CHRISTUS EN ST. JAN. Historische Anecdoten. De groote geleerde en philosoof Saphir werd ziek en na veel bidden en smeeken van den kant zijner familie stemde hij erin toe den dokter te laten komen. De arts schreef een recept, en be loofde den volgenden dag terug te komen. Nu, vroeg hij den volgenden dag, hoe heeft de medicijn gewerkt? Wanneer ik uw recept gevolgd had, zou ik mijn nek gebroken hebben! bromde Saphir. Zoo, waarom dan? vroeg de verbaasde dok ter. Omdat ik het dadelijk, nadat u de kamer verlaten had, uit het raam gegooid heb! Na een lezing van Gerhard Hauptmann stonden velebewonderaars op hem te wachten, om een autogram van hem te krijgen. Nadat Haupt mann aan hun eerste verzoek voldaan had, gingen allen weg, behalve één meisje. Wat wilt u nog? vroeg de kunstenaar vrien delijk. O, ik wilde alsjeblieft nog een tweede auto gram hebben! zei het meisje. Heb je dan soms nog een broer? vroeg Hauptmann belangstellend. Neen, antwoordde het meisje, Een zuster? Neen! Maar voor twee autogrammen van Hauptmann krijg ik er één van Léhar! zei het meisje stralend. Bij het huwelijk van Friedrich Wilhelm met prinses Louise was de weduwe van Frederik den Groote nog tegenwoordig, eveneens bij dat van prins Ludwig. Friedrich Wilhelm II had zich bij het huwelijk van zijn oudsten zoon geërgerd over de vele staatsuniformen in het slot en had bevolen, bij het daags daarna volgende bruilofsfeest van prins Ludwig geen toegangskaarten uit te geven, maar iedereen toegang te verleenen. Tengevolge hiervan ontstond een dusdanig gedrang, dat nu de koning zelf, die de grijze Elizabeth aan den arm had, er niet door kon. Gaarne hadden de om hem staande burgers plaats voor hem gemaakt, maar de menigte was te dicht. Toen riep de vriende lijke vorst: „Kinderen, geneert u niet, de vader is vandaag niet meer dan de jonggetrouwden" en dapper den linkerelleboog gebruikend, kwam de koning, die toen reeds zeer sterk was, met zijn dame door het gedrang. De beroemde Fransche blijspelschrijver Molière hield er, zooals bekend is, een eigen troep op na, waarmee hij zijn eigen stukken en die van andere vermaarde schrijvers opvoerde. Een der beste leden van zijn gezelschap was Baron, aan wien hij de rol van Domitianus opge dragen had in het treurspel „Titus en Berenice" van Corneille. Bij de repetitie bleef Baron steken; er waren vier versregels, zei hij, waarvan hij tittel nog jota begreep, en hij verzocht Molière ze hem duidelijk te maken. Deze las de passage meer dan eens voor, maar moest eindelijk bekennen, dat ze ook voor hem volkomen duister was. Nu ging Baron naar Corneille en vroeg den dichter naar den zin van de onverstaanbare versregels. Luid declameerend las de dichter zijn verzen, streek met de hand over het voorhoofd en zei: Waarde vriend, ik begrijp er evenmin iets van als gij, doch het doet er niet toe: zeg ze maar Mag ik voor mijn lieveling ocH, och, het is toch zoo'n snoes, maar niet sterk, weet U voor vijf cent levertraan hebben, Zeker, dame, gaat U zitten. Ze is toch versch? Versch. Voor vijf cent zegt U? Als U een oogenblik geduld heeft, zal ik een nieuwen wal- visch aansnijden. Een ambtenaar ging naar de begrafenis van een familielid. Om te laten zien, dat hij niet zonder gegronde reden van zijn bureau wegbleef hing hij aan de deur van zijn kamer een briefje met het opschrift: „Ben naar het kerkhof". Toen hij terug kwam zag hij dat een van zijn collega's er onder geschreven had: „Rust in vrede". De kleine was bij den tandarts, die hem een slechte kies had uitgetrokken. Mag ik de kies mee naar huis nemen, dok ter? vroeg de jongen. En hij kreeg de kies. Hij droeg hem mee naar huis, nam een lepel suiker en legde de kies er in, Zoo, zei hij met een kwaadaardig lachje, nou kan je alleen pijn lijden. Een candidaat in de medicijnen werd bij het examen door een nogal lastigen professor ge vraagd: Welke zijn de meest doeltreffende zweetmiddelen? De candidaat noemde de een na de ander op. En als al deze middelen niet helpen, vroeg de professor, wat zou U dan doen? Ik zou den patiënt bij U in examen sturen, antwoordde de candidaat. op, als ge speelt. Het publiek bewondert altijd het meest, wat het niet begrijpt. De uitspraak van Corneille is ook in latere tij den niet tot logen geworden. Toen Rubens het toppunt van zijn roem had be reikt, voerde hij het leven van een rijkaard. Een tijdgenoot van hem, de alchimist Brendel, was jaloersch op hem en zon op middelen, om Rubens het een en ander afhandig te maken. Hij vertelde Rubens van zijn vindingen en trachtte hem te interesseeren voor een goudaanmaak in het groot. Rubens moest dan een laboratorium bouwen en alle instrumenten aanschaffenals het goud kwam, zouden zij de winst gelijkop deelen. Rubens luisterde kalm naar de hoogdravende voorstellen en antwoordde toen glimlachend: Staak je pogingen, waarde vriend. De ma nier om goud te maken heb ik allang ontdekt. Neem een penseel en verf en ga schilderen... Je hebt niet eens een nieuw