Bergensche
Bad-, Duin- en Boschbode
Negen-en-twintigste jaargang. No. 5. v.v.v. Zaterdag 2 Juli 1938.
REDACTEUR: D. A. KLOMP, NESDIJK 7, TELEFOON 2039, BERGEN (N.-H.)
EERSTE BLAD.
Uitgave van de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. Herms. Coster Zn., Voordam 9, Alkmaar.
De beteekenis van Bergen en
omgeving in den strijd tusschen
Hollanders en Friezen.
ii.
(Vervolg).
De Graaf Arnout, over wien wij in de voor
gaande mededeeling spraken, had, ter beveiliging
van het eiland, waarop Haarlem was gebouwd,
tegen de Friezen een versterking doen aanleggen.
Later, omstreeks het jaar 1100, werd in de
onmiddellijke nabijheid daarvan het sterke slot
Brederode gebouwd, waarvan wij hier de afbeel
ding uit het jaar 1200 geven.
Dit kasteel was op den hoogen geestgrond zoo
danig gelegen, dat het den weg uit het noorden
naar Haarlem beheerschte en afsloot.
Roovende oorlogsbenden, op weg van Fries
land naar Haarlem, moesten het kasteel passeeren.
Liet men hen met rust en trok men over den geest
grond verder, dan waren de roovers ingesloten
tusschen Haarlem en Brederode.
Nadat de Hollanders in 993 uit Westfriesland
verdreven waren, bleven beide partijen van weers
zijden de zaak eens bekijken en kwamen, teneinde
den steeds hachelijken krijgskans te vermijden in
het jaar 1025 tot een vergelijk, waarbij de Friezen
beloofden den Graaf (destijds Dirk III) tienden te
betalen en desnoods op eigen kosten met hem ten
strijde te trekken. De West-Friezen hielden zich
stipt aan deze overeenkomst en hielpen in het
jaar 1048 Dirk IV tegen keizer Hendrik, die, om
den Bisschop van Utrecht bij te staan, met een
groot leger tot bij Vlaardingen was doorgedron
gen, doch tot den terugtocht gedwongen werd,
nadat de Friezen hem bijna gevangen genomen
hadden. Deze hulp van de West-Friezen aan den
Hollandschen graaf is des te merkwaardiger, om
dat hun stamgenooten, de Oost-Friezen, met den
bisschop en den keizer medestreden.
Het gevolg van de overwinning der Hollanders
was o, a., dat de Oost-Friezen Floris, den broeder
van graaf Dirk IV, als hun Heer erkenden.
Toen deze Dirk in 1048 kinderloos stierf, werd
Floris eveneens graaf van Holland en in den strijd
tegen den keizer, waarin Floris I, die onder een
boom uitrustte, sneuvelde, hielpen de Oost-
Friezen den graaf met alle getrouwheid.
Toen Floris' weduwe hertrouwd was met Robert
van Vlaanderen, en deze strijd voerde met God
fried den Bultenaar en met den bisschop van
Utrecht, traden de Oost-Friezen nu eens aan de
eene, dan aan de andere zijde als strijdvoerenden
op. Hun trouw, zoowel als die der West-Friezen,
werd dan ook zwaar op de proef gesteld door het
geweld van Godfried, die hun land plunderde en
verwoestte en vele bewoners in gevangenschap
wegvoerde. Godfried, die tot Alkmaar was opge
drongen en de West-Friezen tot onderwerping
had gedwongen, werd in 1076 door graaf Dirk V
verdreven en, zooals men weet, met een speer
gedood, waarna de Friezen de heerschappij van
den graaf weder erkenden.
Dit nam evenwel niet weg, dat nu en dan West-
Friezen naar Kennemerland kwamen stroopen. Zij
kozen dan den gewonen weg over de geestgron
den, plunderden de steden en dorpen en gingen
dan weer naar huis, onderweg opgewacht door de
geburen van Limmen, Bergen en Schoorl, die van
den buit het hunne wisten te bemachtigen.
10 Augustus a.s. is het 750 jaar geleden, dat Graaf
Floris de Derde met gevolg Bergen bezocht, om de be
volking het nog steeds bestaande wapen aan te bieden.
Deze historische gebeurtenis zal door Dr. Prinsen Geer-
ligs in het a.s. Bloemencorso worden uitgebeeld.
Op ons verzoek verklaarde deze historicus zich be
reid in een viertal artikelen een en ander over den
strijd tusschen de West-Friezen en de Flollanders in den
Graventijd te vertellen. Het tweede.van deze artikelen
reeks, dat wij met veel genoegen lazen, plaatsen wij
in het nummer van heden.
