NIJS^~
„DUINVER MAAK"
II
HOOG EN LAAG WATER
CAFÉ-RESTAURANT
GROOTE KINDERSPEELTUIN.
Coupes
Parfaits Sorbets
VALK's LUNCHROOM
INFORMATIE-BUREAU
HUTSPOT.
entoonstelling
van SCHILDERIJEN
gemeubileerd Huis te huur.
te BERGEN AAN ZEE (in Zomertijd).
JULI.
Datum
Hoog water
Laag water:
v.m.
n.m.
v.m.
n.m.
20
6.57
19.26
3.32
15.53
21
7.42
20.09
4.21
16.38
22
8.31
21.02
5.04
17.21
23
9.29
21.59
5.48
18.10
24
10.33
23.04
6.42
19.11
25
11.45
7.48
20.31
26
0.22
13.10
9.12
21.52
Mooi gelegen aan den voet der duinen.
ZONDAGSMIDDAGS
Concerten Openlucht-Dancing
door 1ste klas Orkest.
Ruim Parkeerterrein.
ALKMAAR:
Kaasmarkt, t.o. Bureau Y.V.V.
der Vereeniging tot bevordering van het
Vreemdelingenverkeer.
Het informatiebureau is gevestigd in het keurig
ingerichte gebouwtje naast het Postkantoor, al
waar Mevrouw EvenhuisNieboer gaarne aan
pension zoekenden en huurders van gemeubileerde
huizen gratis alle gewenschte inlichtingen geeft.
al naar 't uitkomt, Bergen mannelijk dan wel vrou
welijk is. Wij zijn, om 't maar even heel duidelijk
te zeggen, van meening, dat er niets lieflijker en
grootscher, niets echter-Hollandsch en dieper-
Nederlandsch, niets bescheidener en meer over
weldigend, niets stiller en toch ook imponeerender
in ons vaderlandsche landschap te vinden is dan
deze twee-eenheid Bergen-Binnen en Bergen aan
Zee.
Wij van de kleine, jaloersche gemeente der min
naren en minnaressen hebben, ieder op onze beurt,
de overtuiging, dat we Bergen eigenlijk ontdekt
hebben. We voelen ons gedrongen, aan ieder die
't hooren en naar we hopen gelooven wij, te ver
zekeren, dat toen wij hier de eerste maal kwa
men, in Bergen aan Zee nauwelijks tien huisjes te
vinden waren, een verbindingsweg met het dorp
achter de duinen nog niet bestond, en de zeer,
zeer weinige ingewijden hun bedevaarten naar
Holland's Noordzee plachten af te sluiten met een
moeizame beklimming van de allerlaatste duinen
om dan, bij den aanblik van een dier eeuw-veran
derlijke zonsondergangen zich te herinneren, wat
eens Frederik van-Eeden in diepste erkenning ge
schreven heeft: „Zoo moet ge bidden", zei toen
Windekind.
Wij van de kleine gemeente kennen Bergen
werkelijk. Wij herinneren ons, dat we eens een
eed zwoeren, over Bergen's sublieme heerlijkheid
alleen maar iets verder te vertellen aan goede
vrienden, van wie we wisten, dat ze niet storen
zouden en spoedig als mee-voelenden onder ons
zouden opgenomen worden. Maar we waren spoe
dig al te talrijk geworden. Uit de kleine gemeente
was een betrekkelijk groote gegroeid. Mochten we
ook jaren wegblijven, het duo-Bergen behield zijn
groote plek in ons hart. Als we terugkeerden, be
gon het constateeren: welke huizen en villa's erbij
gekomen waren en wie daar nu in woonden,
Nemen we de kleine strandboulevard, die een
eigen leven heeft. Verklappen we even aan de ge
lukkige familie's, die daar hun tenten mogen op
slaan, zij 't als bezitters dan wel als huurders, dat
we, als we zoo quasi onverschillig voorbij fla-
neeren, vrijwel alles van hen weten en dat het
eigenlijk niets gedaan is met hun afzondering. We
weten wanneer ze gekomen zijn en wanneer ze
vertrekken. We kennen hun namen en zalig
Holland! ook hun familiebetrekkingen. Het is
ons bekend, wat ze aan huur betalen en wat hun
villa's aan bouw gekost hebben. Alles weten we.
Van kellner's, van melkboeren, van bakkers, van
taxi-chauffeurs, van barbiers. Daarin ligt niets on
bescheidens. Het is typisch voor Bergen. Want
wij, van de groote-kleine-gemeente, worden ge
acht in dit alles belang te stellen. En we doen
dat ook.
