A. E. ROMENY
BERGENSCHE
DROGISTERIJ
„BergenscheBad-, Duin- en Boschbode"
TWEEDE BLAD.
MUZIEK.
DE HOND.
J. M. Graadt van Roggen.
mm
APOTH.-ASSISTENTE.
Telefoon 109.
BREELAAN 17, BERGEN (N.-H.)
27e Jaargang. No. 11.
van ZATERDAG 15 AUG. 1936.
AGENDA.
Dagelijks. Bloemen- en Plantententoonstelling
Parnassiapark te Bergen aan Zee (van 10 tot
21 uur).
Tentoonstelling bloemstillevens Filarski en
Germen de Jong, Hotel Stroomer, Bergen
aan Zee.
Kunstzaal P. Boendermaker, Loudelsweg,
expositiewerken C. Boendermaker (Zondags
van 3 tot 5 uur).
Kunstzaaltje P. Hopman, tentoonstelling
teekeningen en grafisch werk B. Essers.
Atelier Lijtweg, tentoonstelling werken J.
Molenaar en A. Molenaar Verkerk.
Atelier Prinsesselaan, tentoonstelling wer
ken F. Kamstra.
Café-Restaurant „De Rustende Jager",
's middags en 's avonds The Rambling Se-
renadres en Rijwielen Polo.
Zaterdags en Zondags: Hotel „Nassau-Bergen",
Bergen aan Zee, concert en dansmuziek
Melchert Schuurman.
Oranje-Hotel, tentoonstelling landschappen
Germen de Jong.
Zondagsmiddags: Café „Duinvermaak", openlucht-
dansen.
's Maandagsavonds: Huize „De Vries", Bridgen.
Dinsdagsavonds 8 uur: Bridge-Drive's in het
Oranje-Hotel.
Openlucht-theater.
Zaterdags en Zondags, aanvang des avonds 9 uur,
Openlucht-Bioscoop.
16 Augustus, 3 uur, opvoering van „den Vos
Reinaerde", R.K. Gezellen Vereeniging.
18 Augustus, 8 uur: Filmmaniakken, R.K. Tooneel-
vereeniging Alberdinck Thijm.
Moe!
Gut kind; ik dacht dat je al lang sliep; wat
is d'er?
Hoor je dat Moe muziek!
Toch niks bijzonders; hoor je een paar maal
in de week. Waren we maar nooit verhuisd; je
heb hier geen rust en je ken een paar avonde
achter mekaar geen oog toe doen.
Deze woning is veel ruimer moe en wat heb
ben we hier niet een fijn uitzicht. Hoor je dat
Moe muziekt
Kind, zanik niet langer an me kop; muziek is
niks bijzonders meer; ga slape!
Dit is andere muziek Moe, dan die je Zater-
Tante Arabella bewoonde een lief huisje in de
Breelaan te Bergen en zij woonde daar somen
met tante Lous, die eigenlijk geen tante was maar
voor het gemak zoo genoemd werd.
Als je grooter wordt kijk je meer naar jonge
meisjes dan naar oude tantes en zoo kwam het dan
ook, dat ik in bijna een jaar niet bij tante Ara
bella geweest was, toen ik toevallig in de buurt
moest zijn en mij een uurtje kon vrij maken.
„Heeremijntijd", zei tante Arabella, „besta je
nog, jongen?"
„Inderdaad, tantetje, hoe gaat 't U en hoe maakt
't tante Lous?"
„Springlevend", zei tante "Lous, die mij hartelijk
de hand schudde, „kom binnen, jongen, we hebben
juist thee gezet,"
Kraakzindelijk was het in de kamer van de tan
tes. Er hing geen schilderijtje scheef, de meubel
tjes glommen als spiegels en er stonden langs alle
wanden van die ouderwetsche étagèretjes vol
steenen poppetjes en porceleinen beestjes.
„Voorzichtig, voorzichtig", riep tante Arabella
als ik zoo'n étalage van klein-kunst voorbij moest
en ik herinnerde mij weer hoe vreeselijk bang de
tantes voor haar snuisterijtjes geweest waren toen
wij daar als kinderen logeerden.
Het gesprek kwam op het huis, op het dorp en
op de buurt en de tantetjes bleken heelemaal van
streek door de vele brutale inbraken welke er de
laatste dagen hadden plaats gevonden. Een weduwe
van tachtig jaar was ergens in den nacht overval
len en beroofd en een rentenier door gemaskerde
bandieten aan zijn bed vastgebonden. Er was min
der sensationeel nieuws noodig om de tantes den
schrik op het lijf te jagen.
„Weet U wat U moest doen tante Arabella, U
moest een hond nemen".
„Een hond!" rilde tante Arabella en zij sloeg
van pure schrik de kleine handjes in elkaar, „nee,
nee jongen, dat gaat niet".
