DE HUILENDE HOND.
Nieuwsberichten.
DE SCHAMELE STRAATZANGER EN HET
MIRACULEUZE LIEVEVROUWKE.
Opvoering in het openluchttheater.
Donderdag 15 Augustus, om 8 uur 's avonds,
wordt in het mooi gelegen en zich voor dit doel
zoo uitstekend leenende openluchttheater te Ber
gen door den Katholieken Kunstkring te Bergen
opgevoerd met driebedrijvige Vlaamsche legende
spel „De schamele straatzanger en het miraculeuze
lievevrouwkegeschreven door Jos. v. d. Eijnde.
Dit legendespel verplaatst ons naar den tijd der
Vlaamsche gilden; het gebeuren speelt zich al
voor de woning van den edelsmid, die voor een
lievevrouwebeeld, dat op den hoek van de straat
staat, in opdracht van een dankbaar eldelman een
paar gouden muiltjes gemaakt heeft.
Een straatzangertje, dat Maria zijn nood klaagt
om zijn armoede, ontvangt van het miraculeuze
lievevrouwke een der gouden muiltjes. Als hij het
wil verkoopen, wordt hij aangehouden en wegens
straatroof voor den rechter gedaagd. De mensche-
lijke gerechtigheid veroordeelt hem tot den strop.
Zijn laatste wensch is, nog even te mogen toeven
voor het beeld van zijn lieve moeder, Maria, die
daarna, om de dwaze gerechtigheid van de men-
schen te beschamen, hem ook haar andere gouden
muiltje geeft.
Het geestige stuk geeft een brok Vlaamsch
volksleven weer uit den gildetijd; ook de cotsumes
uit dien tijd worden gedragen, afkomstig uit de
ateliers van de fa. Sernée te Amsterdam, en wie
iets van het Vlaamsche leven afweet, weet ook,
dat het een leven is van eenvoud en blijheid en
gezonde humor en dat het Vlaamsche volk in zijn
spreken en doen blijk geeft van een heel gemoe
delijken omgang met God en Zijn Heiligen, iets,
dat op het eerste gezicht misschien op spotternij
lijkt, maar in wezen voortspruit uit de echt-
Vlaamsche volksziel, .die diep godsdienstig is. De
schrijver van dit legendespel weet dit in het stuk
weer te geven op waardeerende wijze. Vooral het
tweede bedrijf, waarin een geestige persiflage
voorkomt op de rechtspraak uit die dagen, is vol
van tintelende humor.
Het is een vroolijk stuk, dat wij gaarne een
ieder durven aanraden te gaan zien, omdat we we
ten, dat elke bezoeker er voldaan van terugkeert.
Van een vorig jaar in meer besloten kring gege
ven opvoering schreef het „Noord-Hollandsch
Dagblad" o. m.:
„Men had met dit spel een goede keus ge
daan; het was wel een eigenaardig stuk, doch
het ademde een frissche geest en was boeiend
tot het einde. Het was veel acceptabeler dan
zoovele wanproducten die voor het tioneel
geschreven en helaas ook opgevoerd worden.
We vinden het alleen jammer, dat al de
moeite, die ongetwijfeld aan deze opvoering
verbonden is geweest, slechts beloond kon
worden met ééne opvoering. Het stuk, zoowel
als de vertolking ervan verdienden nog me
nige heropvoering.
Wij zaten drie schoolkameraden in den
achtertuin van een landhuisje, even buiten de kom
van het dorp, dat dominé Jan in zijn vacantie in
Bergen gehuurd had en wij hadden de voor
naamste gebeurtenissen onzer jeugd en vele geza
menlijk beleefde avonturen de revue laten pas-
seeren.
De avond was geluidloos in den nacht overge
gaan en om ons heen was er alleen maar wat zacht
geritsel als de wind door de kruinen der boomen
speelde.
Een vogel gaf een schorre schreeuw en toen
klonk opeens, op een paar honderd Meter af-
stands, het huilen vaneen hond, dat de stilte hin
derlijk verstoorde.
