DE VERBRANDE PAN
XkBHHHHhhI
In de Badbode-keuken
Hij neemt zijn duik/
Paviljoen „Trianon"
VOOR UW LUNCH
EN DINER
WÈSÊÊF
Hl
Er zijn mensen, die veel houden
van lekker eten, en er zijn er ook,
die de voorkeur geven aan uitgaan
naar bioscoop of theater, en weer
anderen doen niet liever dan languit
liggen dromen. „Luieren" noemt men
dat. Nu zullen er velen zijn, die zeg
gen: „Wat heb je nu aan liggen, je
kunt veel beter wat anders doen, dat
geeft meer afleiding". Nee, lezer, toch
ben ik dit niet helemaal met u eens.
Natuurlijk zijn er grote verschillen
tussen „liggen luieren" en „liggen
dromen en turen in de verte".
Van dit laatste ben ik een groot
liefhebber. Ik doe niet liever dan op
een duintop liggen kijken naar al het
natuurschoon om me heen, terwijl de
koele bolle zeewind om m'n slapen
speelt. En heus, dit „liggen" is niet
nutteloos. Maakt u zo'n droompartijtje
maar eens met me mee. Goed, dan
gaan we samen naar een van de hoog
ste duintoppen van de Verbrande
Pan...
Temidden van een weelderig op
geschoten groene duinvegetatie, half
verscholen in het lover, duikt een dak
van een huis op. Het ligt precies in
het vlakke gedeelte van een grote
duinpan. Hier woonde vroeger de
dichter Herman Gorter, die aan dit
luisterrijke stukje Hollands natuur
schoon zijn beroemde „De Pan" ont
leende. Wie heeft daar niet eens van
gehoord? Jaren zijn vervlogen en
Gorter is niet meer, maar de „Pan"
is blijven bestaan, even mooi en over
goten met groen, misschien nog
mooier dan in de tijd van Gorter.
Als een groene oase van vrede en
rust, ligt ze daar, omringd door een
keten van kaalgestoven duintoppen.
Op enkele van die kopjes groeien
wat door de zeewind verwaaide naak
te berken en dennen, terwijl ook in
het dal gekromde zeedennen staan;
maar deze zijn door de grotere be
schutting, die ze genieten, beter uit
de kluiten gewassen en hebben rui
mere levenskansen dan hun soort
genoten op de open duintoppen.
Het hele dal ligt volgegoten met
een zware deken groen van de war
winkel van verwrongen eiken- en
berkenhout. Van af de duintoppen in
de omgeving is ieder uitzicht er op
telkens weer anders, maar toch even
mooi. Het gebied is maar klein en met
het blote oog kan men in alle uithoe
ken zien wat er voor natuurschoon en
vogelleven te ontdekken valt.
In een paar meidoorns, overgoten
met een wit besneeuwd dek van geu
rende bloesem, broeden op een zich
horizontaal uitstrekkende tak enige
paren stormmeeuwen, hoog boven de
grond verheven. Dit is de kleine
meeuwensoort, die wat kleur betreft
ongeveer met de zilvermeeuw over
eenkomt, doch deze laatste is veel
groter. Oorspronkelijk broedde de
stormmeeuw op de grond, doch in de
jaren 1936'38 werden er enige pa
ren in broedende toestand in bomen
aangetroffen. Hiervan werd destijds
nogal veel ophef gemaakt. In ver
schillende bladen verschenen lange
artikelen over die stormmeeuwen,
die in de meidoorns in de Verbrande
Pan broedden. De meeuwtjes hebben
die stukken zeker ook gelezen, want
ziet, nu broeden er jaarlijks een groot
aantal paren in de bomen.
De jongen, die uit de eieren komen,
zijn echter net als alle andere jonge
meeuwen nestvlieders en zij verlaten
ook hun hoog verheven takkennest.
Ze springen gewoon over de rand
van 't nest heen, komen goed op de
grond terecht en leven verder vol
gens meouwentraditie hun jeugd uit
tussen helm en struikjes.
Ook leven er in de wildernis van
eikenhout vrij veel nachtzwaluwen,
en als u 's avonds om een uur of tien
nog eens een tijdje op de duintop gaat
liggen, kunt u het grote geitenmel
kerskoor aanhoren. Die vogels uiten
een voortdurende „err-err-orr-orr",
enz. Op alle plaatsen kunt u ze ho
ren; ze geven elkaar antwoord. Een
nest van de nachtzwaluw geiten
melker, vliegende krodde, dwaaske
en wat voor mooie namen onze nach
telijke vlieger al meer mag hebben
zult u wel nooit vinden. Het ligt zo
verbazend goed verscholen en boven
dien hebben de eieren een uitmun
tende schutkleur, zodat u, als er er
op trapt, het niet eens zult merken.
Dan huizen in 't groen nog de uilen,
wijze heren met fraai getekende to
ga's en op hun geleerde kop een bril.