laboratorium noodig. In 1805 kwamen Humboldt en Gay Lussac te Parijs samen om hunne onderzoekingen betref fende de samenpersing van lucht voort te zetten. De twee mannen der wetenschap hadden voor hunne proeven een groot aantal glazen buizen noodig. Deze waren toen in Frankrijk zeer duur en het enorm hooge invoerrecht maakte ook in voer uit het buitenland onmogelijk. Hij bestelde de buizen in Duitschland en gaf order dat zij aan beide einden moesten worden dichtgesmolten. Op elke buis moest een etiket gehecht worden, waarop stond „Duitsche lucht". Duitsche lucht was een artikel dat niet aan invoerrecht onderhe vig was en de douane liet inderdaad de zending passeeren. Zoo kwamen de buizen toch nog onbe last in handen der slimme smokkelaars. De gewoonte bij het schenken van wijn, eerst zijn eigen glas half vol te schenken, is afkomstig uit de oudheid. De ouden bewaarden den wijn in nauwhalzige kruiken en behoedden hem voor be derf door er een weinig olie op te gieten die in een dun laagje er met een rietje werd afgezogen. Maar uit vrees dat er misschien toch nog iets van de olie kon zijn achtergebleven, schonk men eerst eenigen wijn in zijn eigen glas om toch in geen ge val den gast onzuiveren wijn te schenken. Deze methode van wijn bewaren is nog heden ten dage in sommige Zuidelijke landen in zwang. En het gebruik eerst zijn eigen glas gedeeltelijk te vullen heeft nu nog het practisch nut dat geen deeltje kurk of lak, die mogelijk in den wijn kun nen belanden, terecht komen in het glas dat men den gast voorzet. Veldmaarschalk von Manteuffel, een vroeger gou verneur van Elzas, was zeer tegen de Franschen ingenomen. Aan tafel zittende kreeg hij het eens te kwaad met een Franschman, die beweerde dat de Fransche arbeider het van alle natiën won. „Zoo leelijk is er niets, dat hij er niet wat van maken zal, zei de Franschman". Boos geworden over deze bluf, trok de Duit- scher zich een haar uit zijn grijzen snorrebaard en dit den Franschman aanbiedend zeide hij kortaf: „Laat hij daar dan eens wat moois van maken!" De Franschman nam het haartje aan en zond het naar een juwelier te Parijs, met de mededee- ling van wat er was voorgevallen en met order er wat van te maken. Een week later werd er bij von Manteuffel een keurig doosje bezorgd. Er lag een fraaie doekspeld in, die in zijn klauwen het haar hield van von Manteuffel's snorrebaard. Aan elk der beide einden hing een gouden kogeltje met de opschriften: „Alsace Lorraine", (Elzas-Lotharin- gen) en op de borst van den adelaar stond: „Gij houdt ze aan een haar". GRAPJES. Zooals wij reeds in het vorig nummer berichtten, wordt er in het Stedelijk Museum .te Amsterdam, ter gelegenheid van den 50sten verjaardag van den Bergenschen schilder Matthieu Wiegman een jubileumtentoonstelling gehouden. Deze tentoon stelling geeft een overzicht van het door den kunstenaar vervaardigde werk en belicht in hooge mate de veelzijdigheid van dezen schilder. In zijn religieus werk is Matthieu Wiegman verwant aan de Middeleeuwsche Primitieven, wat vooral tot uiting komt in het hierboven geplaatste werk „Christus en St. Jan". De kunstenaar heeft 'hier Christus en zijn speelgenoot weergegeven op een ongewilde, doch levendige wijze. Dit doek werd in Bergen vervaardigd en behoort in dit genre tot het beste, dat wij van den kunstenaar kennen. Gewild religieus werk is Matthieu Wieg man vreemd, maar juist daarom is, wat hij op dit gebied schept, kunst. Ook als portrettist is deze schilder een kunste naar van ongemeen talent. Men zie het geëxpo seerde portret van „Een meisje in stoel", even eens in Bergen vervaardigd. Dit portret vertoont verwantschap met den bloeitijd van onze Nederlandsche schilderkunst en is bij uitstek Hollandsch. Het geëxposeerde portret van den dichter A. Roland Holst (dit portret wordt waarschijnlijk aangekocht door het Huldigingscomité en aan de stad Amsterdam ten geschenke gegeven) is meer impressionistisch, maar toch als portret een krachtig staaltje van Matthieu's kunnen. In zijn stillevens komt wel bizonder tot uiting het compositie-talent van den schilder. Meestal is hij daarin de man, die het leven liefheeft en er gaat dan ook van deze stillevens een opwekken de blijheid uit. In zijn landschappen streeft Wiegman er boven al naar, de sfeer van het land vast te leggen. Vooral in zijn periode, waarin hij in het Zuiden van Frankrijk werkte, is hij hierin geslaagd, al geven wij de voorkeur aan zijn Bergensche doe ken, want daarin ligt herinnering en liefde. Ook zijn doek van de Alkmaarsche Kaasmarkt behoort voor ons tot een van zijn best geslaagde werken. Morgen wordt deze tentoonstelling gesloten, zoo dat men nog slechts één dag gelegenheid heeft, deze expositie te gaan zien. Na de expositie in Amsterdam zal men het op deze jubileumtentoonstelling geëxposeerde werk tot half Juli in het moderne Van Abbe Museum te Eindhoven kunnen aanschouwen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1936 | | pagina 4