Geen van ons kan zich onttrekken aan de fees
telijkheid van dat groote oogenblik, dat eens per
jaar, per vijf jaar, per tien jaren terugkeert: het
moment, waarop vanuit de auto, de stoomtram of
het fietszadel het silhouet van Bergen" aan Zee
tegen den avondhemel voor het eerst weer zicht
baar wordt. Dat silhouet zit er bij ons allen „ge
heid" in. We hebben het duizendmalen gezien,
waar we ons ook op de goede, oude aarde bevon
den. We hoefden maar even de oogen dicht te
doen, en het was er tot in de kleinste bijzonder
heden. En omdat we zóó liefhebben, mogen we
ook alles weten, hebben we een recht op gepaste
nieuwsgierigheid.
Wie van Bergen niet zóó houdt, kan dit alles
moeilijk begrijpen. Die gaat aan den kern van dit
bijzondere en innige voorbij. Ziet het alleen als
„leuk" en „mooi", „gedistingeerd" of „rustig",
zoekt er de Zondagsche drukte of de weeksche
afzondering, maar blijft ten slotte aan uiterlijke
dingen hangen. Wie Bergen werkelijk lief heeft,
weet waarom. Nergens een kustsilhouet van zoo
ontróerenden eenvoud en grootschheid. Nergens
een duinenweelde van zoo'n onuitputtelijke rijk
dom. Nergens een overgang van zand naar klei
van zoo oer-Hollandsche innigheid. Nergens wegen
van zoo zeldzame afwisseling, waar de paren op
rustieke banken er zich nauwelijks van bewust
worden, dat de boomen aan weerszijden van de
grapoig-smalle auto-straten in stille omarming
elkander al lang gevonden hebben en hun tunnels
bouwen, waaronder de haastende menschheid toch
even tot herademing en nadenken genoopt wordt.
Ik kan het niet zeggen en niet weergeven als de
werkelijke dichters en de werkelijke schilders, die
altijd weer hun weg naar Bergen gevonden heb
ben. Maar ik kan het zoo zeggen, als wij, ten slotte
toch door nuchter dagwerk beheerscht minnaars
en minnaressen van Bergen-Binnen en Bergen aan
Zee het voelen, om 't even, of we dit korte geluk
weer nabij zijn, dan wel of we in de verte droomen
van nooit-vergeten liefde voor dit plekje gezegen-
den grond.
Het is een stamelen. Het is, in veler oogen, ten
slotte misschien toch niet anders dan een „stukkie
schrijven". Maar wii van de kleine gemeente we
ten, dat 't niets anders dan een liefdesverklaring
is. MAX BLOKZIJL.
(Met nederige verontschuldiging opgediend).
Voor m'n bed op den grond ligt een matje
Op de neus van m'n oom zit een wratje
Nu is de kunst van dit lied
Of gelooft U het niet?
Dat de laatste regel weer rijmt op een „atje".
In het diepst van de zee zwom een botje
Een schadelijk dier is een motje
Nu hoort bij dit vers
Als de pit bij een kers
Dat de laatste regel weer rijmt op een „otje".
M'n tante Marie heeft een poesje
M'n neef van een jaar is een snoesje
Bij deze ode weer past
Als een la bij een kast
Dat de laatste regel weer rijmt op een „oesje".
In Bergen aan Zee moet Uhooren
Werd laatst een sardientje geboren
Nu is 't doel van 't gedicht
Maar dat gaat niet zoo licht
Dat de laatste regel weer rijmt op een „oren".
Op den top van het duin zat een muschje
Een strik in een touw heet een lusje
It is the art of this song
That's right and hot wrong
Dat de laatste regel weer rijmt op een „usje".
Aan den kant van de sloot stond een reiger
Voor een huis in de straat was een steiger
Die Bedeutung ist nun
Und Sie wissen warum
Dat de laatste regel weer rijmt op een „eiger".
Dit malle geval moet U slikken
Bij een temperatuur om te stikken
Was het werk'lijk te warm
Was m'n geest veel te arm
Om iets goeds voor de Badkrant te tikken.
C. t. B.
Historische Anecdoten.
De Italiaansche tenor Caffarelli, was een der
meest bekende kunstenaars van Europa. In het
jaar 1753 liet Lodewijk XV hem naar Parijs ont
bieden,om de kroonprinses een genoegen te doen.
De koning had zich bereid verklaard alle kosten
van Caffarelli's verblijf in Parijs op zich te nemen.
