Vertelt dit uw gasten. INGEZONDEN. Boutade: ofschoon mosterd na den maaltijd. M. d. R., Eén vraag. Waarom bevinden zich aan de wegen die naar het lieflijke dorp Bergen leiden, niet een aantal borden met ongeveer den volgenden tekst: Wandelaars, tenzij per fiets of te paard, verboden toegang. Ruiters, tenzij te voet of per rijwiel, geen toegang. Wielrijders, tenzij te paard of te voet, toegang verboden. Dan weten de arme vreemdelingen-bezoekers, badgasten en andere onmondigen en onvolwaardi- gen tenminste waaraan zij zich te houden hebben. Ik heb gisteren enige uren door Uw bossen en duinterreinen gedwaald en gewandeld, mijnheer de Redacteur. Ik wilde nu eens helemaal niet en niets lezen. Ik wilde alleen maar wandelen en dwalen en een beetje zonder zorgen zijn. Maar dat was onmoge lijk, M. d. ft. Want op iedere tien meter afstand stond een bord. En op dat bord een tekst. Geen bijbeltekst. O neeen. Ofschoon ik wel tel kens aan de Tien Geboden moest denken. Ik moést lezen, of ik wilde of niet. En ik héb gelezen. Zooveel borden heb ik gelezen, dat ik door de borden het bos en door de teksten de duinen niet meer zag. En daarvan ben ik nu, tijdelijk willen we hopen! malende geworden. Eerst werd ik boos. Verboden te Ruiterpad, Verboden voor voetgangers. Wandelpad, Verboden voor wielrijders.... Het is verboden adem te halen Toen moest ik lachen. Lachen. Lachen. Mede-wandelaars, vreemdelingen, badgasten die mij zagen, moeten wel gedacht hebben: De waanzinnige uit het gebergte! Maar de stakkerds konden niet weg. Rechts noch links. Want daar was prikkeldraad. Overal was prikkeldraad. Verboden buiten de voetpaden te loopen. Ineens kreeg ik een helder ogenblik. Ik ben weer een kind. Weer tien jaar. En al die badgasten, die dikke meneer met zijn buik, de oude dame met het lieve gezicht, die moeder met al die afstammelingen, zij allen zijn weer kinderen geworden. Natuurlijk. Dat is het. De volwassenen, die Bergen blijkbaar van Onzen Lieven Heer hebben gepacht, houden ons voor kinderen. We mogen hier wel wandelen, zeker wel. Dat mag best van de heren. Maar tussen prikkeldraad alstublieft! En niet buiten de paad jes, die de heren netjes hebben afgerasterd. An ders mocht er eens een takje afknappen van de boompjes, die de heren daar zo knusjes hebben geplant. Waarom krijgen we geen leidseltjes aan met een nummertje, tegelijk als we pension huren en onze goede guldens neertellen, om de burgerij ter plaatse een goed jaar te bezorgen? Midden in de duinen heb ik een tourniquet ont dekt, van beton en staal! En daar was weer lektuur op een bord! Hoeveel je betalen moet, om van een stukje bloed-eigen Nederland te mogen genieten! Het is grappig en zielig tegelijk! En eigenlijk is het schandelijk. Gewoonweg schandelijk. Hebben de heren wel eens in de bergen gereisd? Hetzij in Oostenrijk, in Zwitserland of in Frank rijk? Hebben ze wel eens op Terschelling gelo geerd? Geen enkel bordje met Verboden toegang is er te vinden. Men voelt er zich vrij en gelukkig. Hier echter is men een schooljongen, op wien de hand des meesters achter ieder boompje onheilspellend kan uitschieten! Het is heel naar? Allernaarst! Ware het niet, dat ik me van al die bordjes geen sikkepit aantrok, omdat ik „oud en wijs" genoeg ben, om te weten hoe men zich in de natuur heeft te gedragen, ik zou het hier niet zeer lang uit houden. Maar er zit sfeer in de plaats, in de streek en het is een aantrekkelijk oorddes al niet te min! Dr. A. S. Inzender overdrijft, doch er zit een kern van waarheid