vaardigde ets „Riviergezicht bij Wijk bij Duur
stede", die in 1893, bij een prijsvraag van „Arti et
Amicitia" werd bekroond. Ook in het buitenland
trok zijn werk de aandacht. In 1905 behaalde hij
op de internationale tentoonstelling te St. Louis
als etser de hoogste onderscheiding. Internationale
belangstelling voor zijn werk bestaat er nog steeds.
Dit mocht hij in het voorjaar op de tentoonstelling
in Venetië ondervinden.
Als schilder veroverde hij in 1891, tegenover 53
mededingers, met een winterlandschap de hoogste
onderscheiding.
Graadt van Roggen heeft zich steeds tot de na
tuur aangetrokken gevoeld. In ons land werkte hij
op de Zeeuwsche eilanden, Texel, Vlieland, Rot
tum, Giethoorn, de Veluwe en in de Berger duinen.
Het duinlandschap en de zee trok hem steeds bij
zonder aan, vandaar dat hij ook zeer geslaagd
werk maakte van de Oostzee-eilanden. De Pyre
neeën en Zuid-Frankrijk behoorden ook tot zijn
werkterrein.
In al die jaren is Graadt van Roggen Bergen
echter troUw gebleven,
28 Mei 1867 werd hij te Amsterdam geboren,
zoodat hij het volgend jaar zijn 70sten verjaardag
hoopt te beleven. Vermoedelijk zal ter eere van
dit feit in Amsterdam een overzichts-tentoonstel-
ling van zijn werk worden gehouden.
Wie met Graadt van Roggen kennis maakt, staat
eenvoudig versteld over de levensvitaliteit van
dezen bijna 70-jarige. Het is merkwaardig, zooals
hij zich steeds weer weet te vernieuwen. Van Titi-
aan, den grootsten schilder van het zinnelijk
schoon, is het bekend, dat hij zijn mooiste doek op
99-jarigen leeftijd vervaardigde. Wij hebben dit al
tijd een ongelooflijk verhaaltje gevonden. Wie ech
ter met Graadt van Roggen kennis maakt, acht
het volstrekt niet uitgesloten, dat hij ook over 20
jaar de wereld nog belangrijk werk zal schenken.
In ieder geval staat het met de schilderkunst zoo,
dat de grootste meesters hun beste werk op rijpen
leeftijd hebben gemaakt.
Toen een graaf, die door Holbein van de trap
pen was gesmeten, den Koning kwam verzoeken,
met Holbein te mogen duelleeren, had de Koning
volkomen gelijk, door den graaf te antwoorden,
dat het hem geen moeite behoefde te kosten van
vier boeren, vier graven te maken, doch dat het
niet mogelijk was om van vier graven één Holbein
te maken.
Kunstenaars worden niet gemaakt, al geldt ook
voor het geboren talent, dat hard werken nood
zakelijk is om het hoogste te bereiken.
De jongeren, die nog niets gepresteerd hebben
en als uiting van den geest van den tijd, met het
grootste gemak de plaatsen van de ouderen voor
zich opeischen, zullen ouder geworden, wel tot de
conclusie komen, dat vele ouderen hun plaatsen
maar niet zoo bezetten. Graadt van Roggen heeft
hard gewerkt.
Door een zware kou werd hij als kind doofstom.
Zijn opleiding ontving hij als kweekeling van het
instituut voor doofstommen in Groningen, waar
hij ook de lessen volgde aan de Academie Miner
va aldaar.
Zijn echtgenoote heeft hem steeds ijverig ter
zijde gestaan om zich aan anderen verstaanbaar
te maken, doch tengevolge van zijn doofstomheid
is zijn leven eenzamer geweest dan dat van ande
ren, waardoor hij zijn levensvoldoening in zijn
kunst heeft moeten vinden.
De kunst heeft dan ook steeds zijn groote liefde
gehad en zijn leven rijker gemaakt.
iemand van achteren te steken, want zij was op
haar beurt van schrik van haar stokje gevallen.
„Water, water", hijgde tante Arabella met grauw
vertrokken gezichtje, maar de boxer stond tus-
schen haar en de keukendeur en liet een grom
mend geluid hooren als zij het waagde een stap te
verzetten.
