal m. i. heel weinig helpen, als de V, V. V, zegt: mijnheer X„ u hebt een inkomen van drie duizend of meer, u moogt uw villa niet verhuren. Dat moet de gemeente verordonneeren. Nog eens, ik vindt het een groot schandaal, dat men schen, die vaste rijks- en gemeentebetrekkingen hebben, of uit andere hoofde een rijk inkomen ge nieten, hun villa's, en natuurlijk voor een hab- bekarts verhuren; en dat in een tijd, waarin een ieder schreeuwt tegen cumulatie van inkomens. Die honderden guldens, die zij zoodoende op hun weelderig inkomen nog toe krijgen, komen wij net te kort, niet om een buitenlandsche reis te maken, maar om het, heel sobertjes levend, weer uit te kunnen houden tot het volgend seizoen. Het ge meentebestuur maakt op alles-en-nog-wat veror deningen, waarom ook hier niet? Van V. V. V. naar den Raad, u kent den voorzitter ce nest qu'un pas! Weet u wat óók verboden moest worden, en dat kan V. V. V. wél doen? Nou? Dat sturen van vreemdelingen, die om inlich tingen komen vragen, naar een bepaalde richting. Maar u zult me toch moeten toegeven, dat de gasten behoorlijk ingelicht moeten worden. V. V. V, is er toch in de eerste plaats voor de gasten! Pardon, de voorzitter van V. V. V. schrijft zelf in de Haagsche Post, dat V. V. V. er op de eerste plaats is voor de leden. Mijnheer, we komen op gevaarlijk terrein; ik zou zeggen, alweer iets voor de eerstkomende V. V. V.-vergadering. Hebt u soms nog meer aan merkingen op V. V. V,? O, ja, nog veel meer. Daar hebt u bijvoor beeld die Het spijt me mijnheer, maar ik heb al copie zat, bewaar uw klachten voor de V. V. V.-verga dering. Ik groet u. REPORTER.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1934 | | pagina 4