„DUINVER MAAK" HOOG EN LAAG WATER Wie de Kaasmarkt ALKMAAR VALK's Lunchroom CAFÉ-RESTAURANT GROOTE KINDERSPEELTUIN. INFORMATIE-BUREAU Wenken voor zonnebaders. te BERGEN AAN ZEE (in Zomertijd). JULI. Datum Hoog water Laag water: v.m. n.m. v.m. j n.m. 6 7.29 19.51 4.00 16.13 7 8.05 20.29 4.33 16.46 8 8.49 21.13 5.07 17.22 9 9.39 22.04 5.48 18.09 10 10.34 23.03 6.37 19.09 11 11.41 7.41 20.20 12 0.12 12.50 8.52 21.33 niet gezien heeft, is niet in geweest, maar wie niet in gegeten heeft, is niet op de KAASMARKTgeweest. Mooi gelegen aan den voet der duinen. ZONDAGSMIDDAGS Concerten Openlucht-Dancing door 1 ste klas Orkest. Ruim Parkeerterrein. een wandelkaart kan krijgen, voor een ruim 1000 H.A. duingebied, waarbij hij, krachtens bo vengenoemde bepaling tevens het recht verkrijgt om in het 250 H.A. groote duingebied van het Pro vinciaal Waterleidingbedrijf te wandelen, om voor het 250 H.A. gebied alleen een kaart van 1.50 te koopen. Het is ons echter gebleken, dat door con-. troleerende ambtenaren, ook houders van kaarten van de Bouw-Exploitatie-Maatschappij „Bergen aan Zee" worden aangehouden, en verplicht tot het koopen van een kaart aan het Waterleiding bedrijf, wanneer zij althans in dit gebied op de paden willen wandelen. Wij aarzelen niet, deze wijze van doen het sabotteeren van een aangegane overeenkomst te noemen en vertrouwen er zelfs op hierin de heer Luden, die in de zitting van 22 Dec. 1932 van oor deel was, dat de V. V. V. in haar adres tegen de plaatsing van het dek in de duinen, blijk had ge geven van gemis aan eerbied voor het gezag, waar om hij deze voor het verstrekken van wandelkaar- ten wenschte uit te sluiten, aan onze zijde te vin den. Wij vertrouwen er n.l. op dat ook hij van oordeel zal zijn, dat een gezag dat er recht op heeft geëerbiedigd te worden, in de eerste plaats een gegeven woord moet hoog houden en in de tweede plaats een aangegane overeenkomst be hoort na te komen, In ieder geval vertrouwen wij er op, dat vooral die Statenleden, die zich vertegenwoordigers van de bevolking gevoelen, tot Ged. St. het verzoek zullen richten om den betreffenden directeur dui delijk te maken, dat het in dezen tijd allerminst past om aan de bevolking voor het bezoeken van een met de belastinggelden van die bevolking betaald natuurreservaat, dergelijke lasten op te leggen. der Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer. Het informatiebureau is gevestigd in het keurig ingerichte gebouwtje naast het Postkantoor, al waar Mevrouw EvenhuisNieboer gaarne aan pension zoekenden en huurders van gemeubileerde huizen gratis alle gewenschte inlichtingen geeft. Voorzichtigheid geboden. Een bruine huid is geen teeken van plotselinge gezondheid. Juist in de eerste warme zomerdagen krijgt de arts ernstige gevallen van zonnebrand te behan delen die niet alleen oorzaak worden van pijn en ziekte, maar tevens vaak van blijvende euvelen. Het is onbegrijpelijk, dat de artsen, ondanks de veelvuldige voorlichtingen in de dagbladen en tijd schriften steeds weer talrijke slachtoffers van het zonnebad te behandelen krijgen. Dat de zonnebrand juist in de eerste zomerda gen zooveel slachtoffers maakt, moet verklaard worden door het feit, dat de hitte der zonnestralen tengevolge van den toch nog koelen wind niet zoo gevoeld wordt, waardoor het zonnebad te lang wordt gerekt. Merkwaardigerwijze spreekt de leek dan van „windbrand", doch er moet op gewe zen worden, dat de wind niets te maken heeft met de ontstekingen, die karakteristiek zijn voor zon nebrand. Men onderscheidt evenals bij andere wonden den eersten, tweeden en derden graad van den zonnebrand. De eerste graad kenmerkt zich door rood en opgezet huidweefsel, vergezeld van een lichte pijn, hoofdpijn en moeheid. Bij den tweeden graad komen blaren voor, de pijnen zijn veel heviger, men heeft het koud, is koortsig en voelt zich allesbehalve fit. Bij den derden graad zijn de blaren veel grooter en verder ingebrand, zoodat na het barsten er van rauwe plekken ontstaan. Ook nu zijn de pijnen weer veel heviger, kou, rillingen en hooge koorts. De toe stand is zoo ernstig, dat bij een zwak hart plotse ling de dood kan intreden. Wat men moet weten. Een ieder, die een zonnebad neemt, moet om de volgende dingen denken: 1. Hij mag onder geen voorwaarde in het begin langer dan een half uur zonnebaden en moet er voor zorg dragen, dat het geheele lichaam door de zon beschenen wordt. 