Na een kwartier kwam tante Lous bij en de
boxer stond genadiglijk toe, dat zij weer overeind
kwam, maar bij elke beweging die zij in de rich
ting van de keukendeur maakte gromde hij drei
gend en liet een stel vreeselijke tanden bekijken.
„Als er nou" fluisterde tante Arabella, die van
schrik over haar zenuwen heen raakte, „als er
nou iemand belt dan moet je roepen, dat hij ach
terom komt. Dan is er tenminste een man in huis
om dat monster te pakken. We kunnen hier toch
niet den heelen nacht blijven staan. Ochottechotte-
chot waren we er maar nooit mee begonnen".
„Luister, Arabella", fluisterde tante Lous na een
kwartier van hoogspanning, „daar komt wat".
Er klonk een mannenstap en door het matgla
zen ruitje zagen de tantes de massieve gestalte
van den melkboer, die hard aan de bel trok.
„Woef, woef", riep de hond met een vervaarlijk
geluid en tante Arabella zag zoo bleek als het
plafond van haar gangetje.
„Schreeuw dan", fluisterde tante Lous haar in
het oor.
„Schreeuw jij", stotterde tante Arabella klap
pertandend.
„Hédaar melkboe riep tante Lous, maar zij
had het woord nog niet heelemaal uitgesproken of
de hond sprong op haar af en rukte woedend het
mooie Brusselsche kant-schortje van haar tengere
leden.
„Ringelingeling", deed de melkboer opnieuw.
„Woef, woef", zei de hond en toen verdween de
melkboer omdat hij zijn tijd wel beter kon ge
bruiken.
„Dat hebben we nou aan Eric te danken", snikte
tante Arabella en er lag een wereld vol onuitge
sproken gedachten in haar woorden.
„Stil", fluisterde tante Lous, „daar heb je den
postbode".
Wij hopen, dat Graadt van Roggen, ook in de
toekomst de belangstelling voor zijn werk zal on
dervinden, die hem als begaafd kunstenaar toe
komt.
We hadden een huisje gehuurd
Toen we kwamen, bloeiden de brem en de lijs
terbes in den tuin van ons huisje, de koolmees
had het druk met haar hongerig kroost in het nest
kastje tegen den berkenstam, de fitis achter het
huis maakte permanent ruzie met de kat, als die
wat dicht in de buurt van de vogelwoning kwam,
de jonge konijntjes zwierven 's avonds rond als
grappige dotjes poetskatoen, de frambozen bloei
den, de bramen tooiden witte bloesems, kortom
het was lente en vrosg-zomer.
En nu we weggaan, heeft de brem zwarte, rijpe
peulen, de lijsterbes ontelbaar veel roode bestros-
sen, de vogelhuizen zijn leeg, de jonge konijnen al
opgeschoten goed, dat heel zelfstandig rondspringt,
de frambozen zijn rijpe vruchten geworden en de
mooie bedauwde bramen hangen aan de planten.
Het is vol-zomer en vroege herfst geworden.
We hebben ons huis schoongemaakt, alles weer
netjes op zijn plaats gezet, de inventarisstaten ver
geleken, en we hebben eindelijk den sleutel voor
het laatst in onzen zak gestoken, om hem naar den
heer Haasbroek te brengen, want morgen komen
er weer pieuwe stedelingen die gaan uitrusten in
de rustige rust van Bergen aan Zee.
Het is te hopen, dat ze het beter met het weer
zullen treffen dan wij. Juni was goed, Juli, och
waarom er nog verder over te jeremieeren. Maar
toch is het prettig geweest, toch hebben we door
het duin gezworven, toch hebben we, als het even
kon, gebaad, toch zijn we 100 pet. buiten geweest.
Wat is het toch zalig om je 's morgens erg luch
tig te kleeden, je niet te storen aan boordje of
vest en maar rond te scharrelen, om en bij huis,
op het landje achter, waar de houtduif nog zit te
broeden, in het boschje aan den overkant van het
laantje, waar de dochter des huizes veilig kan
ravotten met vriendjes en vriendinnen, waar ze
met alle eigengereidheid, haar vijf jaren eigen, een
kwartiertje bovenop een echt paard mag zitten,
waar ze sparappels verzamelt en prachtig vuile
voeten kan krijgen door lekker in het grauwe
zand te sloffen!
