Mr. O. R. BRUNNER, Een hoekje „zonnig zuiden" in Bergen Wapen van Bergen Zomerzegels Paviljoen „Trianon" VOOR UW LUNCH EN DINER voorzitter van het Kunstenaarscentrum, sprak ter opening van de tu/eede ten toonstelling in „Het Huis met de Pilaren" „Toen 14 dagen geleden onze bur gemeester Dr. HUIJGENS in z'n hoe danigheid van beschermheer van het K. C. B. de eerste tentoonstelling van het nieuwe seizoen opende, me moreerde hij het ontstaan een jaar geleden van het KUNSTCENTRUM, dat in een plaats als Bergen, rijke lijk gezegend met Kunstenaars op velerlei gebied, een nuttige coördine rende werking zou kunnen hebben, hetgeen inderdaad juist gezien bleek te zijn, gelijk ook proefondervindelijk is gebleken. Bij de opening van deze tentoon stelling, de tweede van een hele reeks volgende exposities, waarmede de werkende leden van ons Kunstcen trum blijk geven van loflijke produc tiviteit en dat in deze tijden zou ik gaarne de aandacht willen vesti gen op een andere doelstelling van ons centrum. Het BERGENSE KUNSTCENTRUM is vorig jaar mede in het leven geroe pen om de Kunst in het algemeen te bevorderen en te hoeden. Kunstlievende leden en donateurs hebben door toetreding blijk gegeven van sympathie voor het streven van dit genootschap. De combinatie van Kunstenaar Kunstminnaar in één vereniging is zij het geen onbekende toch geen gewone figuur. En toch is zij zo voor de hand liggend; is coöperatie en collaboratie, als ik dit woord, dat te genwoordig helaas een onaangename klank heeft, mag gebruiken, van deze groepen in onze maatschappij van heden zo brood nodig. Ik zou zelfs nog verder willen gaan. Niet alleen is contact tussen Kunste naar-Kunstliefhebber zo noodzakelijk en hebben deze groepen van mensen elkander van node in voortdurende wisselwerking; ook de Kunstenaar en de mens het publiek in het al gemeen hebben elkaar nodig. Want het is een grote dwaling en een ernstige fout, indien een mens vermeent te kunnen leven zonder Kunst, indien hij bevrediging vindt louter en alleen in de dorre banale, soms klemmende en beangstigende realiteit van het leven van alle dag. Een ieder toch, wiens hart en geest niet volkomen is afgestompt, heeft ogenblikken, dat hij hunkert en streeft naar het hogere, het edele, naar verdieping; naar schoonheid, naar dat wat zo moeilijk te defini ëren is en dat aangeduid wordt door het woord „KUNST". Want „KUNST" is niet enkel ver fraaiing van het leven en van de we reld in hun uiterlijkheid; Kunst is een integrerend deel van ons leven en van de wereld. Behoefte aan Kunst is niet slechts een eigenschap van de nor male mens, het is een vitale eis van de beschaafde mens, want Kunst is een kenmerk van beschaving. Indien derhalve Kunst een essen tieel element is vóór ons bestaan en in onze samenleving, dan is het ook zaak om de Kunst te hoeden en te beschermen, te behartigen en hoog te •houden. Wij hebben dit te zien als een culturele en als een sociale ver plichting van de hoogste orde. Wij allen dragen dan mede verantwoor delijkheid voor haar bestaan en voortbestaan, voor haar groei en voor haar bloei. En hoe staan wij Kunstminnaars tegenover de Kunst? Hoe staan wij niet-Kunstenaars tegenover de Kuns tenaar? Is het genoeg, dat wij de Kunst en de Kunstenaar welgezind zijn? Mis schien zelfs eren? Wellicht zijn er zelfs, die verklaren kunnen, dat zij bepaald een liefde voor de Kunst be zitten. Maar meestal blijft die dan toch beperkt tot een platonische. Nu is het geenszins het doel van mijn betoog, dat er naar gestreefd moet worden onze platonische gevoe lens te doen verkeren in meer voel bare uitingen van sympathie. Wij kunnen nu eenmaal niet allen Mae- cenassen zijn. Maar wel kunnen wij de voor de Kunst en vooral voor de Kunstenaar zo noodzakelijke en broodnodige belangstelling aankwe ken en bevorderen. Laten we meer en ernstig streven naar meer toena dering tot de Kunstenaar. Laat ons trachten meer en beter begrip te krijgen voor de Kunstenaar als on misbare factor in ons bestaan en voor zijn werk als product van en