NAJAARSBRIEF
Terugblik op het seizoen 1947.
Een-en-dertigste jaargang No. 13 Abonneme«s2;_ VZv.v.v. Zaterdag 13 Sent. 1947
Constant Nieuwenhuys
Constant Nieuwenhuys: Schilderij
(niet recent)
Redacteur: ANTHONY VAN KAMPEN, UitgaveN.V. Boek-en Handelsdrukkerij v/h Herms. Coster Zn. Voor advertenties: N. SLUYTER,
Kerkedijk 23, Bergen N.H., Tel. 2543 Voordam 9, Alkmaar Tel. 3320 Postgiro 37060 Dorpsstraat 23, Bergen, Tel. 2447
Losse nummers 25 cent 1
WEEKBLAD
JAC. VAN HATTUM:
Adieu, mijn hart; het leven wordt weer sober
Al heeft de zomer ons ook niet verwend
Als je dit leest, is het al diep October
en 'k weet, hoe bang je ieder najaar bent.
Ik zou nu 't liefste even bij je komen,
om wat te woelen in je blonde haar.
Je schertst: „De blaadjes vallen van de bomen"
„En daarom", lach je, „doe ik weer zo raar".
Maar 'k weet het wel: het zijn de najaarsvlagen,
het vallend blad, de laatste rode roos,
het aldoor korter-worden van de dagen,
en 't schriele bloeien van de horsttijloos.
Het is zoveel; wat w' in in het najaar derven
't Was zo kortstondig, wat de zomer gaf;
En dan, mijn Lief: 't is steeds het eigen sterven,
dat wij bewenen aan een anders graf.
Wij zochten naar een gedicht dat paste in de sfeer van dit
laatste nummer van De Badbode, het afscheidsnummer en wij
vonden dit vers van Jac. van Hattum.
Deze Najaarsbrief is doordrenkt van de weemoed van het
afscheid. Een weemoed, die iedereen ervaart in de herfst, in het
getij dat ligt tussen het feest van de zomer en de komende
winter. Maarmoge dan deze Najaarsbrief gedrenkt zijn in
imelancholiè, het is een schoon vers, waarin men de dichter
Van Hattum op zijn best te horen krijgt.
Het laatste gedicht, waarmee de Badbode besluit. Wij hebben
getracht iedere week een vers te plaatsen dat aan hoge eisen
voldeed en wij meenden goed te doen die keus niet te laten
beïnvloeden door het plaatsen van werk van hen, die weliswaar
met goede bedoelingen vervuld zijn, doch wier litteraire pres
taties op dit gebied niet in overeenstemming waren met die
goede wil. Mogen inzenders en inzendsters het ons niet al te
euvel duiden als hun werk niet verscheen in deze galerij van
voortreffelijke Nederlandse poëzie en zij zich „le plaisir de se
voir imprimé" moesten ontzeggen.
varen, omdat wij, na een klodder
verf te hebben uitgestreken, onszelf
geheel en al in die klodder terug
vinden".
We zijn, door de structuur onzer
maatschappij zeker nog niet vrij,
maar „we werken voor de wereld
van morgen". Een nieuwe maatschap
pij komt na deze en dan zal de mens
van nature doen wat van ons thans
een hevige strijd vergt: een levend
wezen zijn."
Aldus in zijn eigen woorden
Constant Nieuwenhuys.
De helderheid van zijn inzicht,
de vrijmoedige probleemstelling,
het willen peilen van de duisternis
sen van ons onderbewustzijn, het
aanvoelen van het komende en een
buitengewoon vermogen om in zijn
W.ftr.k vorm te geven aan wat
waarlijk de mens van deze tijd ten
diepste beweegt: ziedaar eigen
schappen die hem stempelen tot
een waarachtig groot kunstenaar.
Theo J. van der Wal.
Constant Nieuwenhuys werd in
1920 te Amsterdam gebóren, waar hij
de H. B. S. «doorliep, een jaar het
Instituut voor Kunstnijverheidsonder
wijs bezocht en daarna twee jaar de
Rijksacademie voor Beeldende Kun
sten. Hij tekende sinds zijn prilste
jeugd en schilderde zodra zijn zak
geld toeliet olieverf te kopen. Con
stant (om hem bij zijn voornaam te
noemen, met welke hij ook zijn stuk
ken tekent) is een onvermoeide wer
ker, niet alleen een zeer begaafd
kunstenaar, met een intuitieve zeker
heid waar het om kleur en werking
der materie gaat, een experimenta
tor, die vorst naar nieuwe waarden
en wie de techniek weinig moeilijk
heden in de weg legt. Er zijn slechts
enkele jongeren in ons land waarvan
men kan zeggen dat zij waarachtige
kunstenaars zijn, Constant Nieuwen
huys behoort tot hen. Hij heeft be
wust de strijd tegen het naturalisme
aangebonden. Waar hij de nadruk op
legt is dat het schilderen, de mani
festatie in verf, even instinctief be
hoort te zijn als de vitale driften van
zelfbehoud en voortplanting.