't Zijn aardige dieren die uilen en u
kunt ze er dikwijls ontmoeten. Over
dag zijn ze echter niet te spreken
Roofvogels komen er ook voor. De
torenvalkjes bouwen hun horsten in
de hoge zeedennen rond het huis van
Gorter en leggen daarin hun choco
ladebruin getekende eieren, waaruit
de wollig witte donsjongen komen.
Buitengewoon mooie diertjes, maar
erg schuw.
Een grote bruine buizerd brengt
ook regelmatig een bezoek aan de
Pan, kringt hoog in de lucht -en daalt
soms af, om een veldmuis soldaat te
maken,
Wat de plantenwereld in de vallei
betreft, deze is heel weelderig. De
meest zeldzame duinplanten zijn er te
vinden
En als u van uw duintop af het
zachte, melodieuse: „scharluup-luup"
hoort, dan is dat van de wel zeer
zeldzame steppenvogel, de griel, die
hier de enige plek in ons land
broedt. Deze wondermooie roep, die
de wind zo zacht door de Verbrande
Pan meevoert, zal u dermate boeien,
dat u zeker de volgende maal weer
naar uw duintop aan de rand van het
diepe vlakke dal terugkeert, om er
te gaan liggen dromen en luisteren
naar de wonderen, die moeder Na
tuur hier ten toon spreidt. Al was
het alleen maar, om het zachte
„scharluup" te horen klinken.
BOB BOERSMA Jr.
(Poto: archief K. R. O.)
Smijt ze er uit... die
vreemdelingen!!!
U niet, waarde gasten van Bergen,
die wij in veelstemmig koor een har
telijk en oprecht gemeend: welkom
toeriepen. U niet, die U in Bergen
aan Zee, in de duinen, op het strand
of in de zee vermeit, gekleed in al of
niet gestreept decent badcostuum,
Maar die andere die we geen wel
kome badgasten mogen noemen, maar
„vreemdelingen", zoals we (herin
nert ge u nog) in de oorlogsjaren
elkander de slagzin; „smijt ze er uit!"
toeriepen met de gedachte bij andere
„niet welkome vreemdelingen".
O, wat kleding betreft is het deze
keer met onze onwelkome vreemde
lingen stevig in orde. Hun geel eA
zwart gestreepte badcostuums vol
doen aan de door een wijze politie
verordening in Bergen gestelde eisen.
Deze vreemdelingen zullen zich zelfs
(o voorrecht!) in dit geel-zwart buiten
het strand mogen begeven. En ze zul
len het doen ook, alle verordeningen
in heel Nederland ten spijt!
Maar halt! Wij, Bergenaren, zijn
het, die dit gestrenge halt toeroepen.
En gij, wèl-welkome gasten, zij het!
Heel Nederland is het. Minister Lief-
tinck is het, die schreeuwt; „smijt ze
er uit! Laatstgenoemde om het twee
de gedeelte van de slagzin, die alom
in Nederlands steden en dorpen
waarschuwt voor die vreemdeling:
„hij vreet aan oogst en deviezen!"
Wij allen om de bedreigde oogst.
Weet U: het kan een ramp worden,
want de Volkskrant openbaart, dat
strikt genomen een grootmoeder (en
er zullen vele grootmoeders onder
die gehate vreemdelingen zijn!) theo
retisch een nageslacht van ruim hon
derdduizend kan leveren.
Smijt ze er uit, die vruchtbare en
tegelijk onvruchtbare vreemdelingen,
die bij duizenden, tienduizenden, hon
derdduizenden, millioenen onze zee
kust belagen. Of liever, grijpt ze en
verbrandt ze op de plaats zelve. Of
laat Mijnheer van Ulsen (U weet
toch, dat hii medewerker Badbode
1948 geworden is?) een helicoptère
bestijgen en met een D. D. T.-ver-
stuiver die gemene, vraatzuchtige, al-
lesvernielende vreemdelingen in hun
geel-zwarte streepjespakje vernieti
gen, vernietigen, vernietigen!
S. O. S.l weg met dat soort
vreemdelingen! Weg met de Colora
dokevers!
„Als er te weinig copy is", zegt de directeur van de druk
kerij aan de Voordam te Alkmaar, „dan klimt de redacteur
wel even in de pen!"
De redacteur zucht en maakt al klimbewegingen. Wat
doet hij hier? Hij is uitgenodigd, in deze „keuken", om de
„opmaak" bij te wonen van de eerste Badbode 1948, die
half en half zijn Badbode en in het geheel de Badbode van
heel Bergen is.
Hij trok vanmorgen zijn oudste pakje aan, want niet
waar? in zo'n drukkerij met al die vette olie van machi
nerieën, al die rondspetterende drukinktZo dacht dat
„groene" redacteurtje.
Hij leverde veel copy (d. w. z. veel van anderen, dat hem
vriendelijk thuisgestuurd werd en hij alleen maar met
streng critisch oog had te lezen); hij zou die opmaak van
dat eerste nummertje wel eens „bekijken" en als die heren
zetters het fout deden, zou hij hun wel eens aan het
verstand brengen Zo dacht ons redacteurtje.
