De tuinman met de muizenvallen.
DE HAANs Lees-Bibliotheek
REDDINGSPROEF OP HET STILLE STRAND.
De veiligheid op het Vrije Strand.
Al blijft Bergen aan Zee meer dan eenig ander
strand verschoond van verdrinkingsgevallen, voor
zichtigheid en het nemen van voorzorgsmaatrege
len zijn toch noodzakelijk.
Baddirecties zien dit in en nemen die maatrege
len. Alleen onder toezicht is het veilig baden in
zee. Onverhoopt noodig geworden persoonlijke
hulp is onmiddellijk bij de hand. Het badpersoneel
doet dienst, gekleed in reddingsgordels.
Het vrije strand is natuurlijk niet voorzien van
de noodigste hulp. Daarvoor is het vrij strand. Wie
zich wil onttrekken aan toezicht, moet daarvan de
gevolgen dragen als deze zich voordoen.
Het Stille Strand, waaronder wij moeten ver
staan het strandgedeelte dat van de Bouw Expl.
Mij. is gehuurd en dat uitsluitend bezet wordt
door de leden van de Vereeniging van dien naam,
verkeert al weer in gunstiger conditie. Aan zich
zelf overgelaten politietoezicht b.v. wordt er
nooit gevraagd of uitgeoefend gevoelt de ver
eeniging en haar bestuur in 't bijzonder, wèl de
verantwoordelijkheid. Het spreekt vanzelf, dat zij
niet de zorg voor alle toevallige baders tot de
grens van Schoorl op zich kan nemen, doch waar
een menschenleven in gevaar is wordt instinctief
geholpen.
Zonder behoorlijke voorbereiding kan die hulp
echter vaak de ongevallen vermeerderen.
Deze gedachte heeft ongetwijfeld het Bestuur
gehad toen het eenige jaren geleden het initiatief
nam tot oprichting van de Alkmaarsche Reddings
brigade, die j.l. Zondag de eerste oefening aan het
strand hield.
Velen onder de strandbezoekers „hadden het
door" dat hier werd geoefend, doch aanvankelijk
werden velen opgeschrikt door de verwoede ernst
van het geval. Een lijn ter lengte van 350 M. werd
„uitgezwommen", om de twintig meter begeleid
door een daarvoor aangewezen zwemmer of zwem
ster van beproefde kwaliteit. De daarbij opgedane
ervaringen zullen ten nutte gemaakt kunnen
worden.
Op het strand werden de pseudo-drenkelingen
ten aanschouwe van het publiek tot het in schijn
verloren leven teruggeroepen, onder leiding van
een bevoegd instructeur.
Het mag een aanwinst voor het Bergerstrand
genoemd worden, dat het reddingswezen door een
particuliere vereeniging eveneens is ter hand ge
nomen.
Toen ik thuis kwam stond er een klein mannetje
in den voortuin, die mij vriendelijk toeknikte en
op den stoep lag een verzameling sponsen, mui
zenvallen en borstels.
„Wat is dat voor een kereltje?" vroeg ik, nadat
ik de deur voorzichtigheidshalve gesloten had.
„Een scharrelaartje", zei mijn vrouw". Hij zegt,
dat hij een werklooze tuinman is en hij heeft vijf
kinderen. Hij wou mij een muizenval verkoopen,
maar we hebben nu eenmaal geen muizen. Je zei
gister dat de tuin noodig eens opgeknapt moest
worden en nu heb ik met hem afgesproken, dat hij
alles keurig in orde zal maken".
„En wat moet je daarvoor betalen?"
„O", zei mijn vrouw, „hij is spotgoedkoop, omdat
hij werkloos is, begrijp je. Hij vraagt maar twee
kwartjes per uur en het gewone tarief is geloof ik
wel tachtig centen. In dat kleine voortuintje kan
hij vanavond nog wel klaar komen".
„Ik weet 't niet", zei ik, „maar ik heb zoo'n ge
voel, dat je goedkooper uitgekomen was als je
een paar muizenvallen van hem gekocht had. Ik
zal eens met hem gaan praten".
