Bergensche
Een-en-dertigste jaargang No. 10
Zaterdag 23 Aug. 1947
.f w'
David Kouw/enaar.
Bergen's geheim.
The Campbells are Coming
Abonnementsprijs
WEEKBLAD
3.25 per seizoen
t f 2.— voor leden der V.V.V.
Losse nummers 25 cent
AAA*
Redacteur: ANTHONY VAN KAMPEN,
Kerkedijk 23, Bergen N.H., Tel. 2543
UitgaveN. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h Herms. Coster Zn.
Voordam 9, Alkmaar Tel. 3320 Postgiro 37060
Voor advertenties: N. SLUYTER,
Dorpsstraat 23, Bergen, Tel. 2447
David H. C. Kouwenaar werd in
1921 te Amsterdam geboren. Reeds
op 13-14-jarige leeftijd kreeg hij
onderricht in tekenen, zowel buiten
als binnen, van Henri ten Holt. Hij
bezocht één winter de Kunstnij
verheidsschool (avondklasse), kwam
tegen zijn zestiende jaar op het
Instituut tot opleiding van Teken
leraren in het Rijksmuseum te Am
sterdam, maar werd daar reeds na
twee maanden vrijgesteld van het
oorspronkelijke leerprogramma,
dank zij het inzicht van zijn leraar
Hendriks. Deze hielp hem voort,
zodat hij het toelatingsexamen kon
doen voor de Rijksacademie voor
Beeldende Kunsten, waar hij 2
jaar de lessen heeft gevolgd.
In 1941 kwam hij in Bergen. Zijn
eigenlijke leermeester, al de jaren
door, is geweest Henri ten Holt.
„Hij trachtte mij bewust te maken
van het méér dan alleen een schilde-
David Kouwenaar: Stilleven.
Foto: M. Hopman.
rij-maken. Het is niet slechts en niet
in hoofdzaak ook de technische be
kwaamheid geweest welke me geleid
en gesteund heeft, maar de geest van
Ten Holt".
David Kouwenaar exposeerde
tweemaal, in Alkmaar en in Amster
dam. Hij voelt weinig voor tentoon
stellingen, „maar er kunnen redenen
zijn het wel te doen Ik ben tegen
een expositie, tenzij men natuurlijk
iets kan laten zien wat werkelijk be
langrijk is. Ik behoud toch steeds het
gevoel dat ik meer kan dan ik laat
zien!" Op mijn opmerking: „Geef dan
dat betere!", kwam het treffende
antwoord: „Dat komt. Dat is geen
kwestie van één schilderij". Er is
een lijn in de ontwikkeling. „Eerst
dacht ik: sublimeren, dat wil zeggen:
steeds mooier en gaver werken.
Maar dat is het wezen niet. Nu
meen ik dat ik in de wereld sta en
met honderdduizend anderen de tijd
moet realiseren. Niet in die zin dat
we tendenzkunst moeten maken,
maar dat we ons bewust moeten zijn
van onze eigen tijd. Het gaat om>de
verwerkelijking van een levensbe
schouwing.
We moeten, met de anderen, een
stijl zien te scheppen en niet maar
een „schilderijtje" maken. Kunst is
de realisatie van (de cultuur van) de
tijd. Slechts met tijdelijke middelen
maken wij de kunst tijdloos. Een
schilderij op zichzelf is niet belang
rijk, zomin als je hetzelf bent. Het
schilderen op zichzelf is belangrijk,
dat is een daad en door deze daad
kan ook de schilderij belangrijk
worden."
David Kouwenaar geldt als een
der begaafdste jongeren.
Theo J. van der Wal.
D. Kouwenaar:
Wat is het geheim van Bergen's
aantrekkelijkheid, jaar in, jaar uit,
voor duizenden?
De nabijheid van de zee? Zeker,
dat is een belangrijke factor. Zie
maar de volgeladen trammetjes, de
eindeloze stoet van fietsers op het
rijwielpad, de wandelaars ook op
hun eigen tegelpaadje, de vele auto's
op de rijweg.
Maar het is te Bergen toch niet zo
als bijv. te Noordwijk, waar de bad
plaats de hoofdzaak is en Noordwijk-
binnen eigenlijk alleen geschikt is
om er eens op een gure dag heen te
gaan, een kopje koffie te drinken en
dan weer naar zee terug te keren.
Bergen wordt bemind en kan bemind
worden, om haarzelfs wil.