bijdrage tot onze cultuur. Laat ons tenminste helpen om zijn miskenning als sociaal element in onze samenleving en als schepper van een diep gewortelde levensbe hoefte, te bestrijden. PICASSO heeft eens in een inter- vieuw met een journalist sarcastisch opgemerkt; „het gezegde dat er niets gevaarlijkers is dan wapenen in handen van een generaal en gerech tigheid in handen van een rechter kunnen we ook toepassen op de Kunstenaar. Er is niets gevaarlijker dan het penseel in handen van een schilder. Het gevaar voor de samenleving is echter niet zo zichtbaar, maar we hebben heden ten dage niet meer de moed om schilders en dichters uit te bannen, voornamelijk omdat we niet langer het gevaar in aanmerking ne men om ze in onze steden te laten blijven". Tot zover PICASSO. Er gaapt nog een brede kloof tus sen Kunstenaar en publiek. Hieraan zijn wellicht beide schuldig. Ik zal hierop niet verder ingaan. Het ligt althans niet op mijn weg op de schuldvraag aan de zijde van de Kunstenaar in te gaan. Wat wij als publiek waartoe ik mc zelf reken in de eerste plaats hebben te doen, is het vitale belang te erkennen voor land en volk van de Kunst, van het essentiële element van de Kunstenaar in onze samen leving. Laten we ons openstellen en ontvankelijk betonen voor beide, niet allen passief, maar actief, daadwer kelijk, dus metterdaad. Ik moge besluiten met de aanha ling van een andere uitspraak van PICASSO in hetzelfde interview: „het meest essentiële va(j alles in deze tijden van morele armoede is zo zei hij enthousiasme te wek ken". Welnu, dit is ook het doel van het K. C. B., van onze exposities. Met dit doel voor ogen verklaar ik hierbij dezé tentoonstelling geopend. 1947-1948: U/at verdween De watertoren. „Er is iets veranderd aan Bergen", zullen de badgasten zeggen, die ook 't vorig jaar hun vacantie in ons dorp doorbrachten. Wie Bergen van de Oostzijde na dert, ziet het dadelijk. Er mist iets in het silhouet van de duinen. Een laag gebouwtje, dat door zijn verheven liéë'nS toch nog in hoogte kon wed ijveren met de kerktorens en daar al sinds het eind van de vorige eeuw prijkte, is verdwenen. In October '47 is het b'ekende wa tertorentje (want daarover hebben we het nu!) afgebroken. In de oorlog had het beschadigingen opgelopen en 't werd niet meer gebruikt. Wat vroeger bereikt werd door ni veau-verschil, geschiedt thans door middel van sterke pompen, waarmee men het water over veel groter af standen kan persen. De Bergenaren zullen zich nog wel herinneren, hoe de watertoren in de laatste oorlogsjaren geheel schuil ging onder een groot Duits (of Groot- Duits?) camouflagenet. Voor duinwandelaars, die in dit gebied bekend zijn, betekent de af braak ervan het wegvallen van een vertrouwd oriëntatiepunt. P. BEYNEVELD. Een ideaal dorpshoekje, een huis met zuilen als van een zonnig' Italiaans palazzo met bevallige loggia, geknipt als achtergrond voor het aardige blijspel van de „Venetiaanse guit Goldoni, de „Molière" van Italië, dat onder de titel „De Waaier" binnenkort bij uitgever Kroonder te Bussum gaat verschijnen. Of men verwacht, dat aanstonds van tussen twee pilaren der loggia de graag geziene gast in Bergen, de Amsterdamse concertzangeres Trude Westerouen van Meeteren zal verschijnen om ons in de gedaante van Flora Tosca een schone aria van Puccini voor te zingen. Of maar zien wij daar niet achter de open deur nog binnenskamers om aanstonds in het felle zonlicht te treden de schilder Rodolfo en zijn geliefde Mimi uit Puccini's onvergetelijke opera „La Bohème?" En zie aan: aan een tafeltje op het terras zit zowaar een der oudere kunstbroeders van het K. C. B, met een onvervalst Balbobaardje (U herinnert U wel die vliegergeneraal uit Italië, die eens met zijn lucht eskader op een wereldreis ook Amsterdam aandeed?). Kom, laten we niet langer in de brandende zuidelijke zon blijven staan, maar binnentredenen daar in de bekende tentoonstellings ruimten van het K. C. B. slaat ons alweer een zuidelijke hitte tegen, want het is er eivol kunstschilders