„Ik bedoel", zei ik, „zoo'n dwergpinchertje, een
alleraardigst schoothondje en vreeselijk waak
zaam. Geen mensch komt hier binnen als U zoo'n
Reffertje in huis hebt".
dags- en Zondagsaves hoort. Die is zoo schor Moe
en soms valsch ook d'er bij. Op die soort muziek
danse ze. Niks mooi Moe; de muziek niet en dat
rare dansen ook niet.
Wat kenne de mense zich toch soms mal anstelle.
Gut kind, waar hè ie 't over. Je wil me toch
niet wijs make, da'je gunder in die speeltuin ben
geweest?
Niet d'er in Moe, alleenig maar an de rand
buiten 't hek gekeke.
As je dat nog d'er is lap;, Iaat ik je 's aves
nooit meer alleenig uitgaan.
Was niet 's aves Moe, maar op een Zondag
middag en snikheet. Begrijp U Moe hoe de mense
lol an dat gehos hebbe; ze zage net zoo vuurrood.
Kind, wat een taal! Late de mense toch doen
wat ze wille. En nou gaan slape en je komt daar
nooit meer in de buurt hoor! Kijk er is naar je
broertjes en zusjes; die hebbe zooveel kapsones
niet.
Hoor Moe muziek! Heel andere dan die
schorre van de film.
Weet ik; 't is van een opera. Lang niet nieuw,
toen ik zoo oud was as jij, hoorde je die opera al
Maar mooi altijd nog.
Weet ik Moe; Martha heet-ie!
Kind, kind; waar haal je die wijsheid toch-
vandaan?
Van de anplakbiljette van de V. V. V. Moei
Martha, gut ja! Hoor kind, daar hè je die aria,
die ik vroeger ook zoo graag hoorde: Ti, ti, ti, ti,
ti, torn Ta, ra, ra, ra-ja-tjom!
Mooi hè Moe!
Ja, maar nou slape kind, 'tis al veels te laat
voor je!
Maar het ongehoorzame kind ging niet slapen en
toen alles doodstil was in huis, sloopt het zachtjes
naar de lange gang, waar het maanlicht, dat er
naar binnen viel, den weg wees naar buiten.
En eenmaal bevrijd van de beklemmende wan
den zijner woning, werd het onweerstaanbaar aan
getrokken door het heele schijnsel der lampen op
het tooneel en door de bekende meeslepende mu
ziek van de opera Martha, Langzaam, heel lang-
zaam, telkens even stilstaande, om scherp te luis
teren naar de vele geruchten rondom, kwam het de
duinhelling afloopen en moed vattend ineens was
het kind met een paar sprongen naast het tooneel,
waar het zich een plaats zocht tegenover het
orkest. Zenuwachtend trekkend met z'n snuitje
bleef het daar rechtop zittend, genietend van de
kleurenschittering der fraaie costumes en de zoete,
melodieën van de suggestieve muziek. Bevreesd
alleen voor die meneer in z'n zwarte jas, die zoo
gevaarlijk met een stok zwaaide.
Boem ging het ineens; nogeens zwaaide die
akelige man en weer ging het boem ze begon
nen zoo ijselijk hard te spelen, dat het kind ervan
schrok, zich omdraaide en pijlsnel naar boven ren
de op weg naar z'n veilige woning, aan het einde
van de lange gang.
De menschen wezen elkaar het voortijlende
schepseltje, maar niemand verroerd zich.
Zoo woonde het muzikale konijntje een gedeelte
van de tweede acte van v. Flotow's Opera „Mar
tha" bij. Om er rustig van te genieten, daarvoor
had het te weinig vertrouwen in de menschen!
C. t. B.
„Ja, ja", zei tante Lous nadenkend, „dat is mis
schien wel wat, Arabella".
Een week later kreeg ik de mededeeling, dat de
tantes besloten hadden zoo'n hondje in huis te
nemen en ik begreep hoeveel besprekingen en
hoeveel slapelooze nachten er verstreken waren
eer een dergelijk besluit was genomen.
„Jongen", schreef tante Arabella, „wij willen
dan wel zoo'n hondje. Kun jij ons misschien een
adres geven waar wij zoo'n diertje kunnen krij
gen?".
„Gefeliciteerd met Uw besluit, tante", schreef
ik terug „en hierbij stuur ik U het Hondenblad en
wat de dwergpinchertjes betreft vestig ik speciaal
Uwe attentie op bladzijde twee, waar er vier te
koop worden geboden. Nummero drie is waak
zaam en zindelijk, precies wat U hebben wilt.
Schrijf er maar eens op en als ik weer in Bergen
kom hoop ik Uw nieuwen huisgenoot eens te ko
men bewonderen".