Het mannetje liep, toen ik in den tuin kwam,
langzaam om een hoogen heester en bekeek aan
dachtig de hier en daar uitstekende takken.
„Heb je er verstand van?", vroeg ik, nog altijd
een beetje achterdochtig.
„U moet 'm rond laten snoeien", zei het man
netje, dat Jansen bleek te heeten. „D'r zijn van
dat soort boomen daar ken je van alles van knip
pen. Die snoeien ze in den vorm van een kip of
een kerktoren, maar je ken d'r ook een andere
vogel van maken".
„Je moest 'm maar gewoon rondsnoeien", zei ik,
want ik had weinig vertrouwen in zijn beeld-
houwkundige capaciteiten.
„Zooals U wilt", zei het mannetje en trok zijn
jas uit. „Heeft U misschien een snoeischaar?"
Wij waren pas getrouwd en ik had nog geen
snoeischaar.
„Met een mes", zei het mannetje, „gaat het ook
wel" en hij leende ons vleeschmes, dat door de
meid nogeens extra scherp werd geslepen.
Toen gingen we eten en ik wist niet, dat ik
voor de laatste maal mijn boompje gezien had.
Want Jansen kon het niet „rond" krijgen, zoo
als hij mij een uurtje later bekende. Er was toen
van het boompje al niet veel meer te zien, maar
de fout, zei hij, lag aan het mes. Hij had een
snoeischaar moeten hebben en hij zou er wel even
eentje gaan leenen.
Hij trok zijn gerafelde jas aan en verdween, om
drie kwartier later met een nieuwe snoeischaar
terug te keeren.
„Waar heb je dat ding vandaan?", vroeg ik, want
ik had nog met niemand in de buurt kennis ge
maakt.
„O", zei hij, „van een meneer daar om den
hoek. Hij wou 'm eerst niet meegeven, maar ik
heb gezegd, dat U mij er om gestuurd had".
(ruim 5000 deelen)
STATIONSSTRAAT.
Werken van de beste Nederlandsche- en
Buitenlandsche Schrijvers.
GROOTE SORTEERING SOUVENIRS.
FOTO-ARTIKELEN.
ONTWIKKELEN. AFDRUKKEN.
Wij vestigen er echter de aandacht op dat het
z.g. vrije strand uiteraard niet van reddingsmidde
len is voorzien en dat daar voor eventueele onge
vallen niemand anders dan de onvoorzichtige
baders zeil verantwoordelijk gesteld kunnen wor
den, terwijl het Stille Strand alleen wordt gebruikt
door de leden der vereeniging.
GRAPJES.
Scheepskapitein: „Waarom loopt u als man toch
altijd in dameskleeren rond?"
Passagier„Omdat bij een schipbreuk altijd
eerst de vrouwen gered worden."
Tenor: „In mijn keel ligt een vermogen".
Dronkaard: „in de mijhe ook".
Professor: „Hoe denkt u over het vraagstuk der
economische saneering?
Candidaat: „ik ben het volkomen met uw mee
ning eens, professor."
„Tjonge, tjonge, wat een spoorwegongeluk is me
dat geweest
„Spoorwegongeluk? Hé, daar heb ik niets van
in mijn ochtenaolad gelezen!'
t is ook n krant van Februari, waar mijn bo
terhammen in zaten, maar 't is toch wat, als je het
zoo leest!"
Voorzitter: Bent U hier de president of ik,
meneer!
Lid: Nee, de president ben ik niet.
Voorzitter: Dan moet U ook niet praten als
een idioot.
„Denk er om", zei ik boos, dat er niets aan
komt' en dat je hem zoo gauw mogelijk terug
brengt
Het mannetje trok opnieuw zijn jas uit, hing die
zorgvuldig over een spijl van het hek en viel ver
woed op het overschot van den heester aan.
„Ik geloof niet, dat hij veel vormgevoel heeft",
vertelde mijn vrouw toen zij een kwartier later
eens was gaan kijken. We konden hem eigenlijk
beter het gras laten knippen".
