EERSTE BLAD.
Dertigste jaargang. No. 10. Ab0nnemen,spri|s It-voÓMJderderv.v.v. Zaterdag 5 Augustus 1939.
Het HUIS te SCHA&EÏT
op de Hiekcf iytle te Hen.
Uitgave van de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. Herms. Coster Zn., Voordam 9, Alkmaar.
REDACTEUR: D. A. KLOMP, NESDIJK 9, TELEFOON 2039, - BERGEN (N.-H.)
Het voormalige Slot te
Schagen en zijne bewoners.
In het jaar 1440 bouwde Willem, de eerste Heer
van Schagen (13941473) even bezuiden de reeds
langen tijd bestaande kerk een voornaam, sterk
slot.
Deze Willem was een illegetieme zoon van
Hertog Albrecht van Beieren, Paltsgraaf tot den
Rijn, Graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland
en van Maria van Bronkhorst.
Hij was dus een kleinzoon van den Duitschen
Keizer Lodewijk.
Reeds in het jaar 1404 werd hij verheven tot
Heer van Schagen; hij werd tot ridder geslagen in
den strijd van Graaf Willem tegen de Friezen; hij
was admiraal van Holland en kastelein op het slot
van Medemblik. Aan het hof van Philips van
Bourgondië bekleedde hij de charge van kamer
heer en de Graaf zijn Heer bewerkte bij Paus Ni-
colaas V, dat hij gelegitimeerd en dus van echte
geboorte verklaard werd.
In zijn veelbewogen leven is hij twee malen in
Jeruzalem geweest en hij stierf op hoogen leeftijd
in het jaar 1473.
Uit zijn huwelijk met Alijt van Hodenpijl werd
geboren Albrecht, die in het jaar 1467 door Hertog
Karei van Bourgondië (Karei den Stoute) in den
krijg tegen Luik tot ridder werd geslagen.
Albrecht de tweede Heer van Schagen werd in
het jaar 1477 gevonnist wegens verzet tegen den
Graaf van Holland en wegens tegen zijne broeders
Jan en Willem gepleegd geweld. Hij werd veroor
deeld ieder door hem benadeelde schadevergoe
ding te geven, doch weigerde daaraan te voldoen
en sloot zich in zijn versterkt kasteel op. De ste
den van Holland en Westfriesland brachten een
krijgsmacht op de been, die te Egmond en te
Schoorl geconcentreerd werd en die zich gereed
maakte het kasteel van Schagen te belegeren. Al
brecht echter wachtte zulks niet af, maar gaf zich
over en werd naar den Haag gebracht, waar hij
zoo lang moest blijven, totdat hij aan alle gelde
lijke verplichtingen zou hebben voldaan. Later
werd hij naar het Slot te Medemblik overge
bracht, waar hij in het jaar 1480 stierf. Hij werd in
de kerk te Schagen begraven.
Uit zijn huwelijk met Andrina van Nienrode was
eene dochter geboren, Josina van Schagen. Deze
huwde met Wouter van Egmond, heer van Bent
huizen en uit dit huwelijk werd geboren David
van Egmond, die jong is gestorven en eene doch
ter, die in 1524 op hoogen leeftijd overleed, na de
heerlijkheid aan haren neef Jan van Schagen te
hebben vermaakt. Deze was een kleinzoon van
den eersten heer Willem en zoon van diens zoon
Jan van Schagen en van Aafje van Berkenrode.
Deze laatste was in het jaar 1475 tot ridder ge
slagen tijdens het beleg van Nuis, waaraan hij deel
nam als kapitein der benden van Haarlem.
Zijne dochter Johanna van Schagen, die op
84-jarigen leeftijd in 1567 te Beverwijk overleed,
had sedert 1542 geprocedeerd tegen den bovenge-
noemden zoon Jan van Schagen over het bezit der
heerlijkheid. Zij had als grootste argument dat zij
één graad nader tot Willem stond dan Jan, maar
deze grondde zijn recht op de erflating aan hem
door Josina. Het Hof van Holland erkende ten
slotte het recht van Jan, die dus in het onbetwiste
bezit van Schagen bleef, dat sedert het jaar 1427
een aaneengesloten heerlijkheid vormde van
Schagen, Barsingerhorn, Binshorn, Kolhorn en
Haringhuizen.
In het jaar 1517 deden de Gelderschen, de
Zwarte Hoop genaamd een aanval op Kennemer-
land en Westfriesland, waarbij o. a. Alkmaar
werd gebrandschat. Zij trachtten ook het Slot van
Schagen te overweldigen, doch Floris van IJssel-
stein, die met een compagnie soldaten derwaarts
was afgezonden, wist de plunderaars buiten het
kasteel te houden.
