Bergensche
Bad-, Duin- en Boschbode
Negen-en-twintigste jaargang. No. 4. AbonnementsP"is: Ji2-vroHe?e0nedne:rv.v.v. Zaterdag 25 Juni 1938.
Uitgave van de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. Herms. Coster Zn., Voordam 9, Alkmaar.
REDACTEUR: D. A. KLOMP, NESDIJK 7, TELEFOON 2039, BERGEN (N.-H.)
De beteekenis van Bergen en
omgeving in den strijd tusschen
Hollanders en Friezen.
Voordat wij overgaan tot de beschrijving van de
vele stroop- en krijgstochten in de drie eeuwen
tusschen 980 en 1288 door Hollanders en West
friezen tot wederzijdsche bestoking en bestraffing
ondernomen, zal het goed zijn de gesteldheid van
de landstreek, welke het grensgebied vormde,
kortelijk te overzien, omdat de kennis van den
bodem ons veel duidelijk maakt, hetgeen anders
duister zoude zijn gebleven.
Van den, door hooge duinen beschermden, zee
kant strekt zich oostwaarts een hooge zandvlakte
uit, die van zeer afwisselende breedte is. In het
noordelijkste deel van het ons interesseerende ge
bied liggen de hooge gronden van Schooreloc
(Schoorl) en Zanegeest; daaraan aansluitend vin
den wij zuidwaarts den Bergergeest en vervolgens
de Wimmenummer- en Egmonder zandgronden,
die naar het oosten afloopen tot de Berger- en
Egmonder meren, waarin zij hun zakwater loozen.
Van de Adalbertus-abdij te Egmond strekt zich
de rand van den geestgrond, lichtelijk hellende,
een eindweegs uit, tot aan het dorp Limmen, van
waar de bodem opstijgt tot dicht bij Castricum.
Benoorden dat dorp buigt de grootste hoogtelijn
zich oostwaarts om, tot in de plaats van het slot
Kronenburg, en gaat dan in zuidwestelijke richting
voort, totdat bewesten het huis Heemskerk de
Heemskerker geest is bereikt.
Verder gaat de hooge grond zuid-oostwaarts
naar het huis Poelenburg, verder naar Assumburg
en dan in zuid-westelijke richtings langs de reeks
adellijke huizen Merestein, Oosterwijk en Adri-
chem tot aan de hooggelegen bouwgronden van
Beverwijk, Daar houdt het droge land op, doordat
een tak van het IJ, de Wijkermeer, zeer ver west
waarts doordringt. Het IJ, namelijk van Waterland
af langs de zuidelijkste Zanen en langs Assendelft,
vereenigt zich onder den naam Kromme IJe bij
Uitgeest met de Langemeer, waarna de Schermer
volgt, die, zich tot de Vroomervelden uitbreiden
de, het noordelijk gedeelte van Kennemerland aan
de voorzijde bespoelt.
Wanneer men van de Kromme IJe langs de
Langmeer en Schermer westwaarts trekt, dan be
reikt men Uitgeest, op den uitersten oostelijken
rand van den geestgrond gelegen; verder komt
men te Akersloot eveneens op hoogen grond, die
naar het noorden in breedte afneemt, De landen
tusschen Boekelermeer en Schermer loopen in een
smalle, steeds lager wordende, strook tot aan een
diepte, Zeggelis genaamd. Midden tusschen Aker
sloot en Bakkum verheft zich een zandrug, waarop
de plaatsjes Limmen, het overblijfsel van Oesdom,
Heiloo, de Nieuwepoort en een deel van Alkmaar
gebouwd zijn. Die rug vermindert in hoogte en
breedte en is bij Alkmaar het smalst en hoogst,
waar hij begrensd wordt door het Achtermeer, de
Kooimeer, het land van Overdijk en verder op de
Boekelermeer. Tusschen de vrij smalle, hooge
gronden bevinden zich waterpoelen of zelfs meer
tjes, die, afhankelijk van weer en wind, soms diep
en soms ondiep waren, doch aan het verkeer
onoverkomenlijke hindernissen in den weg legden.
Somtijds werden deelen van die waterpoelen be
dijkt of zelfs afgedamd, maar zulke werken waren
niet duurzaam en werden bij eenigszins hoogen
waterstand weder vernield.
