„DUINVERMAAK"
HOOG EN LAAG WATER
CAFÉ-RESTAURANT
GROOTE KINDERSPEELTUIN.
VALK's Lunchroom
■K"°'Tv"v Alkmaar.
DE KOE.
PINKSTER 1935.
te BERGEN AAN ZEE - (in Zomertijd).
JUNI.
Datum
Hoog water
Laag water:
v.m.
n.m.
v.m.
n.m.
15
2.47
15.14
11.24
23.59
16
3.29
15.58
12.17
17
4.15
16.44
0.43
13.07
18
4.58
17.28
1.28
13.49
19
5.44
18.12
2.15
14.38
20
6.29
18.58
2.59
15.20
21
7.18
19.43
3.45
16.08
Mooi gelegen aan den voet der duinen.
ZONDAGSMIDDAGS
Concerten Openlucht-Dancing
door 1 ste klas Orkesf.
Ruim Parkeerterrein.
Bewijst hen
een goede dienst,
die U naar een GOED
ADRES vragen en
verwijst hen naar
VAN MEEUWEN EN MENSCHEN.
De meeuwen drijven op blanke vlerken
omhoog omlaag en lijken nooit moe.
Een vischje verschalken is voor hen werken.
Als bar is de kust, gaan ze landwaarts toe.
Ze hebben geen eischen, lijden een zorgeloos leven.
Een kuiltje in 't zand reikt voor nachtelijk vertoef
Welk mensch zou niet als een meeuw willen
zweven
als zorgen drukken, als leed maakt droef.
Maar een mensch eischt meer dan die zeilende
vlerken
en wacht niet gestaag
of zon hem koestert of wind langs de zwerken
hem slingert omhoog of omlaag.
Een mensch is bouwer naar lichaam en geest
van hoogere orde dan een redeloos beest.
Doch stoere werkers trouw aan Uw plicht
bedenkt, slechts kort brandt Uw levenslicht.
Tracht als de meeuwen, van tijd tot tijd,
Verre te zweven boven aardschen strijd.
Ik ging over de met bloemen bezette Pinkster
wei, dwars door het dansende zonnelicht.
Bij het hek waar ik rechtsaf moest slaan, stond
de rood-bonte koe. Toen ik voorbijging trof mij
iets in deze stille figuur aan den weiderand en
'k bleef staan.
Zoekt U iets? vroeg de koe wantrouwend en
hief den grooten kop op.
Nee, zei ik zacht, getroffen door den sombe
ren toon en staarde in een paar wijdopen oogen,
waaruit intense droefheid me tegenglansde.
„Vergis ik me niet, dan bent U een mensch?
informeerde de koe, en ze trok haar bovenlip op
tot een grijns.
Inderdaad; ik ben als mensch op deze zon
dige aarde gezet, antwoordde ik.
Het is een schande mensch te zijn, zeide de
koe met waardigheid en er klonk diepe minach
ting in zijn toon.
Ergo; de mensch boog deemoedig het hoofd en
wachtte.
Waarom moet gij menschen ons miskennen;
Zaterdag voor Pinkster een wind, die een Pink-
sterstorm deed vreezen. De overige dagen voor
Pinkster koud en guur en allesbehalve uitlokkende
tot een paar vacantiedagen naar zee.
Het gevolg was, dat de hotels en pensions nog
niet voor de helft besproken waren. Klaarde het
weer in 1934 Vrijdag voor Pinkster dermate op,
j dat de lust om aan zee te gaan weekenden zeer
groot werd, ditmaal bleef het weer slecht en ver
schillende families die besproken hadden, schre
ven af.
Zondagmorgen zagen de menschen zich echter
voor een stralende zomerdag geplaatst. De zomer
had zijn intrede gedaan en met alle mogelijke ver
voermiddelen trokken de stedelingen naar buiten.
De weekenders, die Zaterdagmiddag waren aan
gekomen en reeds teleurgesteld werden, dat hen
in de pensions met vreemde menschen een paar
vervelende dagen wachtten, trokken met vroolijke
gezichten, in lichte zomerkleeding naar het strand
en in de hotels verschenen de logeergasten. Hotel
Nassau-Bergen, dat slechts voor de helft bespro
ken was, liep zelfs vol en in Bergen-Binnen kwa
men ook in het Oranje-Hotel, Hotel Kreb en
Hotel-Pension Erika de gasten opdagen. De voor-
I raden bleken niet tevergeefsch ingekocht.
