„DUINVERMAAK"
HOOG EN LAAG WATER
VALK's Lunchroom
K"'ïvro. Alkmaar.
CAFÉ-RESTAURANT
GROOTE KINDERSPEELTUIN.
DRAMA-
te BERGEN AAN ZEE (in Zomertijd).
JUNI.
Hoog water
Laag water
Datum
.in.
V11
18.15
Bewijst hen
een goede dienst,
die U naar een GOED
ADRES vragen en
verwijst hen naar
Mooi gelegen aan den voet der duinen.
ZONDAGSMIDDAGS
ConcertenOpenlucht-Dancing
door Trie klas Orkest.
Ruim Parkeerterrein.
Historische Anecdoten.
Niet steeds was de Pers de tooneelspeelster
Wilhelmine Schröder-Devrient gunstig gezind.
Eenige critici traden zelfs vijandig tegen haar op.
Met veel humor vertelde de kunstenares van een
avontuur met een van haar tegenstanders dat haar
op den spoorweg tusschen Dresden en Leipzig
was overkomen,
Ik was, zei zij, in een leege coupé gestapt.
Op het oogenblik van vertrek stormen echter nog
twee personen binnen: een mij onbekende dame
en een maar al te zeer bekende heer, Sir Robert
Schmieder, toentertijd redacteur van de Abent-
zeitung, één van mijn meest verbitterde tegen
standers.
Ik zat op een bank in de zon en las. Ineens was
ze naast me, een fiêle figuurtje in smetteloos wit
met lichtblonde haren in de kleur van een thee
roos, Niet dus van dat zoogenaamde melkboere
hondenhaar, piekerig en stug, maar glanzend als
zij, met springende krulletjes in den hals en opzij
bij de ooren.
Jaloersche lieden zullen zooiets mompelen van
den bok en het groene blaadje, maar ik verzoek
dan toch beleefd: geen hatelijkheden alstublieft!
Ik loerde voorzichtig boven m'n krant uit en zag
dat ze me aandachtig beschouwde, met een ernstig
gezichtje, waarin twee zacht-blauwe fluweeltjes-
oogen droomden.
Ik werd getaxeerd en wachtte
Dan schoof ze wat dichterbij en zei met een
stem, melodieus als een ruischende orgeltoon:
Poeh; warm!
Ik liet m'n krant zakken, keek haar aan en
lachte.
Ze lachte terug en 'k zag dat ze kuiltjes in haar
wangen had. Leuke, grappige kuiltjes.
'k Ben weggeloopen, viel ze pats met de deur
in huis.
Hè?, deed ik verwonderd; weggeloopen, waar
vandaan?
Van huis natuurlijk, zei ze, of het zoo maar
de gewoonste zaak van de wereld was.
Ineens zat ik rechtop, want ik rook copie. Een
drama natuurlijk!
Ze schrok even, kwam toen nog wat dichter bij
me, legde plotseling vertrouwelijk haar kleine
handje op m'n knie.
Waarom hij dat was, ben ik nooit te weten ge
komen, Ik wilde niets met hem te doen hebben,
kroop in een hoekje van de coupé, trok den sluier
over mijn gezicht en verdiepte mij in mijn ge
dachten.
Plotseling hoorde ik mijn naam noemen de
vreemde dame sprak hem uit. Zij betreurde het
dat zij gedurende haar kort verblijf in Dresden
geen gelegenheid had gehad mij op de planken te
zien. Niet uit belangstelling voor de kunst zij
had blijkbaar geen gunstige meening over mijn
werk maar om zich persoonlijk te overtuigen
hoe een vrouw er uit zag van wie zoo vele
„schreckliche Geschichten" in omloop waren.
Dr. Schmieder, dien zij evenmin kende als mij,
moest haar eens zeggen of alles zoo was, zoo als
er verteld werd.
De redacteur, die zich met dit alles kostelijk
scheen te amuseeren, achtte het nu toch tijd een
einde aan het geval te maken en antwoordde, ter
wijl hij met een boosaardigen glimlach op mij
wees; Gij doet het beste, 't die dame zelf te vra
gen, dat is madame SchroderDevrient.