Gras knippen, zei Jansen, toen wij er over
spraken, was zijn specialiteit en hij ging naar de
keuken om door de meid opnieuw het mes te laten
slijpen. Hij dronk er een kopje thee en kwam een
kwartier later weer buiten, waar hij zich met één
knie op het grasperkje liet vallen.
„We moesten dien stakkert eens even laten rus
ten zei mijn vrouw toen ik mijn krant uithad.
„Hij kan dat harde werken wel een beetje ont
wend zijn. Je moest hem maar een sigaar bren-
gen".
Het mannetje stond bij het hek in druk gesprek
met den exploitant van een haringwagen. Hij hield
het hoofd achterover en liet een halve haring
rechtstandig dalen en spoorloos in zijn mond ver
dwijnen. Met zijn droge hand pakte hij mijn sigaar
aan. De hoek van ons grasveldje deed mij denken
aan een jongen, die ik vroeger op school gekend
had. Die was ziek geweest en toen hij later terug
kwam was hij kaal met hier en daar een paar
stoppels.
„Kun je wel knippen?" vroeg ik toen de ha
ringman betaald was en afscheid had genomen.
„Dat ligt aan het mes", zei hij. „Je kunt het
eigenlijk niet met een mes. Je moet er een gras-
schaar voor hebben.
Ik had er geen, maar dat was geen bezwaar,
want Jansen zou er wel even eentje gaan leenen.
Hij trok zijn jas aan en toen hij weg was zag ik
dat hij vergeten had de snoeischaar weer mee te
nemen.
Binnen het half uur was hij terug en er liep een
meneer naast hem, die een zware machine met een
langen steel op zijn schouder torste.
„Die meneer", zei Jansen en hij wees met zijn
achterhoofd naar zijn metgezel, „wil U zijn ma
chientje wel leenen".
Ik liep den heer haastig tegemoet en stelde mij
voor. Ik kon, zei hij de machine met alle pleizier
van hem leenen en hij was alleen maar even mee
gekomen om te zien of ik het ding werkelijk
te leen gevraagd had, want hij kende mijn tuinman
nog niet.
Ik nam den meneer mee naar binnen en legde
hem het geval uit. Ik deed alle moeite om hem te
bewegen het goed te vinden, dat ik mijn tuinman
met de machine onmiddellijk weer terug zou stu
ren, maar hij wou er absoluut niets van weten en
bleef volhouden, dat wij in de wereld waren om
elkaar te helpen,
„Het is alles eigen initiatief van dien man ge
weest", verzekerde ik, maar de meneer zei, dat hij
wel hield van mannen met initiatief en dat hij de
grasmachine in geen geval terug verwachtte voor
ik er mee klaar was.
In den schouwburg zaten een meneer en een
dame tijdens de voorstelling levendig te conver
seeren. Eindelijk werd het een meneer, die achter
het tweetal zat, toch al te bar.
- Hoort u eens, ik kan geen woord verstaan!
riep hij.
Waarop de aanstoot gevende meneer zei:
Het gaat u ook geen steek aan, wat ik tegen m'n
vrouw zeg.
De gemeenteraad heeft de beraadslagingen ge
opend over de inrichting van het nieuwe stads
park. Het raadslid Prummelmans stelt voor:
Namens mijn medefractieleden stel ik voor ergens
in het park een standbeeld neer te zetten, b.v.
„De Liefde".
Stem van de oppositie: Voor dat doel kunnen
we met een paar banken volstaan!
Motorrijder (vriendelijk tot overreden voetgan
ger): Bent u gewond?
Voetganger: Ik zeg niks voor ik mijn advo-
caat gesproken heb.
Arts (op het landgoed van den baron):
Hoe is het er mee heeft mevrouw goed
gezweet?
Baron (geïndigneerd): Ik moet u doen op
merken, aat een barones niet zweet, dat doet een
boerin.
Arts: Dan moet de barones zoo gauw moge
lijk een boerin zien te worden, want dat is 't eenig-
ste om haar te redden.