De parkeerterreinen aan Zee vulden zich met
auto's, w.o. zeer velen uit Groningen en Friesland,
en het strandleven vertoonde een beeld van een
drukke Zondag in het hoogseizoen.
Des avonds was het in hotel Nassau-Bergen,
waar een kwintet concerteerde, een gezellige
drukte, en in „De Rustende Jager", waar een
jazzband musiseerde, was het zeer druk met dan
sende jongelui. Ook café Hilbrand trok de dans-
lustigen, terwijl in den speeltuin van café Duinver-
maak het centrum van de Pinksterdrukte
in de openlucht gedanst werd door jongelui die
van heinde en ver gekomen waren om het Pink
sterfeest te vieren.
Ook het lunapark „De Bedriegertjes" voor
kinderen de veilige speelgelegenheid stond in
het teeken van de belangstelling.
Dat beloofde voor den tweeden Pinksterdag een
geweldige drukte. Niemand bevroedde dat dit een
dag van donderbuien zou worden. Toen om drie
uur de zon zich weer liet zien en de natuur zich
in haar volle weelde vertoonde, kwamen de men
schen weer van alle kanten opdagen. Langs de
wegen heerschte weer spoedig de gezellige Pink
sterdrukte van vroolijke zonnige menschen in
lichte zomerkleeding en de IJscomannetjes had
den een paar uur handen te kort.
Om half vijf was het echter reeds uit met de
zomerpret. Regenbuien die tot 8 uur aanhielden,
drongen de menschen in drommen naar de café's,
om daar de donderbuien, echte zomerbuien, af te
wachten en van een droog oogenblikje gebruik te
maken om eigen home of pension op te zoeken.
Zoo bracht ook Pinkster 1935, evenals die van
het vorig jaar, niet waarop men zoo vele weken
hoopvol had gewacht. Zoowel voor de Pinkster
feestelingen als voor de zakenmenschen was het
een teleurstelling.
Historische Anecdoien.
Pomenars was een edelman uit Bretagne. Hij
werd aangeklaagd valsch geld te maken en hand-
teekeningen te vervalschen. Zoo verscheen hij,
maar met een afschuwelijk ongeschoren gezicht,
voor den rechter. Deze vond, dat een edelman
toch geschoren moest zijn en daarom vroeg hij
waarom dit niet gebeurd was.
Pomenars antwoordde:
Wat maal ik er om hoe mijn hoofd er uit
ziet, als ik niet eens weet of ik het wel houden
zal. De koning wil het hebben. Zoo lang mijn
zaak niet beslist is, zorg ik er niet voor, niet eer
der vóór ik weet, of ik het mag houden.
Zijn zaak werd onderzocht. Pomenars werd
vrijgesproken, wat betreft de valsch-munterij,
maar voor het namaken van handteekeningen zag
hij zich gevonnist. Vandaar dat madame De Sé-
vigné zei:
Pomenars kan zich nu aan één kant laten
scheren.
waarom gunt gij ons niet ons koeienbestaan van
weleer? Is het onze schuld, dat onze kostelijke
melk niets meer waard is, dat onze goudgele boter
verdrongen wordt door een minderwaardig surro
gaat en dat onze kaas geen behoorlijken kooper
meer vindt?
De malaise, koe! Ook wij menschen ontko
men d'r niet aan.
Jullie moesten veel minder over die malaise
spreken. Het is net als met een besmettelijke
ziekte. Als er een van ons mond- en klauwzeer
heeft, verbeeldt z'n buurman zich het ook te heb
ben; den volgenden dag lijden ze er allemaal aan
en komt er een bordje bij den dam. Zoo gaat het
met jullie menschen net zoo. Een bordje met ma
laise overal waar je kijkt en wat het ergste is,
ook langs onze grenzen. Wij kunnen onze boter
en onze kaas niet eens meer kwijt.
D r is geen geld koe, interrumpeerde ik
schuchter.
Geld genoeg, als de menschen d'r maar niet
pal bovenop gingen zitten. En de Regeering? Wat
doet de Regeering voor ons koeien; waarom moe
ten er onzinnige melkbeperkingen worden getrof
fen, waarom moeten we worden afgeslacht? vroeg
verontwaardigd de koe en stampvoette.
Frederik I van Hohenzollern was op reis naar
Koningsbergen. Toen hij even bij Mariënburg halt
maakte, daar er iets aan zijn reiswagen niet in
orde was, vond hij een jongen die bij het voorspan
hoorde en een groote boterham zat te eten.
De koning sprak hem aan en zeide:
Jongen wat eet je daar?