De kunstenaar liet zich dat geen tweemaal zeggen
en was niet bepaald spaarzaam. Lodewijk XV
overlaadde den kunstenaar met gunstbewijzen, liet
hem het eene geschenk na het andere brengen,
stelde hem een equipage met twee paarden ter be
schikking, een tafel met 7 of 8 gangen en behalve
vrij logies nog twee bedienden voor zijn persoon
lijke diensten. Hoe koninklijk de heerscher den
zanger ook beloonde, Caffarelli was nooit tevre
den. Toen Lodewijk XV hem op zekeren dag een
gouden tabaksdoos zond, snauwde de zanger den
overhandiger toe: „Wat, zoo'n tuig stuurt mij de
koning van Frankrijk? Kijk eens hier: hier heb
ik 30 van zulke geschenken en de minste daarvan
is meer waard dan dat van den koning. Als ten
minste zijn foto nog op de doos stond!"
„Mijnheer", antwoordde de hoveling onthutst,
„alleen de gezanten schenkt de koning zijn foto".
Toen viel de tenor woedend uit:
„Alleen de gezanten? Mooi, dan moet hij ook de
gezanten maar laten zingen!"
Toen men den koning deze scène vertelde lachte
hij hartelijk en besprak de zaak met de kroon
prinses. Deze liet den veeleischenden tenor bij
zich ontbieden, gaf hem een prachtigen diamant
cadeau en overhandigde hem een pas met de
woorden: „Hij is door den koning zelf ondertee
kend. Dat is voor u een groote eere, maar u moet
hem spoedig gebruiken, want de pas is slechts 10
dagen geldig".
De beeldhouwer Chantrey dineerde bij Robin
son. Een van zijn jaloersche geheime vijanden wil
de hem een duw geven en hij zei tegen den gast
heer: Dat buffet heb ik meer gezien; het moet
wel door een goed meubelmaker vervaardigd zijn.
Chantrey begreep den man die wilde herinneren
aan den tijd toen de beeldhouwer nog een eenvou
dig werkman was. En dadelijk antwoordde hij:
Ja, ik herinner het mij ook. Ik heb het zelf hier
gebracht; het was toen mijn beste werk. Nog ben
ik er trotsch op, want de beoefening van het
meubelvak heeft me gemaakt wat ik nu ben.
De president Casimir Perier der Fransche Re
publiek was zeer populair in Pont sur Seine, waar
hij een prachtig kasteel had. Toen hij als president
der Kamer daarheen kwam vroeg hem een man uit
de omgeving of hij zich nog herinnerde hoe hij hier
met kinderen uit den omtrek om het hardst geloo-
pen had.
Zeker, antwoordde de toekomstige president,
dat heb ik nooit vergeten. Ik wed om twintig
sous, ging hij voort terwijl hij zijn rok uittrok, dat
ik het nu nog van jelui win.
De weddenschap werd door hem gewonnen.
Een jeugdige Iersche zanger, die bij het radio-
publiek zeer geliefd is, bevindt zich in een pijn
lijke positie. De vraag naar gramofoonplaten,
waarop zijn stem vereeuwigd is, is zoo groot, dat
de maatschappij, welke de platen vervaardigt,
eigenlijk niet aan alle aanvragen kan voldoen; en
het gaat toch niet aan, uitsluitend liederen van een
en denzelfden man uit te geven.
O'Connor moest er daarom iets anders op vin
den. Dit lukte hem. Hij inventeerde een reeks
schuilnamen en kon nu rustig zoo veel zingen als
het publiek verlangde. Al spoedig had men hem
door, maar de zaak bleef een publiek geheim. Aan
vankelijk begon hij met Iersche namen, zooals Pat
O'Brien, Terence O'Neil, Cliff Cannelly, Pat O'Dell.
Sean O'Mulley. Daarna ging hij tot Engelschen en
ten slotte tot continentale namen over.
Tegenwoordig, zegt O'Connor, -weten de
menschen al, hoe de vork in den steel zit en ze
maken er een formeele sport van om me van on
der miin nieuwste pseudoniem vandaan te halen.
Toen ik een Italiaansch lied onder den naam
Francesco Odolli ten beste gaf, kreeg ik van de
Engelsche kranten zeer goede kritieken; ze spra
ken van een veelbelovenden nieuwen Italiaan-
schen zanger. Ik heb al zeven en twintig namen
gebruikt en het valt me niet gemakkelijk steeds
nieuwe te vinden. In één film heb ik liederen in
drie verschillende talen gezongen en niemand
heeft ontdekt, dat het steeds dezelfde persoon
was. Ik denk, dat ik dezer dagen eens met Polyne
sische en Afrikaansche namen begin om te zien of
ik ook voor Hawaian en negerzanger kan door
gaan.
Adverteniiën.
T BEZOEKT DE
van J. P. C. VAN OS
en LIEN STRAVER.
,,'tOude Slot", Laanweg, Schoorl.
Geopend van 10 tot 10 uur dagelijks.
Tevens