Willebrord in Kennemerland. EERSTE BLAD. Dertigste jaargang. No. 12. Abon^^prijs vp°;""d°°nd;erv.v.v. Zaterdag 19 Augustus 1939. Uitgave van de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. Herms. Coster Zn., Voordam 9, Alkmaar. REDACTEUR: D. A. KLOMP, NESDIJK 9, TELEFOON 2039, BERGEN (N.-H.) nog de onderdanigheid van de vrouw aan den man beluisteren; wij voor ons houden dit voor een overblijfsel van het heidendom, dat evenwel ook verband houdt met de bestaansmogelijkheden. Nu de zuivelbereiding zich op de boerderij gewijzigd heeft en de melk meer in de fabrieken verwerkt wordt, is de positie van de vrouw op de boerderij ook een andere geworden. De Friezen vereerden Wodan als oppersten god en Freya zijn vrouw. Thor was hun god van den donder en den oorlogsgod. Ook kenden zij Fro als de god van de vruchtbaarheid. In hun persoonlijk leven hadden de geesten booze en goede zeer veel invloed. Bosschen en velden, heide en rivieren waren bewoond door grimmige machten, demonen en heksen. Het bosch sprak tot onze voorouders op een angstwekkende wijze. In deze wereld kwam Willebrord het evangelie brengen en het viel wel te betreuren, dat de Frankische koning zoo zeer beslag op zijn zen- dingsarbeid legde, dat de Friezen in hem en zijn mannen geroepenen van Pepijn zagen, om diens staatkundige belangen te dienen, waardoor zij lang voor het beschavende werk van het chris tendom ontoegankelijk bleven. Reeds eerder had de geestelijke vader van Willebrord, Bisschop Wilfried, van den Frieschen koning Aldgilles verlof tot prediking van het evangelie in Friesland verkregen. Deze heidensche koning was een dermate groote figuur, dat hij in tegenwoordigheid van zijn edellieden een omkoop- brief van den christen-koning Elbroin, die in Bre- tagne heerschte en zich op Wilfried wilde wreken, verbrandde. Ook koning Radboud, ofschoon het christendom niet gezind, liet de prediking toe. Willebrord en zijn apostelen werden aan het hof van Pepijn welwillend ontvangen, doch nim mer was hij diens slaafsche dienaar. Tot zijn 81ste jaar stond hij in dienst van zijn zending. Op 7 November 739 stierf hij in het klooster te Echternach. Aan zijn arbeid in ons gewest herinnert het Willebrordusputje te Heiloo, in de nabijheid van het aardige witte kerkje, dat voor Nicolaas Beets een ideaal van aardsch geluk is geweest, toen daar zijn studievriend Hazebroek de pastorie be woonde, waar de Leidsche vriendenkring hun letterkundige studiën beoefenden en zich ook Bij de herdenking van den 1200-jarigen sterfdag van dezen evangeliebrerger. Vaak, wanneer wij in onze schoone omgeving toeren, denken wij aan voorbije eeuwen, waarin primitiever menschen dan wij vermoedelijk nog intenser van de schoonheid der natuur genoten, toen het paard hen als eenig vervoermiddel ten dienste stond. Toen de vorige week, na afloop van het bloemencorso de mailcoach, begeleid door ruiters, naar Bergen aan Zee reed, en wij in de stilte van de natuur slechts den hoefslag van de paarden op het plaveisel hoorden, dachten wij onwillekeurig aan den Napoleontischen tijd, waarin uitsluitend op deze romantische wijze ge reisd werd. Ons bekroop een stil verlangen om, al was het maar als attractie voor de vreemde lingen, in het seizoen een dergelijken dienst in het leven te roepen. De romantiek blijft nu een maal op ons zijn bekoring uitoefenen. Daarom lezen wij gaarne het schoone werk van Servantes, „Don Quichotte", kijken wij met groote belang stelling in onze musea naar de schilderijen van een Terniec en een Ostade, waarop het boeren leven zoo typeerend is uitgebeeld, lezen wij ook nog met belangstelling de werken van Van Len- nep, den teekenaar van de zeden en gewoonten in ons vaderland en denken wij, in dit jaar, waar in het 100 jaar geleden is dat Nicolaas Beets zijn Camera Obscura schreef, en waarin het 100 jaar geleden is, dat wij ter vervanging van trekschuit en diligeance, de spoortrein kregen, aan de ge moedelijke wijze waarop toen het leven van onze voorouders heenvlood. Wij kunnen ons voorstellen, dat er menschen zijn, die naar deze tijden terugverlangen, al komt ons deze tijd van de Stastokken als een gruwelijk onbelangrijke tijd voor den geest. Liever leefden wij in den tijd, toen de Angel saksische zendeling, Willebrord, hier zijn predi king van het Christendom aanving. In November a.s. maakt Christelijk Nederland zich op om den 1200-jarigen sterfdag van dezen apostel der Friez ente gedenken. Willebrord heeft ook hier zijn zendirigsarbeid verricht. Toen hij in 691 met zijn 11 monniken te Katwijk, waar toen de Rijn in zee uitmondde, landde, bekampte het rijk der Friezen en dat der Franken elkander met wisse lend succes om het bezit van de delta van de rivieren Rijn en Maas. Radboud, de koning der Friezen, heerschte over Hef voormalig Icasfeel fe Egmond a. d. Hoef. een land van Friesland en Groningen tot en met Zeeland. Ook Utrecht was in handen van den gevreesden, maar stoutmoedigen Radboud. Pepijn II, de koning der Franken, bestreed de Friezen niet, omdat hij hun het Christendom wilde brengen. Zijn belangstelling was louter staatkun dig en beide partijen poogden de vijandschap tegen het christendom of de sympathie ervoor, in dienst te stellen van hun nationale belangen. De sociale toestanden waren toen uiterst primitief. Het Christendom bracht bestrijding van ziekte, leerde de bevolking nieuwe en betere gewoonten. Het predikte matig, rechtvaardig en godzalig leven. Ook daarvoor waren de Friezen toeganke lijk. De Fries stond, zonder bedreiging van de Frankische dwingelandij, welwillend tegenover het Christelijk geloof. De Friezen leefden, evenals onze hedendaagsche boeren, van de opbrengst van hun zuivelproducten. Hun leven, ook aan de jacht gewijd, was ruw, hun bestaansstrijd moeilijk. De vrouw was de slavin van den man. Is het niet merkwaardig, dat de boer in de voor 100 jaar verschenen Camera Obscura zijn vróuw nog het meest als zijn beste kaasmaakster waardeert? In tal van meest christelijke gezinnen kan men

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1939 | | pagina 1