De reizigster schrok, herstelde zich echter spoe
dig, verzocht mij haar te verschoonen en verze
kerde dat een blik op mijn gelaat voldoende was
om alle lasterpraatjes te logenstraffen. Zij had mij
nooit gehoord of gezien en was in haar afgelegen
woonplaats geheel aangewezen op de berichten
van eenige journalisten die waarschijnlijk om per
soonlijke redenen mijn naam als kunstenares en als
vrouw zochten te bezoedelen. Daar had men voor
allen een Dr. Schmieder, redacteur van de Abend-
zeitung, dat moest al een heel bijzonder giftig
mensch zijn en het publiek was te beklagen dat
het door zulke menschen op een dwaalspoor werd
geleid.
Ik liet haar praten, 't Was toch niet meer dan
billijk dat ik mijn revanche had. Toen zij echter
besloot met de vraag: Zegt U eens, mijn waarde
madame SchroderDevrient, waarom die man U
zoo vijandig gezind is, antwoordde ik, naar onzen
medereiziger wijzend; Gij doet het beste het dien
heer zelf te vragen; dat is de redacteur van de
Abendzeitung, Herr Dr. Robert Schmieder.
(Deze beroemde Duitsche tooneelspeelster en
sopraanzangeres was de dochter van de beroem
de Sophie Schroder die eveneens een bewonde
renswaardig talent als zoodanig bezat.
Wilhelmine Schroder werd te Hamburg geboren
6 Dec. 1804 en trad reeds op 14-jarigen leeftijd te
Weenen op waar zij verder voor den zang werd
opgeleid. Zij overleed in 1860 te Coburg).
Het is aan een Engelschman William Rider, dat
men de eer toeschrijft in 1564 het eerste stel kou
sen, dien naam waardig, te hebben vervaardigd. In
de oudheid bestond de kous zooals we die nu ken
nen, niet; de Romeinsche dames omwikkelden
haar beenen met fijne linnen strookjes en alleen de
aristocraten, zooals Petronius, aapten haar na. De
Romeinsche bas-reliefs toonen wel strijders wier
onderbeenen beschut zijn door riemen, maar dat is
niet als een soort kleéding te beschouwen, veel
meer als een verdedingsmiddel in den strijd. De
kousen van William Rider werden gebreid met de
naald. De traditie wil, dat het koning Hendrik II is,
die het eerste in Frankrijk ingevoerd paar heeft
aangetrokken ter gelegenheid van het huwelijk
van zijn zuster met den hertog van Savoye.
GRAPJES.
Versche spinazie, manlief, 't Is een gezonde
groente, er zit ijzer in.
O, ik dacht dat het schilfers van de pan
waren.
Mijn dochter is een talent, ze maakt muziek,
B>: De mijne ook, ze maakt me ziek.
Ik zag, dat ze een fijn gevormd blank handje
had met snoepige rose vingertjes als gekookte gar
naaltjes en ik beefde.
Lust U gortepap? zong een fluisterstemmetje
m m n oor en ik snoof de geur van haar blonde
haar op.
Niet erg, fluisterde ik terug, bang om de stem
ming van dit heilige oogenblik te verbreken. En
ik verbaasde me.
Nou, ik ook niet, zei de kleine nimf ineens
met een hard en rauw geluid en weg was de de
votie. Al drie dagen achter mekaar gehad en nou
neem ik het niet meer.
O!, zei ik, in maar steeds niet begrijpen
Ik lust geen gortepap, Piet ook niet, maar
hij durft niet.
Piet, wie is Piet? Ik ken geen Piet.
Piet is mn broer ziet U; twee jaar ouwer dan
ik, maar hij is laf. Nou ben ik alleen weggeloopen
en ik ga niet meer terug, ik blijft bij U.
Ik ontstelde hevig; wat een toestand! Er doem
den bergen moeilijkheden voor me op.
Onmogelijk! besliste ik dan.
Flauw; kwam het nauw hoorbaar uit het
kleine mooi gevormde mondje. Ze liet het hoofdje
hangen en trok een pruillipje.
Ik werd verteederd en zei fluisteren weer:
Heusch kindje dat gaat toch niet; ik ben ge
trouwd
Ze lachte ineens gelukkig en 'k zag weer die
kuiltjes, snoepige kuiltjes,
Da's toch niks erg, meende ze. We hebben
dan meteen een huis; da's veel fijner dan gemeu
bileerd te moeten wonen. Ik woon gemeubileerd
ziet U!
Een ter dood veroordeelde werd aangezegd, dat
zijn laatste uur gekomen was en volgens gewoonte
werd hem een glas rhum ingeschonken. Net wilde
hij het glas aan zijn mond brengen, toen een bin
nenkomende cipier hem het glas uit de hand
rukte.