Dan het strand, in badjas erheen, naar het
tentenbad, een tasch met badgoed mee en dan den
heelen dag maar luieren in een ligstoel na een
prettige zwempartij, ringengooierij en een imitatie-
waterpolomatch tegen buurman uit de „Lijs
ter", die ook maar eens thuis gebleven is vandaag
en zijn fabriek fabriek laat, omdat nu werkelijk de
zon lekker schijnt.
Prettig baden onder het waakzaam oog van den
badman, die den heelen dag geleund staat tegen
de rol van de reddingslijn en met roode vlag en
signaalhoorn de oproerige bende in bedwang houdt.
Prettig baden daar, omdat het personeel zoo
voorkomend en rustig optreedt, ook al maken de
vacantiegangers het hem wel eens lastig en al
gaan er enkele waaghalzen ondanks alle waar
schuwingen wel eens wat te ver, tegen de golven
in.
De zee trekt dezen zomer heel erg, de Zuidwes-
„Woef, woef", baste de hond toen de bode een
brief van schrijver dezes door de bus schoof, een
brief waarin ik den welgemeenden raad gaf niet
te streng tegen den hond te zijn, omdat de kleine
diertjes in den beginne erg zenuwachtig en onwen
nig kunnen wezen.
Op het oogenblik, dat die brief in de bus viel
ging tante Lous tot een coup d'etat over, die nog
jarenlang als een heldendaad in den huize Arabella
herdacht is. Zij gooide haar schaar naar het ruitje
van de voordeur en versplinterde in twee secon
den een raampje van drie-en-een-halven gulden,
ongerekend het loon van den glazenmaker.
De postbode had nog juist den tijd op zij te
springen toen de stukken glas hem om de ooren
vlogen en toen stak hij zijn neus nieuwsgierig door
de opening en keek naar binnen.
„Woef", zei de hond en hij schoot op de voor
deur af, maar de bode stond veilig en gaf het dier
een klap met een stevig exemplaar van de Bad-
bode op zijn neus.
„Roep de politie, man", schreeuwde tante Ara
bella-.
„Leid 'm af", zei de postbode, „geef 'm worst!"
„Geef 'm worst", smaalde tante Arabella. „Ik
kan geen stap doen, man. Zie je dan niet dat het
monster op het punt staat ons te verscheuren.
Ochottechottechot, waar heb ik 't aan verdiend!"
„Wacht", zei de postbode en hij verdween, om 5
minuten later een lange stok met een eind worst
er aan door het kapotte raampje te steken. Hij liet
den hond er aan ruiken en stak het heele geval
letje toen zoo hoog de gang in, dat alleen tante
Lous, die de langste was, er bij kon.
De hond zette zijn pooten tegen haar schouders,
maar tante Lous had met een laatste krachtsin
spanning de worst van den stok gerukt en in de
kamer geworpen.
„De deur dicht!", schreeuwde de postbode. Tante
Arabella gaf een trap tegen de kamerdeur en
tante Lous draaide in razend tempo den knop om.
Toen zakte tante Arabella keurig netjes naast
tante Lous op den ganglooper en ze lagen precies
gelijk en gelijkvormig toen de door den bode ge-
ters hebben sterke stroomen langs de kust getrok
ken en als de badman herhaaldelijk toetert en de
overmoedigen niet op het eerste sein terug komen,
dan nog blijft hij kalm en alleen zijn signalen
worden doordringender en zijn vlagzwaaien wordt
heftiger.
Kinderen, peuters nog, ondergaan den doop in
het zilte nat. De een is dapper, wandelt zoomaar
ineens het water in, een ander wordt brullend door
Pappa het water ingedragen. Honden apporteeren
stokken en stukken kurk, komen met plezier-
glinsterende oogen aandraven om zich eens lekker
uit te schudden bij de zonnende menschen, sleepen
in jeugdigen hondenovermoed met gegapte schoen
tjes of andere kleedingstukken, zetten een keel op
als Fikkie van de tent er naast op hun gebied
komt en blaffen een paard aan van een voorbij-
stappenden ruiter.
Een enkele jongen heeft ontdekt dat niet alle
schelpen gelijk zijn en komt met een handvol
.schatten aandraven bij een, die er iets van weet, en
hem steunt in zijn enthousiasme: kokkel, zaagje,
boormossel, mossel, oester, venusschelp worden
verzamelobjecten voor dezen jongeman.