in zijn betoog. Toen in 1930 de gemeente het 80 H.A, groote natuurreservaat aankocht, werd plotseling de behoefte gevoeld om in dit gebied zandgeulen als paden aan te wijzen. Prikkeldraad en gaas werd aangebracht om jonge aanplant tegen de konijntjes te beschermen. Wij hebben dit niet in het belang van Bergen geoordeeld en ook een groot deel van den raad stelde zich op dit stand punt. Als tijdelijke, noodzakelijke maatregel werd dit alles echter geaccepteerd. Wij zijn thans 8 jaar verder en nog steeds is het hinderlijke puntdraad aanwezig. Het belang van Bergen vordert waarlijk, dat dit nu eindelijk eens verwijderd wordt. Het hek in de duinen is het werk van de provincie, die ook verantwoordelijk is voor de voor de dieren bestemde prikkel draad-afscheiding naar het Bergerpaadje, Wanneer inzender echter gebruik maakt van een wandelkaart van de Bouw-Exploitatie-Maatschap- pij te Bergen aan Zee, dan bevindt hij zich in een groot duingebied, waar hem al deze zaken niet zoo behoeven te ergeren. Hotel-Pensionhouders en verhuurders van ge meubileerde huizen! Herhaaldelijk komt het voor, dat gij uw gasten over het strandleven niet voldoende kunt inlich ten, met het gevolg, dat zij noodeloos onaange naamheden ondervinden. Het is niet voldoende, dat gij voor een goede verzorging van uw gasten in huis zorg draagt en hun vertelt, dat het bureau van de V. V. V. hun gratis inlichtingen verstrekt, uw gasten hebben er recht op, door u ingelicht te kunnen worden over de duinwandelingen en het badleven. Wanneer gij de inlichtingen, die wij u geven, goed leest en deze pagina zorgvuldig bewaart (plak haar op karton en leg haar in de conver satiezaal), dan kunt gij ten allen tijde uw gasten inlichten. Wat mag en niet mag. Wie wil voorkomen, dat tegen hem of haar proces-verbaal wordt opgemaakt, doet verstandig van het volgende kennis te nemen: Ten zuiden van de badkoetsjes te Bergen aan Zee is het baden of het plaatsen van een tent op het strand verboden. Aan het tentenstrand is het geoorloofd, tegen vergoeding een tent te plaatsen en vandaar uit in zee te baden. Ten noorden van het Stille Strand mag gratis een tent geplaatst worden en gebaad. Het kampeeren in tenten is in geheel Bergen ver- boden. Vóór het stoelenstrand is het baden verboden. Bij de badkoetsjes, het tentenstrand, het strand voor de vacantiekolonies en het Stille Strand mag uitsluitend in badpak worden gebaad. Slechts op het strandgedeelte, dat na het Stille Strand volgt, is het baden in zwembroek geoorloofd. Op het stoelenstrand mag men zich alleen in badpak bevinden, wanneer men in badmantel ge huld is. Op het strandgedeelte, waar gebaad wordt, mag men zich ook in badpak op het strand bewegen. Onder badkleeding wordt ook verstaan die zon nebad-kleeding welke den rug van de dames ge heel onbedekt laat. Baadsters in deze kleeding zullen dus op den openbaren weg hierover een jasje of iets dergelijks moeten aantrekken. In Bergen aan Zee is het wel geoorloofd om vanuit de hotels en villa's zich in badpak, gehuld in badmantel, naar het strand te begeven. De wandelkaarten. De wandelingen in het Natuurreservaat, evenals die in het duingebied van het Staatsboschbeheer, zijn vrij. Voor wandelingen in het gebied van het Provin ciaal Waterleidingbedrijf zijn voor 10 cent dag kaarten verkrijgbaar aan het bureau van de V. V. V. en in café Duinvermaak, maandkaarten voor 0.50 en jaarkaarten voor 1.50. Deze kaarten zijn geldig voor den houder en 2 kinderen voor het geheele jaar. Gezinskaarten, voor een