- Vleesch mijnheer?
Wat voor vleesch?
Raadt U eens?
Kalfsvleesch?
Hooger op.
Ham?
Geraden.
Den koning beviel de naïeve onbevangenheid
van den jongen en hij zette het gesprek voort.
Jongen, voor wie hou je mij?
Nu, U kunt wel een korporaal zijn.
- Hooger op.
Kapitein misschien?
Hooger op.
Een generaal soms?
Hooger op.
Als door den bliksem getroffen sprong de jon-!
gen op, trok zijn muts van zijn hoofd en riep:
Hemel, U bent zoowaar de koning zelf.
Frederik lachte en gaf den jongen wat.
GRAPJES.
De sergeant legt uit: Als in oorlogstijd een
gevaarlijke stelling genomen moet worden, roept
de commandant „vrijwilligers voor" en dan melden
zich de dappersten. Zeg, Stomstra, wat zou jij
doen, als dat geval zich voordeed en de kolonel
roept „vrijwilligers" voor?
Stomstra bedenkt zich eerst, krabt eens op z'n
hoofd en zegt: n Bietje op zij gaan, surzjant, om
de vrijwilligers deur te laten!
Gisteren was ik op jacht, vertelde een jager,
die zijn latijn goed kent, en daar zie ik een partij
raven zitten. Ik heb het land aan die dieren; ik leg
aan, ik schiet en in één schot vallen vijf raven
morsdood op den grond.
Natuurlijk allemaal witte raven? vroeg
iemand in het café sarcastisch.
Neen, sprak de jager, een zwarte was er ook
bij
De jonge man, die een landbouwcursus had ge
volgd, had een hoog idee van zijn kennis en ver
telde den ouden, ervaren boer iets over kunst
mest.
Och, zei hij, je zult zien, dat het nog eens
zoover komt, dat je alle meststoffen voor een
bunder land in je jaszak steekt.
En den heelen oogst in den anderen, zei de
boer.
„Mevrouw, kompullemente van vader en of we
asjeblief uwes grammofoon magge leene?"
„Wat? Om 12 uur 's nachts? Willen ze bij jullie
thuis nou nog gaan dansen?"
„Nee, we woue graag naar bed".
Onderwijzer: Heb jij op het bord geschreven:
de meester is een idioot?
Wimpie: Ja meester.
Onderwijzer: 't Doet me tenminste plezier,
dat je de waarheid spreekt.
Sterven moeten we allemaal en de koe is er
nu eenmaal om geslacht te worden, redeneerde ik
wijsgeerig.
Goed meneer, maar dan is het een roeping!
Slachten of afslachten, c'est la différence, zuchtte
de koe en ik zag een groote traan zich losmaken
uit een ooghoek en langzaam afdruppen naar z'n
breede kin.
Hè! deed ik verbaasd, ben je van Franschen
oorsprong koe?
Mn grootmoeder... Fontainebleau, snikte de
koe en klepperde met z'n groote ooren, zoodat
een zwerm vliegen verschrikt omhoog vloog.
Laat den moed niet zakken koe. Er komen
ook voor jou andere en betere tijden. Een nieuwe
minister nu... wie weet?
Boeh, spotte minachtend de koe. U kent net
zoo goed als ik dat spreekwoord van den hond en
de kat. Nou dan!
Ik wist niets meer te zeggen, groette hartelijk
de koe en liep door. Nog ver hoorde ik een lang
gerekte droeve klacht angstaanjagend over de
velden galmen.
C. t. B.
Toen de componist Nicolaas Verdier in Rome
vertoefde, leerde hij den beroemden Caldara ken
nen en door het luisteren naar diens schitterend
werk, wilde hij de partituur bezitten om die te
bestudeeren, maar er bestond nog geen uitgave
van. Dus nam Verdier zijn toevlucht tot een list.
Hij meldde zich bij Caldara aan als knecht en
werd aangenomen. Hij was een uitstekend bedien
de, maar alles wat hij aan muziek vond schreef hij
over. Eens lag er op de schrijftafel van den mees
ter een onafgewerkt lied. Verdier zong het door
en in zijn hoofd hoorde hij een slot. Zonder na te
denken werpt hij de noten op het papier en
daar treedt Caldara de kamer binnen. Eerst wordt
hij boos, maar onwillekeurig zingt hij 't slot en
verbaasd kijkt hij zijn knecht aan. Toen wierp Ver
dier het masker af, maakte zich bekend en vroeg
vergiffenis. Ze werden beste vrienden.