Toen hebben tante Arabella en tante Lous on
der Letter N. en nummero 342 aan de administra
tie van het Hondenblad geschreven en zij kregen
twee dagen later een brief uit Boskoop.
„Geachte mevrouw", schreef de meneer uit
Boskoop. „Uw brief ontvangen hebbende ,kan
ik U mededeelen, dat ik dit exemplaar zelf
gefokt heb de meneer was, tusschen twee
haakjes, blijkbaar meer van honden dan van
taal en stijl op de hoogte. Het is een lief dier
als U er mee om weet te gaan en hij heet
Bop. Wat de inbrekers betreft kan ik U ver
zekeren alsdat U er geen last meer van zult
hebben, al zijn deze dieren wel een beetje
speels, maar dit exemplaar is nog jong en U
moet hem flink kammen en zoo nu en dan
eens laten zwemmen. De prijs is 25 franco
thuis. Mocht U nog een mooie Angora-kater
kunnen gebruiken dan ben ik geheel tot Uw
dienst. Hoogachtend Uw dienstwillige A. Zon-
neman, Kennel Cynophelia. P. S. de mand kost
5."
Dat is dertig gulden samen, berekende tante
Arabella, maar er stond juist weer een griezelig
verhaal in de Alkmaarsche Courant van een alleen
Bij een bezoek aan het atelier van Bergens
oudsten kunstenaar, J. M. Graadt van Roggen,
werden wij opnieuw getroffen door de schilderijen
en teekeningen, welke deze begaafde kunstenaar
vóór 2 jaar in Zuid-Spanje maakte. Achttien
maanden heeft Graadt van Roggen daar in Ronda,
Malaga en de Balearen-eilanden gewerkt. Door de
Spaansche revolutie heeft dit werk nog meer be-
teekenis gekregen. Onwillekeurig denkt men, bij
het aanschouwen van de landschappen met de
duizendjarige olijfboomen, de bruin-groen begroei
de rotsen en de vredige typen aan den vreeselijken
burgerkrijg, die bezig is een van de oudste Euro-
peesche volkeren, die eens een wereldmacht
vormden, te verscheuren.
Zaterdags, Zondags en Woensdags van 11 tot 5
uur ontvangt de schilder gaarne belangstellende
bezoekers in zijn, aan den Notweg gelegen, kunst
zinnig atelier.
Vooral als etser (Graadt van Roggen maakte ruim
200 etsen) neemt deze artist een vooraanstaande
plaats in. Bekend is zijn ets van Prinses Wilhel-
mina, in 1894 door hem vervaardigd, en door den
kunsthandel Buffa te Amsterdam in den handel ge
bracht. Dit is ook het geval met de door hem ver
wonende gepensionneerde onderwijzeres van een
Christelijke school, van wie de inbrekers alle
spaarduitjes hadden meegenomen, en dus besloten
de tantes het er maar op te wagen en zij schre
ven aan den meneer in Boskoop, dat hij den hond
dan per omgaande maar moest afzenden.
Twee dagen later hield er een vrachtwagen van
de A. T. O. voor tante Arabella's voortuintje stil
en twee mannen sjorden een reusachtige mand
naar binnen.
„Een levende hond", zei de chauffeur. „Wilt U
maar even afteekenen. 't Is onder rembours, dertig
gulden alstublieft".
Tante Arabella ging het geld halen en de chauf
feur trok de deur weer achter zich dicht en liet
de oude dames nieuwsgierig bij de mand staan.
„Wat een groote mand voor zoo'n klein hondje",
zei tante Lous verwonderd. „Ik denk dat ze dat
doen tegen het stooten".
„Maak jij hem maar open", zei tante Arabella
zenuwachtig. „Het is zoo stil, ik geloof nooit, dat
er een hond in zit".
Tante Lous peuterde met een schaar aan de
touwtjes maar hield plotseling op toen er vanon
der het deksel een woedend geblaf weerklonk.
„Woef, woef", riep een hondenstem, zoo forsch
en zoo diep, dat het huis er van dreunde.
„Ochottechottechot", riep tante Arabella, „dat
is geen pinchertje".
Het half losgemaakte deksel werd plotseling
met kracht opengestooten en er verscheen een ge
weldige boxerkop, die met bloeddoorloopen oogen
dreigend de oude dames aankeek.
Tante Arabella gaf een gil en viel tegen tante
Lous, die juist op het punt was om op den gang-
looper in elkaar te zakken.
Met één sprong stond de hond naast zijn mand
en liep naar tante Lous, die nog altijd de schaar
in haar hand hield.
„Raak 'm van achteren", stotterde tante Ara
bella, die weer wat bijgekomen was, „en pas op,
dat je niet missteekt anders verscheurt hij ons",
maar tante Lous dacht er niet over om iets of
DUINLANDSCHAP.
J. M. Graadt van Roggen.