lL
Iliffilil
DE TUINMAN EN DE DOOD
Een-en-dertigste jaargang
No. 11
i
>ER
REIN SNAPPER
hmmhShnI
3.25 per seizoen;
f 2.— voor leden der V.V.V.
P. N. VAN EYCK:
Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: „Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andre kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahan"!
Vanmiddag lang reeds was hij heengespoed
Heb ik in 't ceder park de Dood ontmoet.
„Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
„Hebt gij vanmorgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: „Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahan".
Ditmaal een gedicht van P. N. van Eyck, overgenomen uit de
bundel „Erts, Almanak 1926" (Amsterdam, S. L. van Looy).
Van Eyck, dichter en prozaschrijver, werd in 1887 te Breukelen
geboren en promoveerde in 1914 in de rechten te Leiden. Na een
tweejarig verblijf in Italië als correspondent van de Nieuwe Rotter
damse Courant werd hij in 1919 in deze functie te Londen be
noemd. Hij was medewerker van De Beweging, waarin hij „Kunst
en geest in Literatuur verzorgde.
In het vers „De Tuinman en de Dood" is het een Perzisch edel
man die spreekt.
WEEKBLAD
veg 66
-aat 2,
2 uur
?ST
aat 4
11326
elijkste
ÏCR
itraat
rassen
3n
RT
e dag
euw
esel
N.H.)
rmen
Redacteur: ANTHONY VAN KAMPEN,
Kerkedijk 23, Bergen N.H., Tel. 2543
UitgaveN.V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h Herms. Coster Zn.
Voordam 9, Alkmaar Tel. 3320 Postgiro 37060
Voor advertenties: N. SLUYTER,
Dorpsstraat 23, Bergen, Tel. 2447
REIN SNAPPER (Houtsn
Rein Snapper werd in 1907 te
Woerden geboren, waar hij de H.
B.S. doorliep. Aanvankelijk wilde
hij violist worden, maar de studie
daarvoor moest hij opgeven omdat
een organische stoornis te belem
merend werkte. Zijn artistieke aan
leg was echter niet eenzijdig. Van
moederszijde stamt hij van graveurs
af en zijn grootvader van die kant
was smid die zeer fraai smeedwerk
maakte. Als kind tekende Rein
reeds en hij stond al vroeg onder
bekwame leiding. In Woerden na
melijk woonden de Gestels. De va
der van Leo Gestel, de bekende re
presentant van de Bergense School
was Snappers leermeester en zijn
zoon Piet was medeleerling.
Een officiëlere opleiding ontving
Snapper in Amsterdam op het Insti
tuut tot opleiding van Tekenleraren
in het Rijksmuseum. Hij had daar vier
jaar les van prof. Huib Luns. Hij was
echter ter bekostiging van zijn stu
die en voor zijn levensonderhoud ge
dwongen te werken en het zal geen
verwondering wekken dat hij dit deed
als violist. Na deze studie kwam
Snapper op een reclamebureau en
reisde een deel van Europa af: Bel
gië, Frankrijk, Zwitserland en ook
even Italië, in het bijzonder Florence,
Onderweg maakte hij schetsen die
door een beroemde Zwitserse potlo-
denfabriek werden aangekocht.
In 1929 vestigde Snapper zich als
zelfstandig tekenaar in het huis De
Kruiwagen op de Singel in Amster
dam. Van dat ogenblik af boekte hij
successen, vooral met het illustreren
van boeken en het maken van de om
slagen er voor: er is dan ook geen
boekhandel of men zal er een boek
zien dat een tekening van Rein Snap
per draagt.
In 1939 kwam hij naar Bergen en
hoe geëigend voor kunstenaars onze
plaats is, Amsterdam behoudt toch
zijn voorliefde om het gemakkelijker
contact dat men met zijn medemensen
heeft.
Rein Snapper is grafisch kunste
naar, een vakman die alle nodige
technieken beheersf. Hoewel hij
evengoed een litho maakt of een
Ie van het blok gedrukt)
tekening in krijt, houtsnijwerk ver
vaardigd of figuren in ivoor, hij
voelt zich toch in de eerste plaats
houtsnijder. De houtsnede heeft
zijn grote liefde en hij vindt het
jammer dat het publiek meer het
werk waardeert dat naar de hout
gravure gaat dan de echte in langs-
hout gesneden tekening. Zijn be
wondering voor vakkennis uit zich
in zijn voorkeur voor Doré en
Adolf Menzel, zijn bewondering
voor het spel van zwart en wit in
die voor de moderneRussen en Po
len waarvan hij in het bijzonder
Wladislaw Skoczylas noemt.