2. De duur van het zonnebad mag slechts gelei delijk vergroot worden; daarbij moet steeds op het gevoel na het bad gelet worden. 3. Hij moet bedenken, dat personen met licht haar en lichte huid gevoeliger voor zonnebrand zijn dan donkere menschen. 4. Hij moet weten, dat het insmeren met vet en olie geenszins 't ontstaan van zonnebrand tegen gaat; maar dat integendeel, doordat de gevoelig heid van de huid voor warmte-invloeden verlaagd wordt, het gevaar ontstaat, dat men zich te lang aan de zon bloot stelt. 5. Hij moet weten, dat de door de zonnestralen veroorzaakte bruine kleur der huid geen bewijs is van plotselinge gezondheid, doch uitsluitend en alleen een beschermingsmaatregel van het lichaam tegen de te felle zon. 6. Hij moet weten, dat karakter en waarde van het zonnebad niet alleen bepaald worden door de inwerking der zonnestralen maar dat het zonne bad tevens een luchtbad is, dat van evenveel waarde genoemd mag worden. 7. Wie zon- en zeebad met elkaar combineert moet er aan denken, dat op de huid drogende zoutdeeltjes de gevoeligheid er van ten opzichte der zonnestralen verhoogen. 8. Hij moet weten, dat het doel van het zonne bad geen bruine huid is, maar een bevorderde stofwisseling. 9. Hij moet weten, dat zwakke personen, hart lijders; longlijders, het zonnebad zooveel mogelijk moeten vermijden. 10. Hij moet weten, dat zonnebaden op heete dagen slechts in de vroege ochtend- of late mid daguren genomen moeten worden en dat men in de heete middaguren het best in de schaduw kan liggen of tenminste een breede, lichte hoofdbe dekking ter bescherming moet dragen. Verder moet nog opgemerkt worden, dat men zich in geen geval door smeersels er toe mag laten verleiden, de zonnebaden zinneloos lang te rek ken, daar zij, zooals reeds gemeld, slechts zeer ebrekkig beschermen en het gevaar van zonne- rand eerder bevorderen dan tegengaan. Door deze regels in acht te nemen kan men van het goede der zonnebaden profiteerenen en zich aldus beschermen tegen de gevaren er van. Historische Anecdoien. Volgens een Berlijnsch blad zijn de Duitschers de uitvinders van de lange broeken. Dit is wel mogelijk, maar er is toch een tijd geweest dat zij alles behalve trots waren op hun uitvinding. Het dragen van lange broeken in plaats van kniebroe ken, werd op het einde der achttiende eeuw door de Duitsche vorsten beschouwd als een sympa thiebetuiging met de sans culottes in Frankrijk. In 1790 beval de Landgraaf van Hessen-Gassel dat de veroordeelden die gebezigd werden bij het straatvegen en het aanleggen van wegen gekleed zouden worden in lange broeken om zoo zijn on derdanen een afkeer van zulke kleeding in te boe zemen! En omstreeks dienzelfden tijd werd er een edict uitgevaardigd waarin alle gouvernements ambtenaren gewaarschuwd werden dat het dragen van een lange broek en de mode geen pruiken te dragen en het haar kort geknipt te hebben in strijd zijn met de waardigheid en ernst van iemand die een officieele post bekleedt. Ook in Engeland werden lange broeken nog lang nadat ze voor het eerst in zwang waren ge komen, afgekeurd in sommige streken. Het bestuur van het Trinity-College te Cam bridge verklaarde in 1812 dat studenten die in eetzaal of godshuis verschijnen in lange broek, „als niet aanwezig zullen beschouwd worden". Een volmacht, uitgevaardigd door een nob-con- formistische kerk, bepaalde „dat het geen enkelen predikant, onder geen enkele omstandigheid ver oorloofd is, met een