De graven van Holland konden noch wilden
daartegen veel doen. In de eerste plaats
hadden zij genoeg werk om den bisschop van
Utrecht buiten hunne landpalen te houden, zoodat
zij de Friezen wel moesten laten begaan. Verder
was er in het Noorderkwartier niet veel te halen
of te beschadigen, en wanneer de stroopers alles
hadden meegenomen, wat zij konden dragen, en de
rest hadden verbrand, gingen zij van zelf weer
naar huis. Krijgseer was in een strijd tegen die
dorpers niet te behalen, en eventueele buit was
niet voldoende lokmiddel, om met dat volk een
strijd te beginnen, zoodat die maar moest wach
ten, totdat de tijden beter zouden zijn geworden.
Wanneer de West-Friezen naar Holland wilden
komen, dan konden zij zulks doen, uitgaande van
een reeks kleine eilanden, die vóór de indijking
van de Waard en de Schermeer, tot bij Vroonen
geest doorliepen. Aan de Westelijke zijde van het
grootste eiland, waar nu Oterleek ligt, kwamen de
Waard en de Schermeer door een wijde geul te
zamen, welke, vanwege hun geringe diepte, het
wed van Oostervoert genoemd werd. Langs die
eilandjes en door het wed trokken de Friezen,
wanneer zij Alkmaar wilden plunderen, en ver
dwenen na afloop weder langs denzelfden onge-
makkelijken weg. Wilden zij echter verder naar
het Zuiden, naar Haarlem en Kennemerland, dan
konden de Friezen door het wed de Reeker of
Oostervoert waden op een tijd, waarop het water
laag was en men geen springvloed verwachtte, die
hun den pas zou afsnijden. Zij volgden dan, zooals
boven reeds is opgemerkt, den duinrand en moes
ten alleen oppassen voor de bezetting van het Slot
aan den Hoef te Egmond, die hen dikwijls be
dreigde.
Toen Floris III, na zijn gevangenschap te Brugge,
met den graaf van Vlaanderen tot een overeen
komst was gedwongen en daardoor de handen vrij
had gekregen, om in het Noorden van zijn gewest,
waar onder andere in het jaar 1132 de stad Alk
maar was geplunderd en verbrand, wat orde te
scheppen, ging hij in het jaar 1168 ter heirvaart
tegen de West-Friezen. Hij volgde nu eens niet
den gewonen invalsweg, doch concentreerde zich
met zijne krijgsbenden op het hooge land, bij
Schoorl, en wachtte daar, tot de vorst de poelen
begaanbaar zou hebben gemaakt om daaroverheen
het vaste land van Drechterland te bereiken. Een
aantal jonge ridders, die ongeduldig waren over
de langzame oorlogsvoering, en gaarne hun strijd
lust wilden botvieren, trok, zonder toestemming en
zelfs zonder voorkennis van graaf Floris, over het
ijs en plunderden en verbrandden het dorp
Schagen.
De Friezen, en wellicht ook Kennemers, liepen
te hoop en overvielen de krijgslieden, als deze
met hun buit weder naar het kamp te Schoorl
teruggingen. Bij die gelegenheid vielen er zoovelen
van de voornaamste en edelste Hollandsche rid
ders, dat Floris het niet waagde, met een zooda
nig geslonken macht, verder te strijden. Hij brak
den veldtocht in Januari 1169 af en ging naar
Dordrecht terug.
De getergde Friezen, woedend over de ver
woesting van Schagen, vielen, zoodra de graaf was
afgetrokken, brandend en plunderend Kennemer
land binnen, waar zij wederom het inmiddels her
bouwde Alkmaar in brand staken en in het alge
meen meer vernielden dan buit maakten, en zulks
zonder dat de inwoners veel tegenstand konden
bieden. Ook Egmond kreeg bij die gelegenheid de
zuurte van den oorlog te proeven en werd even
eens geplunderd en gebrandschat.
Bergen, 1 Juli 1938.
Dr. H. C. PRINSEN GEERLIGS.
(Wordt vervolgd.)
Noord-West: en Zuid^Westzijde.
L. J.
Het Kasteel van Brederode na 1200.
D. Poortgebouw.
M. Ronde toren.
F. Donjon. J.
L. Tedburghatoren.
F. D.
Noord'Oosten ZuidiOostzijde.
Schooltoren.