Wat, vroeg de veroordeelde, gun je mij die
laatste voldoening niet?
Neen, zei de cipier, je hebt gratie gekregen.
Jansen wil drie weken van Augustus aan zee
doorbrengen. Hij wil logeeren in hotel „De Ko
meet" en vraagt naar den prijs. Acht gulden per
dag, want „De Komeet" is niet het eerste het beste
hotel.
Ik had eigenlijk gedacht: zes gulden, zegt
Jansen.
Dat is in September, zegt hem de eigenaar.
Wij rekenen zoo: In Juli 10 gulden, in Augus
tus acht gulden, in September zes guldefl,
Dus het wordt iedere maand twee gulden
goedkooper?
Juist, mijnheer.
Jansen denkt en rekent even na.
Dan zegt hij: In den winter zal de zee ook
wel mooi zijn. Reserveer maar kamers voor me in
December.
Op een groot particulier feest kwamen twee
heeren met elkaar in gesprek. Ze werden tenslotte
zeer vertrouwelijk.
Er zijn tal van manieren om ongevraagd op
zulke particuliere feestjes te komen, zei de een.
Ik ben hier bijvoorbeeld vanavond zonder invi
tatie.
Ik ook, antwoordde de ander,
Hoe heeft u hem dat geleverd?
O heel gewoon, ik ben de gastheer.
Acteur: Ik sta er op echte champagne te krij
gen in dit stuk.
Directeur: Best, maar dan krijg je op het eind
ook echt vergif.
Verloofden voor een juwelierswinkel.
Hij: Voor jou is niets te duur!
Zij: Is het werkelijk, lieve?
Hij: Ja, voor jou niet, maar voor mij wel.
Vader, waarom bouwt men tegenwoordig
zooveel huizen met platte daken?
Omdat de hypotheken daar beter op kun
nen rusten.
Nou, Fritsje, je mammie en pappie hebben
prachtige meubelen hoor.
Ja, mevrouw, de meubelwinkelier wil ze
eigenlijk wel graag terughebben, want hij belt
iederen dag op!
De dichter vierde zijn zestigsten verjaardag en
richtte bij die gelegenheid een groot feestmaal
aan. Na de noodige toasten was de stemming er
werkelijk bij iedereen in. Heel laat sprak de
dichter:
Na mijn dood hik zal men mijn geza
menlijke werken kik uitgeven.
Lang zal hij leven! brulde het gastenkoor.
Twee kennissen ontmoeten elkaar.
Nu, je bent ook getrouwd hè? Ben je geluk
kig?
Oh ja.
Kan je vrouw goed koken?
Nee, dat niet.
Is ze verder nogal flink?
Ook niet.
Wat kan ze wel?
Mooi zingen.
Hm. Dan was een kanarie toch veel goed
kooper geweest!
Nee, hoor d'er es, dat gaat niet zeg. En m'n
vrouw dan!
Zal 't niks erg vinden, vond ze naïf.
't Zal niet gaan, deed ik ineens resoluut, Nee
heusch, het zal niet gaan.
Ze gooide het blonde kopje achterover en keek
me uitdagend aan.
Ik transpireerde van zenuwachtigheid, zocht
hulpeloos naar een oplossing. Ineens zag ik de
redding nabij; een juffrouw van vervaarlijke om
vang kwam regelrecht op ons bankje toewaggelen,
bleef dan ineens met een ruk staan.
Kom Truus, ga mee kind, we motte verder,
trompette het gevaarte.
Ik keek beurtelings naar de corpulente vrouw
en het sprookjeswezen op de bank. De vrouw be
greep
Ik ben d'er moeder ziet u; most effe om
'nboöschap, waar ik d'r niet bij hebbe kon en
zee: ga maar effe bij die meneer op dat bankie
zitte, die zei wel op je passé zoolang. Hij ziet er
fesoenlijk uit. Maak maar een smoesie tegen 'em,
over 't weer of zoo ies.
Oh, deed ik en verwonderde me over m'n
kalm terugkeeren tot de werkelijkheid.
Kom Truus geef meneer d'er es een handje;
een pienter ding voor d'er zes jare, vindt U niet?
Pienter; oh juist ja; pienter, nou asjeblief. Dag
Truus; dag juffrouw wèl thuis.
Maar Truus stak achter den rug van haar moe
der de tong tegen me uit en manhaftig droeg ik
deze vernedering.
Ik bleef alleen op de bank in de zon en las
verder.
C. t. B.