jaar geldig, voor den houder en 4 leden van zijn gezin, kosten 2.50. Voor het duingebied te Bergen aan Zee zijn bij de Baddirectie aldaar seizoenkaarten, geldig tot October, verkrijgbaar voor 0.25. Houders van deze kaarten kunnen bij café Duinvermaak gratis wandelkaarten bekomen voor de wegen en paden in het duingebied van het Provinciaal Waterleidingbedrijf. Voor de wandeling op den Zwarteweg naar het Bergerpaadje en vandaar naar de wegen in het Staatsboschbeheer behoeft men niet in het bezit van wandelkaarten te zijn. Wanneer kan er onder toezicht gebaad worden? Officieel is het bad van des morgens 7.30 tot 12 uur en des middags van 1.30 tot 5.30 uur ge opend. Dit beteekent niet, dat men van 12 tot 1.30 uur en na 5.30 uur niet meer onder toezicht kan baden. Ten eerste worden er aan het tentenstrand nog tot 7.30 uur badkaarten verkocht, zoodat men tot 8 uur daar onder toezicht kan baden en ten 2e beteekent het om 12 uur sluiten van het koetsenbad, dat van 12 tot 1.30 uur geen kaarten worden verkocht. Wie precies om 12 uur komt kan dus nog een kaart bekomen en baadt dan nog tot 12.30 uur onder toezicht, zoodat er in werkelijk heid van 12.30 tot 1.30 uur geen gelegenheid is om onder toezicht te baden. Ten 3e beteekent het om 5 uur sluiten van het koetsenbad, dat na 5 uur geen badkaarten meer verkocht worden, zoodat men om 5 uur nog zoo'n kaart kan bekomen en dan daar tot 5.30 uur onder toezicht kan baden. Het badmantelbad. Het badmantelbad is de gelegenheid, waarbij zoowel op het koetsjesbad als op het tentenbad, zij, die in badpak, gekleed in badmantel (zonder badmantel mag in Bergen aan Zee niet gewandeld worden) aan het strand mogen verschijnen. Dezulken kunnen dan aan beide badgelegenheden voor 20 ct. per keer (10 kaarten voor 1.50) 'n kaartje bekomen om onder toezicht te baden en bekomen dan tevens het recht om hun bad mantel en handdoek aan een op het strand ge plaatste hanggelegenheid op te hangen of in een daarvoor geplaatste badkoets af te geven. Het badmantelbad is dus een bij uitstek mooie badgelegenheid voor de in Bergen aan Zee ver toevende gasten, die vanuit hun hotel of woning naar zee kunnen wandelen. Ook door gasten uit Bergen, die per auto naar zee rijden, wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt, HISTORISCHE ANECDOTEN. Karl Maria von Weber was een poos kapel meester in Dresden en ondervond daar de vijand schap van een muziekrecensent, een zekeren Müller, die al het werk van Weber afbrak. Door zijn invloed begon de componist al in populariteit te verliezen. Toen besloot Weber tot een krijgslist. Op een reis door de Alpen stuurde hij zelf het bericht naar Dresden, dat Karl Maria von Weber bij een bergtocht was omgekomen. Er werd druk en vleiend over hem geschreven en onder de ijverig ste grafzangers was Müller, die Weber in zijn artikel „den koning der Duitsche componisten" noemde. Toen keerde Weber terug en op een avond stond hij weer kalm te dirigeeren. Het publiek be greep het niet: maar niemand keek zoo op als Müller, wiens critieken vanaf dien dag overlie pen van melk en honing. Een aankomend componist wilde Massenet zijn eerste opera voordragen. „Zooals u weet", begon de muzen-zoon, „las Molière zijn nieuwe sukken aan een oude vrouw voor; hij dacht, dat de tafereelen die de oude vrouw bevielen, het op het tooneel ook wel zou den doen. Daarom wou ik u mijn stuk voorspelen, want ik weet, dat alles wat u bevalt, ook bij het publiek succes zal hebben „Heel vriendelijk, waarde heer", antwoordde Massenet, „maar