„Als een hond zoo huilt", zei Jan, „dan komt er
in het huis waar hij vóór zit een dooie".
Wij konden in het diepe duister alleen het
gloeiende puntje van zijn sigaar zien. We wisten,
dat hij in vollen ernst sprak, want hij was bijge-
loovig en verdiepte zich graag in mystische vraag
stukken.
„Als er ooit een voor mijn huis zit, zal ik wel
zorgen, dat ik er de dupe niet van wordt", zei Her
man met een gedwongen lachje.
„Wat doe je er aan", vroeg Jan, en er was iets
berustends in zijn stem.
„Ik zou hem wegjagen", zei Herman, „dan moet
hij wel ergens anders gaan huilen".
„Spotters vallen het eerst", voorspelde Jan
ernstig.
Er viel een korte stilte. Het gehuil van den
hond irriteerde ons.
„Er is niets schokkender", zei ik, „dan de sen
satie, die je ondergaat als je iemand ontmoet, die
al lang dood is, of, laat ik het beter zeggen, die je
denkt dat al lang dood is. Ik was na mijn school
jaren op kamers bij een weduwe met twee doch
ters, die mij om beurten bedienden. De eene heette
Emma en de andere Mina. Het waren een paar
onbeteekenende en weinig opvallende meisjes en
toen ik een paar jaar in een andere stad gewoond
had, kreeg ik een rouwkaart met de mededeeling,
dat Emma overleden was. Ik heb de familie een
briefje geschreven en ik was de geheele geschie
denis eigenlijk al weer vergeten, toen ik een jaar
later nog eens in mijn oude woonplaats moest zijn.
Op den hoek van een straat botste ik tegen een
jonge vrouw op en ik ben zelden zoo geschrok
ken".
En verder: Er viel een goed samenspel te
bewonderen en het geheel werd tot een wel
verzorgde opvoering. Er werd veel en spon
taan gelachen, waartoe de aardige typeering
van sommige personen niet weinig toe bij
droeg".
We juichen het van harte toe, dat het thans tot
een heropvoering komt, en nog wel in het open
luchttheater, waar het stuk zeker nog meer tot
zijn recht zal komen. Wij voorspellen den initia
tiefnemers dan ook een groot succes met hun edel
pogen.
Um het bezoek te animeeren zijn populaire
prijzen vastgesteld; kaarten zijn verkrijgbaar bij
de boekhandelaren Thomas, Dorpstraat en Haan,
Stationsstraat, en bij A. Kollmer, Bergen; bij dezen
laatste ook plaats bespreken.
In Alkmaar zijn kaarten verkrijgbaar bij Van
Putten Oormeijer, Payglop.
Men deelt ons nog mede, dat er tusschen de be
drijven geen décorverwisseling noodig is, dat de
pauzes dus kort duren en de uitvoering beslist
voor 11 uur is afgeloopen.
MISBRUIK.
Aan den Kogendijk liepen drie meisjes in de
richting Bergen. Op hun vraag of ze zoo naar Ber
gen gingen, antwoordden wij bevestigend en toen
wij hen mee lieten rijden, merkten zij op, dat het
toch een heele afstand was.
Zij waren op weg om in Bergen pension te zoe
ken en vertelden ons, dat ze op een advertentie in
„Het Zoeklicht" in een pension genaamd „de Put"
te St.-Pancras terecht waren gekomen, omdat in
de advertentie gestaan had dat het dicht bij Ber
gen en dicht bij zee was. Nu zij daar waren, moes
ten zij ervaren, dat ze ruim 12 K.M. van zee ver
wijderd zaten. Het waren naaistertjes en het ge
heele jaar hadden ze 0.50 per week weggelegd
om eens een week in een vacantieoord te zijn. Nu
waren zij in „de Put" terecht gekomen. Ze sliepen
in één kamer en moesten met het gezin aan tafel
eten. Dit vonden ze niet erg, maar dat ze zoo ver
van zee waren, noemden ze bedrog. Toch hield de
pensionhouder vol dat ze wél dicht bij zee terecht
waren gekomen.