Jorissen: Zoo Jansen midden op den dag aan
den wandel.
Jansen: Ik heb m'n ontslag gekregen.
Jorissen: Waarom?
Jansen: Er was een verschil.
Jorissen: Tusschen jou en de baas.
Jansen: Neen, tusschen de kas en het kas
boek
Maar, kerel, waar is je overjas gebleven!
Aan een familielid uitgeleend.
En die mooie pels dan, die je had?
Aan datzelfde familielid geleend.
Maar kerel, ben je razend Wie is dat
familielid?
H'm oom Jan!
Hij stapte huiswaarts en een kwartier later gin
gen mijn vrouw en ik nog eens even in den tuin
kijken. Het mannetje was zoo druk aan het werk,
dat hij ons niet eens opmerkte. Zijn machine
schoot onder het voortduwen naar links en naar
rechts uit, maaide aan den eenen kant onze
mooie begonia's uit het perkje en zwaaide dan
weer naar het grintpad, waar de kiezelsteentjes
tusschen de raderen opsprongen.
Ik dacht aan den-vriendelijken meneer en aan
het gezicht dat hij zou trekken als hij de machine
weer moest gebruiken.
„Schei er maar uit", zei ik, maar het mannetje
keek zoo teleurgesteld, dat mijn vrouw op de ge
dachte kwam, dat wij hem wel het hout van een
pas gevelden boom konden laten zagen.
Ik kan niet zeggen, dat het kereltje erg enthou
siast op ons voorstel inging. Hij was tuinman en
geen houtzager, maar mijn vrouw beloofde hem
een goeden maaltijd en hij verdween naar de keu
ken en bleef daar tot het meisje ons kwam vragen
of wij geen middel wisten om hem weg te krijgen.
Hij verklaarde zich ten slotte bereid tot zagen
en maakte van twee trapjes een stellage waarop
het hout rond zou kunnen draaien. Hij begon vol
energie en draaide den stam telkens rond als het
zagen wat zwaarder begon te worden met het re
sultaat, dat hij er spiralen in zaagde en bovenaan
uitkwam als hij onderaan begonnen was, zonder ei
doorheen te kunnen komen.
Het lag aan de zaag, zei hij een paar uur later
en hij was juist van plan een betere te gaan leenen,
toen mijn vrouw zooveel medelijden met hem
kreeg, dat ze zei, dat 't voor vandaag genoeg was.
Wij bleken het alle drie genoeg te vinden en ik
wilde dadelijk met hem afrekenen, maar hij be
dacht, dat hij het geleende gereedschap nog terug
moest brengen, omdat de menschen anders mis
schien naar bed zouden wezen.
Toen hij terug kwam waren ze zeker naar bed,
maar hij was wakkerder dan ooit en becijferde op
een stukje papier hoeveel ik hem schuldig was a
0.50 per uur vanaf het oogenblik, dat hij in
dienst genomen was tot het moment, dat hij de
rekening presenteerde. Hij zei, dat als meneer hem
nog eens noodig had, dan kon ik hem altijd laten
roepen. Hij hing zijn sponsen en muizenvallen op
zijn rug, schudde ons lang de hand en verdween en
ik zou nooit meer aan hem gedacht hebben, als ik
een jaar later niet plotseling aan zijn bestaan was
herinnerd.
Er was in Alkmaar een optocht van versierde
reclamewagens en heel achteraan reed een hand
wagen met graszoden en daarop zaten vijf kinde
ren, die schopjes en harkjes naar boven staken.
Het mannetje, dat dit huishouden voor zich uit
duwde knikte ons in het voorbijrijden meer dan
vriendelijk toe.
„Wie was dat ook weer?", peinsde mijn vrouw.
„Kijk maar op het karretje", zei ik, want er was
een groot bord aan gespijkerd waarop hij met
koeien van letters geschilderd had:
Tuinman noodig?
A. Jansen. Goed en goedkoop.
Overal te ontbieden. Tj.