Edoch, de heren Brouwer en Visser koks in dit Bad-
bodekeukentje, onderafdeling van de grote keuken, die
Herms. Coster's Drukkerij is weten het wel: zij zijn ge
routineerde vakmensen, zij kunnen wat een onmogelijk
heid lijkt van het lood aflezen wat er staat; zij kunnen
Het gaat de redacteur duizelen het is lood, wat hij ziet,
lood drukt op zijn borst, lood zinkt hem in de schoenen.
Ach, dat staan maakt zo moe en die Juni-zon brandt zo fel
door het glazen dak op zijn rode hoofd. Dan heeft de heer
Visser medelijden met hem, want hij trekt een scherm
nog van de verduisteringstijd: het weinige goede, wat de
oorlogsjaren in deze drukkerij achterlieten voor de
glazen.
Als er geen copy genoeg is, moet de redacteur in zijn pen
klimmen! Zeker: hij zal gehoorzaam in zijn pen klimmen, hij
zal wel schrijven, schrijven over Schoon-Bergen, zijn
Bergen, over het dorpje aan de duinenrand, over de zee,
waar de grootste dichters over zongen; hij zal
Een schichtige blik naar ginds in de drukkerij, waar ande
re typografen bezig zijn, naar daar, naar hier, naar vlak
naast zich: hij ziet „touwtjes".
Vóór tot hem doordringt, dat deze touwtjes niet dienen,
om hem de leek en indringer op te hangen, maar
slechts om reeds gezette copy op maat, kolom na kolom, in
de vorm te passen, stamelt hij een: „ik ga dan maar, ik ga
thuis welin m'n pen klimmenHij vlucht, de
lafaard!
Achter hem klinkt geen hoongelach. Er zal misschien
gefluisterd zijn: wat weten die schrijvertjes er ook van af,
wat er in een grote drukkerij te koop is! Zij schrijven maar-
en corrigeren maar en reviseren maar, en wij typografen
doen het grote, moeilijke en heel accurate werk!
Thuis hoeft de redacteur niet lang na te denken. Hij
schrijft vlot een artikeltje over de Badbodekeuken.
Uit zijn pen vloeit: eerbied voor het werk der typografen!
Wanneer de Badboderedacteur
zich op zijn snelle ros van Alkmaar
naar Bergen begeeft, voelt hij zich
als een van die kwieke sterntjes, die
naast hem over het water schieten op
zoek naar buit. Dan galmt de stern
tjes-kreet hem in de oren: „copie!
copie! zoek copie!" Zijn fietsraderen
suizen het: „copie, copie!" en een
peinzende reiger in een slootje verder
op in de wei werpt hem een wijze
blik toe, die beduidt: „zoek copie,
copie!"
Dan raakt de redacteur bijna uit
het veld geslagen om zoveel verma
ningen en vooral, wanneer goed tot
hem doordringt, dat het dertien we
ken lang zulk een driftig jagen naar
copie zal worden. Maar o geluk,
ginds wapperen hem vlaggen vrolijk
toe, ginds komen uit de richting Ber
gen groepjes blijde fietsers en gezon
de wandelaars in luchtige zomerkle
ding en met het bekende rolletje
handdoek en badgoed op de baga
gedrager of in de hand. Ha, die geluk
kigen begeven zich duidelijk naar een
zwembad, naar de verrukkelijkste
aller openluchtzweminrichtingen, naar
Pesie's Bad daar aan de mooie groe
ne Bergerweg.
En wat gebeurt? De overmoedige
redacteur wendt het stuur en mengt
zich onder die blijde mensen, die gaan
baden en zwemmen, en zonnen en
luieren in het gras. Hij hoeft zijn pas
separtout (dat Pesie aan een redac
teur van een Badbode natuurlijk al
lang vóór het seizoen toegezonden
heeft) niet eens te tonen. Hem is dit
ogenblikje van verpozing in het
jachtige, drukke journalistenbestaan
zeker van harte gegund.
En nog wat later is hij als een echt
sterntje en neemt zijn duik. O, dat
genot, wanneer het heldere water
opensplijt en je opneemt. Nog even
nog even, al wordt er gewacht op
copie.
Hij wordt als een ondeugend kind,
want hij ETijft, uit het water gestegen,
nog treuzelen en strekt zijn luie leden
uit op het koele gras. Hij laat voor
nog enige ogenblikken de sterntjes
over zijn soezerig hoofd scheren en
roepen: „copie, copie, zoek copie!"
Hij dommelt al in. Hij is tevreden.
Hoe kan het ook anders? Dit is im
mers ieder, die hier, bij Pesie, zijn
duik neemt!
Bergen aan Zee
HIJ IS GOED!
Jansen en Pietersen ontmoeten
elkaar op 't strand van Bergen aan
Zee. Jansen loopt ietg te zoeken.
Pietersen: „Wat zoek je, joh!"
Jansen: ,,'n ToffeePietersen:
„Wat zeg je nou, 'n toffee? Man, en
dat met die hitte. Je ziet al zo rood
als 'n kalkoense haan. Hou toch op
met dat zoeken, dan krijg je van mij
wel 'n andere toffee!" Jansen: „Ja
maar, m'n gebit zit er aan!"