en hun dames, genodigden en „ko pers van Kunst", zoals bij het K. C. B. het goede gebruik is. Luisterend naar de openingsrede van de voorzitter dringt tot ons door, dat deze de zuidelijke stemming volledig maakt door zijn fonkelende donkere ogen en zijn zeker niet Hollands aandoende scherpe gelaatstrekken. Ook onder de aanwezige Kunstschilders zien wij er, die Italianen zou den kunnen zijn. Bij het zien van de kunst, hier tentoongesteld, weten wij wel, dat we geen Cimabue, geen Mantegna, geen Tïtiaan of, om bij de jongeren te blijven Campigli of Chirico aantreffen. Het is goed Holland, waar we hier toeven en het is waar: de heer de Vries, als eigenaar van dit „Huis met de pilaren" de eigenlijke gastheer van allen (wat hij nog menig jaar moge blijven!), draagt niet de sierlijke voornamen Giovanni of Giuseppe of Gerolamo. Och, het is goed, om vele redenen, dat we hier in Holland zijn, in ons dorpje vlak bij die zee, waarover C. S. Adama van Scheltema, die indertijd achter het Russenmonument in Huize „De Windroos" woonde, dichtte: Wat zijt gij klein Holland Met al uw velden en vlakke wegen Met uw rampzalige aardappellanden, En uw vreeslijk droefgeestige regen, En uw lage goedaardige stranden Maar groot toch is de zee Holland Waaraan gij langzaam zijt verschenen, Waaruit ge als een schelp zijt geboren, Die zingt door uw hele land henen Dat elk in zijn ziel haar kan horen. Waar hebben wij zo gezellig geborreld en waar zo heerlijk gegeten? Och ja Voor philatelisten is het verblij dend, indien er nieuwe zegels ver schijnen. Deze keer zijn het vier ver schillende waarden, waarvan de toe slag voor culturele en sociale doel einden besteed zal worden, en wel als volgt: De helft voor culturele doeleinden: te weten voor: opdrachten aan noodlijdende werkers op cultureel gebied; het Prins Bernhard Fonds; het Voorzieningsfonds voor cul turele werkers voor steun in bijzondere gevallen. De helft voor sociale doeleinden: en wel voor: Tuberculosebestrijding; Irene-Fonds; Steun aan ongehuwde moeders; Rheumatiekbestrijding; Kinderuitzending; Arbeid voor Onvolwaardigen (A. V. 0.). Koopt de zegels, opdat ook U, met deze kleine toeslag te betalen, mede werkt aan het goede doel, dat deze verkoop beoogt. Wij hopen, dat ook de vacantiegangers voor hun post druk gebruik zullen maken van deze postzegels en van de prentbriefkaar ten, die van 17 Juni tot 17 Augustus te koop zullen zijn. Hoogwater te Bergen a. Zee JUNI 1948 Datum HOOG WATER v.m. n.m. 19 2,04 2,33 20 2,49 3,17 21 3,31 4 22 4,14 4,42 23 4,56 5,24 24 5,37 6,03 25 6,16 6,40 Bergen aan Zee WAT BERGEN BETEKENT.... voor Carolina H. Mac Gillavry, lector in de Kristallografie aan de Gem. Universiteit te A'dam. Herinnering aan Bergen. Kort voor de oorlog logeerde bij ons in Bergen een elfjarige Engelse jongen. Ik herinner mij deze verzuch ting: „Wat wou ik graag, dat Moeder hier was, dan zou ik haar de Ruïn^ laten zien en het kleine treintje!" .En werkelijk, als ik aan Bergen te rugdenk, zijn dat de twee .eerste beelden: De Ruïne met het lage muurtje om het oude met gras begroeide kerkhof, waar ik op verzoek van de wereldbe roemde natuurkundige Prof. P. Zee man zocht (en vond!) de grafsteen van zijn grootvader; daaromheen de oude lindebomen, het Museum en de kleine winkeltjes. Met enkele Drentse brinken wel het mooiste en meest ro mantische dorpsmiddelpunt in Neder land. Het kleine treintje: heerlijk ouder wets vervoermiddel, maar daarom dierbaarder dan de bus. We zijn er mee ingesneeuwd geraakt en het ge niet de twijfelachtige eer, de eerste „trein" geweest te zijn, die door de R. A. F. aangeschoten werd. Maar kent ge mooier treintraject dan dat van deze gemoedelijke Bello door het prachtige duingebied tussen Bergen Binnen en Bergen aan Zee? Ieder die Bergen kent heeft er zijn eigen typische herinneringen aan. Maar voor ieder, die nog iets van het kind in zich heeft weten te bewaren, zullen daarbij zijn: dé Ruïne en het kleine treintje.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1948 | | pagina 2