zoolang u Molière niet bent, zult u wel goedvinden, dat ik uw oude vrouwtje niet ben!" Max Reger las een critiek over een concert, dat hij ook had bijgewoond. De criticus beweerde daarin, dat de solist in het vioolconcert van Beethoven een cadans had ingevlochten, die den grooten componist niet waardig was, vermoedelijk een schepping van den violist zelf. Aanstonds ging Reger naar de telefoon, belde den recensent op en riep: „Hallo, hier Ludwig van Beethoven, Elysium. Ik wilde u even mededeelen, dat de cadans van gisteravond wèl van mij wast" Schubert en Lachner, twee groote natuur vrienden, gingen in den omtrek van Weenen wan delen. Tot hun spijt wou de bas Siebert, die toen in Weenen beroemd en van zijn eigen voortreffe lijkheid als zanger diep overtuigd was, absoluut mee. De twee vrienden waren gewend samen rond te dolen en heuvels te beklimmen. Nu konden ze Siebert maar niet kwijtraken. Toen brachten ze den zanger op een vrij hoogen berg met be- boschte hellingen. Op den top vroegen Schubert en Lachner of Siebert met zijn „wonderbare zil veren stem" een paar aria's wou zingen. Siebert begon, gevleid, aanstonds. Na het eerste nummer zeiden de twee vrienden, dat zij in het bosch gingen luisteren, daar moest de galm van zijn stem absoluut betooverend werken. Siebert stem de opgetogen toe. Een half uur lang bleef de ijdele bas op den bergtop staan zingen. De twee componisten liepen vlug het bosch door, tot zij „de wonderbare zilveren stem" niet meer hoorden. Ze waren gered. De directie van een provincietheater telegra feerde ftichard Sstrauss om hem te verzoeken, de eerste opvoering van een van zijn eigen werken te willen dirigeeren. Strauss antwoordde, dat hij graag aan de uit- noodiging gehoor zou geven. Op den avond van de uitvoering kwam de componist in het stadje, maar daar de sneltrein, waarmee hij uit Berlijn kwam, vertraging had, moest hij, haast je rep je, direct van het station naar den schouwburg. Het publiek zat al vol ongeduld te wachten, toen Strauss op het allerlaatste moment het podium betrad. Tot zijn grooten schrik merkte hij, dat men vergeten had, voor een dirigeerstokje te zorgen. De theater-secretaris rende weg en keerde spoedig met een stok terug, dien hij den compo nist in de handen duwde. Strauss bekeek het ding met eenige verwonde ring, daar deze stok veel grooter en dikker was, dan het Spaansche rietje, dat dirigenten gewoon lijk gebruiken. Maar er was geen tijd te verliezen. En met veel vuur dirigeerde de meester de ouverture. Toen de laatste toon was weggestorven, ver scheen er plotseling aan het eind van den stok een bouquetje rozen. Daverende bijval klonk. Het publiek dacht, dat er een wonder was gebeurd en ook Strauss zelf verheugde zich buitenmate over deze zeer onver wacht uit zijn dirigeerstok groeiende bloemen hulde. Na afloop van de voorstelling liet hij ook niet na, den theater-secretaris te bedanken voor zijn attentie. De goede man was hierdoor zeer opgelucht, want hij had in zijn haast bij vergissing uit de garderobe een tooverstaf, die daar na een goochelvoorstelling van den vorigen dag was blijven staan, meegepakt, inplaats van den dirigeerstok. Een hofmaarschalk van keizer Jozef maakte er een aanmerking op, dat Mozart zich aan tafel tegenover een generaal zoo luidruchtig en vrij moedig gedroeg. De keizer antwoordde: „Laat Mozart alstublieft zijn gang gaan. Een generaal kan ik alle dagen maken, maar een Mo zart niet!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1938 | | pagina 11