Jan van Schagen was gehuwd met 'Catharina
van Schengen en werd opgevolgd door hun zoon
Willem, die zonder nakomelingen stierf.
Een oom van denzelfden Jan, Christoffel van
Schagen, speelde in de voorperiode van het Haar-
lemsche beleg een rol, die niet zonder invloed
bleef op de geschiedenis van het Slot.
De familie van Schagen was in de stad Haarlem
zeer machtig; zij bewoonde een prachtig huis in
de Koningstraat en leden van het geslacht hadden
zitting in de vroedschap of vervulden de betrek
king van hoofdofficier of van schout.
Toen in het jaar 1572, evenals de meeste Hol-
landsche steden, Haarlem de zijde van den Prins
van Oranje koos, bleef Christoffel, ofschoon hij een
aanhanger van den Koning van Spanje was, in de
vroedschap.
In het jaar 1567 stelde Philips als zijn stadhouder
en kapitein-generaal van Holland, Westfriesland
en Utrecht Graaf Maximiliaan de Bossu aan,
ter vervanging van den Prins van Oranje, aan
wien evenwel de steden, die afgevallen waren,
trouw bleven.
Op 25 November 1572 zond Bossu aan de re
geering en de burgerij van vele steden, o. a. ook
aan die van Haarlem uitvoerige brieven, waarin
hij aandrong zich aan den Koning te onderwerpen.
Wanneer men zich aan Bossu overgaf en hem
de eer deed deelachtig worden de wederspannigen
tot rede te hebben gebracht, dan zou de behan
deling die hun te wachten stond, veel zachter zijn
dan wanneer den Frederik de Toledo met zijne
krijgsbenden de onderwerping zou afdwingen.
Ook Pater Wij van het Begijnhof, die zich te
Amsterdam bevond, schreef een dringenden brief,
waarin hij tot onderwerping aanspoorde.
Beide brieven werden in een zitting der Vroed
schap op 3 December 1572 behandeld en na een
langdurige discussie werd besloten een bezending
uit den Raad naar Don Frederik te Amsterdam af
te vaardigen, ten einde dezen hunne onderwer
ping aan te bieden.
Bij loting werden de Spaanschgezinde burge
meester Diedrick de Vries en Jan Janszoon
Verwer tot leden der delegatie aangewezen, maar
toen laatstgenoemde bezwaar maakte, bood de
Spaanschgezinde Christoffel van Schagen aan in
zijn plaats te gaan. Als derde man werd de even
eens Spaanschgezinde in 1567 benoemde pensio
naris Adriaan van Assendelft gekozen.
Na een bezwaarlijke reis per slede en te voet
over Spaarndam en Sloterdijk kwam het gezant
schap te Amsterdam aan, waar don Frederik de
Heeren te woord stond. Zij vroegen pardon voor
de stad en voor de burgerij, waarop don Frederik
antwoordde, dat hij er zich pver verheugde, dat de
Heeren schuld bekenden en remissie verzochten;
hij beloofde den Hertog van Alva van een en an
der in kennis te stellen en hem aan te bevelen,
dat die van Haarlem in genade en gratie zouden
worden aangenomen. De Heeren konden gerust
naar hun woonplaats teruggaan en moesten dan
als eerste teeken van onderwerping des Prinsen
krijgsvolk uit de stad doen vertrekken.
Burgemeester de Vries waagde het niet met zulk
een mager resultaat naar Haarlem terug te gaan;
hij bleef te Amsterdam en heeft uit die plaats
gedurende het beleg steeds tegen de Haarlemmers
gestookt.
De beide anderen keerden terug, doch vonden
bij aankomst de situatie geheel gewijzigd.
Nauwelijks had des Prinsen bevelhebber Wig-
bold van Ripperda van het zenden der drie afge
vaardigden gehoord of hij riep de hoofden der
burgerij en der schutterij in den Doelen bijeen en
wist de bevolking te bewegen geen pardon te
vragen, doch zich met man en macht tegen den
Hertog van Alva te verzetten.
Op denzelfden dag werden de beelden uit de
Groote Kerk. die tot nog toe ongestoord waren
gebleven, weggenomen en daarmede iedere poging
tot toenadering onmogelijk gemaakt.
Ripperda liet de Heeren van Schagen en van
Assendelft gevangen nemen en onder geleide over