De veldwachter had dit echter bedrog genoemd
en nu hoopten zij althans nog enkele dagen in Ber
gen een goedkoop verblijf te vinden.
Wij waren het met den veldwachter eens en
hebben de meisjes naar het bureau van de V. V. V.
gebracht, om hen de noodige inlichtingen te laten
geven.
„Was de botsing zoo hevig?", vroeg Herman, „of
was het meisje zoo leelijk?"
„Geen van beiden", zei ik, „maar het meisje was
Emma, die gestorven was".
De vuurpunt van Jan's sigaar beschreef een
kring en ik wist, dat hij nu recht overeind in zijn
stoel zat.
„Hoe is dat mogelijk?", vroeg hij verwonderd.
„Wel", zei ik, „ik had in mijn gedachten Emma
en Mina verwisseld en ik had altijd gedacht, dat
niet dit meisje maar haar zuster was gestorven.
Het geheele geval is doodeenvoudig, maar het
geeft je een schok als je plotseling tegenover
iemand staat, die je zeker dacht dat dood was".
Wij zwegen en luisterden.
„Ik ga morgen met den veldwachter praten", zei
Jan, het is afschuwelijk zooals dat beest blijft hui
len. Ik wou, dat ze hem maar binnenhaalden".
„Laten we hem gaan zoeken", zei Herman, „dan
kunnen we meteen zien of je voorspelling later
uitkomt".
We bleven zwijgend rooken, tot Jan ineens met
zijn verhaal kwam.
„Je sprak van dat meisje", zei hij, „en ik begrijp
hoe je er door geschokt was, want ik heb een
zelfde ervaring gehad.
Er was verleden jaar op het dorp waar ik woon
een echtpaar zonder kinderen, waarvan de man
en de vrouw voortdurend met elkaar twistten. Ik
geloof niet, dat ze bepaald het land aan elkaar
hadden, maar zij was een groote kat en hij kon
dat niet altijd verdragen. Dan kwam van het eene
woord wel eens het andere en op een morgen was
hij woedend van tafel opgestaan met de mededee
ling dat hij er meer dan genoeg van had en van
plan was een eind aan zijn leven te maken.
Hij had daar al eens meer mee gedreigd, maar
toen hij de deur achter zich dicht getrokken had,
was zijn vrouw niet ongerust. Zij kende hem wel
beter. Dat dacht ze tenminste, maar bij de lunch
kwam de man niet thuis en toen hij ook bij het
avondeten mankeerde, begon de vrouw een beetje
nerveus te worden. Hoe langer zij over het ge
beurde nadacht, des te sterker werd haar over
tuiging, dat het ditmaal werkelijk ernst was en
ten slotte maakte zij zich zoo ongerust, dat zij
naar den veldwachter is geloopen. Die heeft het
bureau in de stad opgebeld en toen kwam het
onheilspellende bericht, dat er dien morgen een
onbekende man uit het kanaal opgehaald was en
dat de vrouw goed zou doen zoo spoedig mogelijk
over te komen.
Zij is met een auto naar de stad gereden en daar
is een agent dadelijk met haar naar de begraaf-
Hoe zwaar behoort men
normaal te zijn
Volgens wetenschappelijke studiën behoort het
normaal lichaamsgewicht van een mensch te zijn:
„de lichaamslengte maal de borstomvang gedeeld
door 240". Men noemt dit de formule van
Borchardt.
Een eenvoudiger, doch minder juiste methode is
de lichaamslengte te meten en zooveel kilogram
men te nemen als men centimeters boven de meter
lang is.
Iemand van 1.68 M. lengte mag dan volgens deze
methode 68 K.G. wegen om een normaal gewicht
te hebben.
Wij geven echter in overweging, om zich hieraan
maar niet angstvallig te houden, omdat wij in onze
naaste omgeving nu niet bepaald schitterende
voorbeelden van vermageringskuren hebben ge
zien. Lachen bevordert het vet worden, maar ook
een goede gezondheid.