„Onze cultuur is in wezen reeds
gestorven. De nog overeind staan
de facaden kunnen morgen door
de atoombom omvergeblazen wor
den, maar vermogen ook zonder
dat niet te bedriegen. Alle zeker
heden zijn ons ontvallen en geen
enkel geloof rest ons meer. Slechts
dit éne: dat wij leven en dat het
tot het wezen van het leven be
hoort zich te manifesteren. Deze
vitale manifestatie stel ik tegen
over de holle mooidoenerij van
hen voor wie kunst iets is dat los
staat van hun instinct of het nu
„stijl" of „uitbeelding" is. Het in
stinct beweegt zich niet langs gees
telijke paden, maar is materialis
tisch, vindt zijn uitdrukking in zijn
verhouding tot de stol, en hierme
de ontstaat een nieuwe formulering
voor de vitale manifestatie: de
sensatie van de materie".
Als bij het instinct moet ook bij de
kunst niet het willen, maar het móe
ten kenmerk zijn,
„Een schilderij kan zijn een ruimte
waarin zich figuren bewegen, maar
ook verf, et rien de plus. En dat is
het belangrijke: dat wij ons zó tot
onze materie zijn gaan verhouden, zo
intens, dat alles in die materie is ge-
Door Mr. F. ZEILER.
Wanneer de redactie mij vraagt
om het seizoen 1947 in een paar
woorden samen fe vatten, zou ik zeg
gen: de zon en de drukte!
De Bilt leert ons, dat dit de droog
ste en zonnigste zomer sinds tiental
len jaren is. De droogte neemt zelfs
de afmetingen aan van een ramp
En ook de badgast zou niet hebben
getreurd, als er 's nachts eens een
fris buitjé was gevallen!
Zeker is wel, dat deze zomer alleen
al om zijn weersgesteldheid een re
cord is in de geschiedenis van Bergen
als badplaats.
En het was dan ook druk! De re
dactie vroeg mij om cijfers. Ja, ge
achte redactie, nu moet ik bekennen
dat deze zomerdrukte ons geen tijd
liet om te tellen. Netjes liggen ze op
ons bureau, de stapeltjes lijsten van
de vreemdelingenstatistiek, maar de
juiste cijfers zullen pas in het najaar
bekend worden, als alle lijsten geteld
en gecontroleerd zijn.
Uit de globale tellingen, die we op
het bureau maakten, vonden we een
cijfer van ongeveer 5000 overnach
tende gasten per dag. En dat niet ge
durende enkele dagen dat kwam
vroeger ook wel eens voor maar
enkele weken lang!
En dan moeten wij bedenken, dat
Bergen een dertigtal hotels en pen
sions armer is dan voor de oorlog.
Die vermindering wordt verklaard
door de woningnood en door de af
braak in Bergen aan Zee.
Ook moesten verscheidene pen
sionhouders er na de oorlog het bijl
tje bij neerleggen, omdat het werk in
deze tijden van schaarste steeds meer
zwoegen en inspanning eist.
Reden tot verheugenis was de her
opening van verschillende hotels en
pensions, sommige onder nieuwe
directie.
Het V. V. V.-bestuur had het deze
zomer niet eenvoudig. Allereerst om
dat we onze onvermoeide en veel
zijdige voorzitter, Dirk Klomp, moes
ten missen. Bovendien breidde ons
werk zich in de loop van het jaar
snel uit. Het ledental nadert de 800.
Op het informatiebureau moest een
assistente worden aangesteld, en in
totaal werden deze zomer meer dan
4000 inlichtingen verstrekt.
De vreemdelingenstatistiek gaf ons
veel hoofdbrekens. Lang niet alle
verhuurders zonden de lijsten tijdig
in. Het persklaar maken van de lijst
op ons bureau werd vaak nachtwerk.
Met vreugde zagen wij de Badbode
weerverschijnen, die we zeven jaar
lang gedwongen hadden moeten
missen.
Laat ik verder nog noemen de
nieuwe V. V. V.-wandelkaart van
Bergen en Bergen aan Zee, die juist
voor het seizoen gereed kwam.
Volgend jaar hopen wij in aanslui
ting daarop een gids uit te geven.
En dan denk ik aan de verras
send mooie verlichtingsavond
en tenslotte aan het Openlucht
theater, dat na dc aanvankelijke
teleurstelling bij de eerste uitvoe
ringen, een glorieus slot van het
seizoen opleverde met de „Para
dijsvloek", uitgevoerd door de ver
dienstelijke Bergense spelers.
Waarlijk, het seizoen 1947 toont,
dat Bergen zijn naam als badplaats
ook na de oorlog heeft weten te
handhaven!
Mr. F. ZEILER,
secretaris V, V. V.
Bergen, 7 Sept. 1947.