Meeuwen, zilverwit, scheren met hun onverge
lijkelijke vliegkunst boven de menschen, op zoek
naar wat afval. Scherp steken ze af tegen de
blauwe lucht, hun prachtig zweven geeft een
beeld van rustige kracht, de scherpe oogen en de
gele snavel naar beneden gericht, toonen moed en
oplettendheid.
Niet ver uit de kust dartelen bruinvisschen, elk
oogenblik komen de gebogen ruggen zwart boven
het water uit, in de verte komen trawlers langs en
dobberen kleine bootjes van garnalenvisschers, een
enkele kano schiet over het water, bemand met
een gebruinden knaap, die zoo peddelend zijn
levenslust uit, traag breken de kleine golfjes van
een windstille eb op het zand, de zon staat hoog,
de hemel is blauw, het is zomer
En dan, na een langen zongestoofden middag, met
het heele stel naar een terras om een glas bier,
een glas ranja of (en dat natuurlijk op speciaal
verzoek van de nakomelingschap) een portie ijs te
verwerken en na afloop van deze ceremonie op
huis af te stevenen, waar al dra „voor den kok in
de keuken" geblazen wordt, omdat zoo'n heelen
dag niets doen en een beetje zwemmen hongerig
maakt. En niet alleen hongerig, maar ook de zand
man is een trouwe gast in het zomerhuisje. Niet te
laat wordt dan ook de hond nog even uitgelaten
en poes in haar mandje in de keuken gebracht.
Het avondappèl is niet lang na tien uur.
En als dan den volgenden morgen de blauwe
gordijnen op de slaapkamer illusies wekken van
een stralenden zomerdag, dan is de heele familie
weer gauw op de been, om bij het opentrekken
van die gordijnen te ervaren dat het heelemaal
geen mooi weer is, en we dus genoodzaakt zijn om
in het bosch ons vermaak te zoeken, oude regen
jassen mee.
Twee maanden naar Bergen aan Zee, wat lijkt
het een lange tijd als het nog beginnen moet; wat
gaat het snel om, en wat is het weer heel vlug zoo
ver dat we de koffers moeten pakken en huis
waarts gaan.
Maar zou dat nu niet komen, omdat we het in
ons vriendelijke huisje aan de Elzenlaan en in heel
Bergen aan Zee erg naar onzen zin gehad hebben?
Augustus 1936. C. K.
waarschuwde gemeenteveldwachter de deur for
ceerde.
Er kwam nog een politieman op een motorfiets
en gezamenlijk brachten de mannen de tantetjes
weer bij haar positieven, waarna tante Lous hor
tend en stootend de geschiedenis van het monster
vertelde.
„En waar is ie nou?", vroeg de chef.
„In de kamer", zei tante en tegelijkertijd werd
het gezelschap opgeschrikt door het geluid van
een vallende kast en het gerinkel van een paar
dozijn steenen hondjes en schaapjes, die over den
vloer rolden.
„Gaat U nou allebei maar naar boven", zei de
chef", en doe de deur van de slaapkamer achter U
chef, „en doe de deur van de slaapkamer achter U
dicht. Als wij den hond gevangen hebben, krijgt
Toen hebben de tantes anderhalf uur klapper
tandend naar de geluiden uit het benedenhuis ge
luisterd. Er viel zoo nu en dan wat met een smak
onderste boven, er werd geschreeuwd en geblaft,
maar het resultaat was, dat de dames weer bene
den mochten komen. Er stond een mand in de
gang waaruit een woedend geblaf klonk en er zat
een beest in, dat vruchtelooze pogingen deed, zich
te bevrijden.
„Als het niet toevallig jou brief was geweest,
die de bode dien avond in de bus heeft gestoken
en als we niet door jou toedoen dus bevrijd wa
ren", schreef tante Arabella in een brief vol hate
lijke toespelingen, „had je op geen cent van mijn
geld meer behoeven te rekenen".
„Lieve tante", schreef ik terug, „als U niet
de letters van de vijfde advertentie op de-
enveloppe had geschreven, maar die van de derde,
dan was Uw brief om den hond aan het goede
adres gekomen en dan zou U een dwergpincher
van den kennel Zonneveld inplaats van een boxer
van den kennel Cynophelia hebben gekregen".
„Je hebt gelijk, beste jongen", schreef tante la
ter, „maar spreek me nooit meer over een hond-
Ik laat me net zoo lief door inbrekers ontvoeren"-