GRAPJES.
Er is een tweeling geboren; een kindje met don
ker haar en een met lichtblonde krulletjes. De ge
lukkige vader neemt zijn zoontje van vijf jaar, die
een groote honden- en kattenvriend is, mee naar
de slaapkamer.
Ik zal je iets heel schoons laten zien: je hebt
twee broertjes gekregen.
Vol aandacht kijkt kleine Paul naar het bed,
waarin de beide kindertjes liggen. Dan zegt hij
tegen zijn vader:
Papa, ik vind dat we die zwarte moeten
houden 1
Zoo, heb je je horloge weer terug? Ze had
den het toch de vorige week gestolen?
Ja, maar die ezel van een dief ging er direct
mee naar de bank van leening en daar herkenden
ze het natuurlijk direct als mijn eigendom.
Onderwijzeres: Marietje, ik zal je een som op
geven. Veronderstel, dat je vader aan den slager
twintig gulden schuldig was, aan den behanger der
tig, aan den huisbaas tachtig, aan
Marietje: Dan zouden we verhuizen.
„Paps, waarom zijn er aan dien kant van den
spoorweg allemaal draden?"
„Dat zijn de telegraafdraden, mijn jongen".
„O. Maar waarom zijn er dan aan den anderen
kant geen draden?"
„Omdat daar de draadlooze telegrafie langs
gaat".
Meester: Welke vier woorden gebruiken de
jongens het meest?
Ik weet het niet.
Heel goed.
plaats gegaan, omdat het lichaam van den onbe
kende naar het lijkenhuisje gebracht was. De
vrouw was vreeselijk overstuur en toen de agent
met een kaarsje bijlichtte en den doek wegnam,
die men over het gelaat van den doode had ge
legd, heeft zij een schreeuw van ontzetting gege
ven. Zij zag daar haar man en nadat zij op het bu
reau een verklaring had afgelegd en de desbetref
fende stukken waren opgemaakt, is zij meer dood
dan levend naar huis gebracht.
De dokter werd gewaarschuwd en hij is mij later
komen halen, omdat de vrouw zich voortdurend
verweet, dat zij de oorzaak van den dood van haar
man geweest was. Zij gaf zich de schuld van alles
wat er in den laatsten tijd was voorgevallen en
verheerlijkte den overledene als een beste kerel,
die altijd hard voor haar gewerkt had.
Het was een heel zielig geval, wij hadden ruim
twee uur noodig om dat vrouwtje te kalmeeren,
en ik had haar juist overgehaald wat te gaan
rusten, toen wij diep in den nacht ineens een
sleutel in de voordeur hoorden steken.
Er kwam iemand het huis binnen en dat alles
was zoo luguber, dat ik nog ril als ik er aan denk.
De kamerdeur stond open, zoodat wij in de vesti
bule konden kijken.
Geluid geven konden wij op dat moment geen
van drieën. Wij keken maar met groote oogen
naar de deur, die langzaam, heel langzaam open
gedraaid werd.
„En en en wie wie was het?"
vroeg de spotter.
„Het was de doode", zei Jan, „en wij schrokken
meer van hem dan hij van ons. De vrouw gilde en
ik wil je wel zeggen, dat het was alsof mijn hart
stilstond."
„Maar Jan", vroeg ik, „hoe kan dat?"
„Wel de oplossing is even eenvoudig als bij dat
meisje van jou. De man was naar de stad gegaan
en was daar den heelen dag en den heelen avond
in de kroeg blijven hangen om zijn vrouw ongerust
te maken".
„En het lijk dan?"
„Och", zei Jan, „de vrouw was uiterst zenuw
achtig. het kaarsje van den agent gaf maar een
klein lichtje en de doode had werkelijk een beetje
op den man geleken".
De spotter zweeg. Het leek of het verhaal meer
indruk op hem gemaakt had dan hij wilde beken-
nen.
In de stilte van den nacht huilde nog altijd de
hond, die de vreugde van ons samenzijn verstoorde.
Tj.