lange broek op den preekstoel te verschijnen". Van Rabelais gaat de sage dat hij op zijn sterf bed tot de omstanders zou gezegd hebben; „Tirez les rideaux, la farce est jouée". Indien dan al zijn gansche leven één klucht geT weest is wat niet waarschijnlijk geacht kan worden dan bestond die klucht uit vele kleine kluchtjes. De anecdotes, waarin hij de hoofdrol speelt zijn legio. Wij willen er een hier vermelden. Als hoogleeraar aan de hoogeschool te Montpel- lier werd Rabelais door den raad der universiteit naar den kanselier Duprat gezonden met het doel de bedreigde belangen der academie bij dien mi nister te verdedigen (1530), Te Parijs aangekomen vroeg hij vruchteloos gehoor. De kanselier kon of wilde hem niet te woord staan. Toen doste hij zich uit in een wonderlijk costuum: een lange, groene toga; een Armenische muts; een wijde af hangende broek; een groote inktkoker aan den gordel; een bril vastgemaakt aan den muts. Aldus toegetakeld ging hij deftig op en neer wandelen voor de woning van den kanselier. Deze, het ge juich der samengevloeide menigte vernemend, trad aan het venster en liet, den gewaanden vreemde ling ziende, hem door een bediende vragen wie hij was. Rabelais antwoordde in het Fransch: ik ben kalvervilder. Nog nieuwsgieriger geworden zond de kanselier een tweede boodschap. Rabelais antwoordde in het Grieksch. Toen een andere page kwam, die Grieksch verstond, antwoordde Rabelais in het Spaansch, daarna in het Italiaansch, Hoogduitsch, Engelsch en Hebreeuwsch, al naar mate de kanse lier hem liet ondervragen. Eindelijk werd hij in persoon bij Duprat toegelaten en wist de zaak der universiteit zoo te bepleiten dat de opgetogen kanselier alles toestond wat men van hem ver langde. In 1861 viel te Parijs een tenorzanger van een omnibus af en kwam zoo hard op de straatsteenen neer dat hij langen tijd in een hospitaal verpleegd moest worden en in groote schulden geraakte. Om deze in te lossen wendde hij zich tot Meyer beer en deze geniale componist van „de Hugeno ten" was dadelijk tot hulp bereid. Hij schreef on verwijld volgend epistel aan den bekenden baron Rothschild: Waarde Baron, Veroorloof mij een talentvollen Duitschen zan ger in Uwe hooge en machtige bescherming aan te bevelen, hij is van plan een concert te geven en Uwe alom bekende goedheid zal hem zeker in deze onderneming steunen; dit toch is immers het schoone voorrecht der rijken. Meyerbeer. De zanger begaf zich met dit schrijven naar den geldkoning, die juist aan het ontbijt was en hem verzocht mee aan te zitten. Na het ontbijt las hij den brief van den beroemden componist, knikte en overhandigde den zanger een biljet van 500 francs als bijdrage in de onkosten. Aan Meyerbeer schreef hij echter het volgende briefje: Mijn waarde Meyerbeer, Ik bezit verscheidene millioenen; gij echter zijt rijker dan ik, wat ik U zal bewijzen. Laat aankon digen dat gij zelf het concert van uw bescherme ling zult dirigeeren en het zal ongetwijfeld min stens 10.000 francs opbrengen, dus negen duizend vijfhonderd meer dan ik gegeven heb. Gij zijt dus veel rijker dan ik. Rothschild. Meyerbeer had schik in het geval en toen eenige dagen later het concert plaats had, dirigeerde hij inderdaad zelf het orkest. De ontvangsten bedroe gen 9000 francs. Waarde baron, zei na afloop Meyerbeer tot Rothschild, U hebt zich toch eenigszins vergist. De ontvangsten bedroegen 1000 francs minder dan U verwacht had. Rothschild nam dadelijk een biljet van 1000 francs uit zijn portefeuille en reikte dat den com ponist over met de woorden: U vergist zich, mijn waarde, ik had mijn plaatsbewijs nog niet betaald. Bij gelegenheid eener illuminatie op het feest ter herdenking van Sedan, had een barbier voor zijn venster een transparant met het volgende versje: Moltke en ik zijn te Parchim geboren; Hij heeft de Franschen; ik de Duitschers geschoren-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1935 | | pagina 2