Het vlek Alkmaar lag op een stukje geestgrond,
geheel door soms vrij diep water omringd en had
slechts door gemakkelijk onbruikbaar te maken
wegen en dammen gemeenschap met de buiten
wereld. Aan den zuid-, oost- en noordkant lag de
plaats beschut door de Achtermeer, Voormeer,
Schermer, Zwijnmeer en nog eenige andere plas
sen en moerassen. In het westen boden de dras
sige Egmonder- en Berger meren den bewoners
beveiliging tegen aanvallen en alleen langs den
10 Augustus a.s. is het 750 jaar geleden, dat Graaf
Floris de Derde met gevolg Bergen bezocht, om de be
volking het nog steeds bestaande wapen aan te bieden.
Deze historische gebeurtenis zal door Dr. Prinsen Geer-
ligs in het a.s. Bloemencorso worden uitgebeeld.
Op ons verzoek verklaarde deze historicus zich be
reid in een viertal artikelen een en ander over den
strijd tusschen de West-Friezen en de Hollanders in den
Graventijd te vertellen. Het eerste van deze artikelen
reeks, dat wij met veel genoegen lazen, plaatsen wij
in het nummer van heden.
Geest kon men droogvoets Alkmaar bereiken of
verlaten. Evenwel werd daar de doorgang be
lemmerd door allerlei boschjes, kroften en dijkjes,
die een vlugge beweging van vijanden of vervol
gers onmogelijk maakten.
Tot op het jaar 1250 bedienden de in de bedoel
de landstreken opereerende krijgs- of stroopers-
benden zich niet van vaartuigen en bewogen zich
uitsluitend over land. Het is dus duidelijk, dat
tochten van oorlogvoerenden, tusschen West-
Friesland en omgekeerd, geen anderen weg te
hunner beschikking hadden dan de smalle door
gangen langs Schoorl, Bergen, Egmond, Heems
kerk en Beverwijk, en dat de aan die wegen woon
achtige lieden schoone gelegenheid hadden de
vermoeide, huiswaarts keerende, stroopers of
krijgers gewapenderhand weder van hun buit te
berooven.
Alleen in den vollen zomer, wanneer de water
stand laag was, of in den winter wanneer het wa
ter was toegevroren, kon een aanvaller een ande
ren weg kiezen, doch hij moest in zulk een geval
zorgen, weder bijtijds huiswaarts te keeren, opdat
niet een storm de zee op het land joeg of dooi in
viel, in welke gevallen zijn terugtocht weer over
diezelfde paden moest worden gericht.
Reeds kort nadat Koning Karei de Eenvoudige
zijn getrouwen Diederik met het graafschap had
beleend, kwamen de graven in strijd met de hei-
densche Friezen, die de opperheerschappij der
gravenn niet wilden erkennen en ook bevreesd
waren, genoodzaakt te zullen worden het Chris
telijk geloof te omhelzen.
Dirk II was, teneinde zijn gebied te beveiligen,
genoodzaakt het door zijn vader gebouwde houten
nonnenklooster te Egmond, dat in brand was ge
stoken, van steen te herbouwen en door monni
ken te doen bewonen, die als voorburcht de in
vallers konden weerstaan. De nonnen werden
overgebracht naar Bennebroek.
De derde graaf van Holland, Arnout, werd in
het jaar 993 te Winkelmade in een strijd tegen de
Westfriezen gedood. Hij was met zijn legermacht
het Friesche land ingetrokken en had zijne ver
moeide troepen rust gegund, van welke gelegen
heid de Friezen gebruik maakten om het kamp
aan te vallen, den graaf en velen der zijnen te
dooden en de rest der vijanden te verstrooien.
Dr. H. C. PRINSEN GEERLIGS.
Bergen, Juni 1938.
(Wordt vervolgd).
1.
De Zijp.
Heer Hugowaard.
6.
Swijnmeer.
a.
Slot Enigenburg.
g. Scoorle.
m.
De Rijp.
2.
7.
Voornermeer.
b.
Winkel.
h. Vroonloo.
n.
Edam.
3.
Schermer Meer.
8.
Beemster.
e.
Nidorp.
i. Ouddorp.
0.
Monnikkedam.
4.
Alkmaarder Meer.
9.
Purmer.
d.
Hoogtwoud.
j. Alkmaar,
k. Slot Widenes.
P*
Heemskerk.
5.
Voormeer.
10.
Wormer.
e.
Medeblik.
q-
Wijk op Zee.
Beverwijk.
f.
Enkhuizen.
1. Egmond op Zee.