In Rein Snapper bezitten wij een
illustrator-door-aanleg. Men kan het
of men kan het niet, en Snapper kan
het. Grote technische kennis, een
verbluffend gemak van snijden, een
begrijpen van de essentiële lijn, een
intuitief aanvoelen van de harmoni
sche vlakverdeling, ziedaar waarom
zijn illustraties zo spontaan aandoen:
ze z ij n spontaan.
Theo J. van der Wal.
BEKWAME SCHILDERS
EXPOSEREN IN HET HUIS MET
DE PILAREN.
Het Kunstenaars Centrum geeft
ons thans een viertal schilders, die
men als de tegenpool mag beschou
wen van hun naar de abstractie nei
gende collega's van de vorige ten
toonstelling. Do nu geëxposeerde
werken geven derhalve een onmid
dellijk herkenbare voorstelling, wel
ke verschillen er dan ook mogen zijn
in de uitbeelding ervan. Van de cri
ticus wordt veel geëist: hij moet van
de ene wereld onmiddellijk over
stappen in een andere, of om het
scherper, zij het misschien wat min
der beminnelijk te zeggen: van een
wereld waarin men zich bewust
wordt van de spanningen waaronder
we leven in een wereld welke zeker
niet minder van deze tijd is, maar
toch meer is te beschouwen als ver
volg op een vroegere, of om het nog
anders te zeggen: van een wereld
van revolutie in die van evolutie.
Beschouwen wij de exposerende
kunstenaars afzonderlijk, dan zien we
in elk van hen het zijn Harry
Kuyten, Dirk Vis, Jac. J. Koeman en
Jaap Weyand de voortzetting van
de beste tradities onzer schilder
scholen, al kan men geen van hen
tot een bepaalde school rekenen. En
we zien ook dat zij allen rijpe schil
ders zijn voor wie de techniek geen
moeilijkheden meer baart: zij zijn in
staat hun ideeën de door hen ge
wilde vorm te geven. Indien ik voor
het front van deze oudere en wijzere
mannen mijn jeugdig vuur bedwing
en het ook al weer de jongere zo
eigen en vaak te theoretische
critiek onderdruk, is het om het be
sef dat ieder zijn eigen weg zoekt om
zalig te worden; en de wegen die
men vindt zijn zo onverbrekelijk ver
bonden met de tijd waarin men het
gevoeligst is voor indrukken: in de
jongensjaren, dat elk rijp werk, on
verschillig op welk gebied, toch
slechts verwezenlijking kan zijn van
stroming en stemming van die jeugd
periode. Slechts rijst de vraag: Welke
stroming en welke stemming was be
slissend voor deze schilders? En zijn
deze stroming en stemming het we-
Abonnementsprijs
Losse nummers 25 een»
zen van de tijd hunner jeugd? Een
antwoord op deze vraag zou nu juist
die critiek inhouden welke ik niet
wens te geven, want als ik zeg Cé-
zanne, dan verbindt deze naam twee
data: geboortejaar: 1839, sterfjaar
1906, en zeg ik Van Gogh, dan
volgt 18531890. En leest men deze
datums, dan denkt men onwillekeu
rig: is het wel 1947 en zijn er wel
twee wereldoorlogen geweest na de
ze schilders? En als ik dan heel erg
critisch wil worden, maar dat wil ik
niet, dan is het antwoord: Ja, we
leven in 1947 en er zijn twee wereld
oorlogen geweest, maar deze schil
ders weten het gelukkig niet! Dus,
los van historische bespiegelingen en
los van alles wat naar psychologie of
philosophie riekt, kan men zeggen:
de vier exposanten zijn schilders,
bekwaam, rijp, beminnelijk, reëel,
en, wat niet gering gewicht in de
schaal legt, ze schilderen uit en met
liefde. Ze hergeven de geschokte be
zoeker van de vorige tentoonstelling
de vaste grond onder de voeten.
v. d. W.