In de eerste plaats om de mooie
natuur in de onmiddellijke nabijheid
van het dorp, dat als 't ware wegge
doken ligt in het groen, aan de duin
rand. Is er iets prachtigers, iets rij
kers denkbaar dan de gewelven van
groen en goud, waaraan het oog zich
verkwikt, de koelte en de rust daar
onder die het lichaam deugd doen,
als men, na een dag van fel licht en
grote hitte aan het strand, bijv. aan
de Sparrenlaan uit het trammetje
stapt en voortwandelt in de richting
van het Oude Hof, het ouderwetse
herenhuis van Bergen, in zijn fris
kader van vijvers, volgegroeid met
waterlelies?
Dan om de gezelligheid van dit
toch doodeenvoudige dorp, gegroe
peerd om de romantische kerkruïne,
die zulk een typerendcachet van
Bergen vormt, met, langs de Bree-
laan, de rij van grote café's alle hun
terras naar voren schuivend, waarop
's avonds de schemerlampjes hun
toverachtig licht doen schijnen. En
Dor is het land, en licht de lucht,
stralend en ruisend van motoren
in wiek aan wiek, en vlucht op vlucht,
nog wijder dan het hol gerucht,
uit stippen uit de kim geboren.
De hemel trilt, zo dreunt de stad
in rook en hinderlaag gelaten
van landmijn, bom en trechtergaten,
van rubberband en rups en rad.
langs haaks plantsoen en stenen straten.
Hoog staat de lucht, en pijnlijk strak
van turen door bedwongen tranen.
Achter de rinkelende ramen
giert als in touwen van een'wrak
en klappert in verscheurde vanen
de stormwind van de doedelzak.
Verward en voos luiden de klokken
door dit waanzinnig ijl gefluit,
en langzaam komt de troep getrokken,
van vier aan vier geruite rokken
van pijpers voor de pantsers uit.
Vriezenveen, 1943.
Christiaan Terpstra
In een der vorige nummers van ons blad plaatsten wij het gedicht
„Haaks" van Christiaan Terpstra, de aan een moedeloos heimwee
naar de zee lijdende dichter en het was opmerkelijk hoezeer het in
de aandacht der lezers viel. Deze belangstelling voor de figuur
Terpstra was voor ons aanleiding nog eenmaal te putten uit diens
werk. Ditmaal uit de bundel „Koper en Tin" en wel het gedicht
„The Campbells are coming".
Christiaan Terpstra verwoordt hier (in 1943!) een visioen van
een binnenrukkend bevrijdingsleger. Om het precies te zeggen:
van een groep Schotse doedelzakspelers. Wie ooit zo'n troep voorbij
zag gaan en dat vreemde instrument hoorde bespelen zal precies
weten wat de dichter bedoelt.
Als niet oninteressante bijzonderheid zij hieraan nog toegevoegd
dat het vers geschreven werd vóór en opgedragen aan Victor E.
van Vriesland, de bekende letterkundige, die verscheidene jaren in
Bergen werkzaam was.
Een vers, tenslotte, dat treft door het visionnaire karakter dat
het bezit en door zijn markante beeldenrijkdom.
cok de danslustigen en de bioscoop
liefhebbers kunnen hier hun hart op
halen. Zo krijgt de grote-stadsmens,
met vacantie te Bergen vertoevend,
toch ook iets terug van het genot
waaraan hijtoch eigenlijk ver
slaafd is.
Ten derde is daar de culturele
kant van dit dorp van schilders en
dichters. Juist dit jaar is die kant, op
voorgaan van burgemeester Huygens,
opnieuw en sterker onder de aan
dacht van het publiek gebracht, door
de oprichting van het kunstenaars
centrum, dat zich o. m. ten doel stelt
in het daartoe ingerichte Huis mei
de Pilaren, exposities van beeldende
kunst te houden, gelijk vóór deze
reeds geschiedde in de kunstzaal-
P. Bcendermaker, en daar trouwens
nog altijd geschiedt. En de Badbode
gaat onder zijn nieuwe redactie voort
de vacantie-gangers in te lichten over
de kunst en de kunstenaars. Daar
naast moge, met niet minder inge
nomenheid, melding gemaakt worden
van de toneelvoorstellingen in het
Openlucht-theater van Bergen.
Ziedaar drie redenen genoemd van
de bijzondere plaats die ons dorp in
het hart van velen inneemt en ge
rechtigd is in te nemen. Er zijn er
natuurlijk meer. Maar het is niet ge
makkelijk een geheim als dit te ont
sluieren. Men kan slechts vaststellen,
dat Bergen een bijzondere aantrek
kingskracht op velen uitoefent.
Moge het zó blijven!