Van sterren en planeten Het Kermisfeest Koppiestaid za' ze' Waar hebben wij zo gezellig geborreld en waar zo heerlijk gegeten? Och ja Wapen van Bergen Pavilj oen „Trianon" VOOR UW LUNCH EN DINER „Fokkie Woef en 't rose schelpje" 2e blad 3 Juli 1948 ook in Bergen vanouds een ge liefd vermaak. IN VROEGER TIJD vierden de Ber- genaren hun kermis ronder rupsbaan, zonder swing-mill, zonder autoo- scooter of vliegbomsport, en zonder electrische raadselpop of dr. Robot- Volta, de levende machinemens, maar dat het er niettemin vrolijk toe kon gaan, ik behoef het U slechts te citeren uit het bekende boekje „De Heerlijkheid Bergen in Woord en Beeld" door wijlen Mevrouw M. van Reenen-Völter: „De Bergenaren, die gewoonlijk stil en ernstig zijn.gij moet ze zien als er kermis is. Zij zijn in hun vrolijkheid en uitgelatenheid niet te herkennen!" Afgeschaft en in ere hersteld. Talrijke oude zeden en gebruiken zijn verdwenen. Veel interessants wist Mevr. van Reenen hierover te vertellen: over Deelbrooddag (een oud gebruik uit de vijftiende eeuw, afgeschaft in 1911); over het z.g. bekene (vuurtjesstoken door de jeugd) op de avond van Deel brooddag, en over de Berger Omme gang; voorts over de typische gebrui kelijkheden bij begrafenissen; het lui den van de klok bij sterfgevallen, be grafenissen en brand; het lopen met de rommelpot op Vastenavond (nog in 1893); over de fraaie klederdrachten, welke thans nog te bewonderen zijn in het Museum, enz., enz. Wat er al niet voor mooie tradities teloor gingen! Zo werd ook, in 1924 bij besluit van de Raad, het kermisfeest na eerst enige tijd geschorst te zijn afge schaft. Was voor de mensen in Lutjebroek of Tuitjehorn de kermis een heel be langrijke gebeurtenis (misschien wel de belangrijkste van 't hele jaar), de wat meer verwende Bergenaren, ge woon aan velerlei seizoenattracties, konden het traditionele volksfeest toch ook niet vergeten. Enkele jaren voor het uitbreken van de oorlog werd de driedaagse kermis in ere hersteld en thans, in 1948, zal men er zelfs vier dagen vertier en vermaak kunnen zoeken. HOE DE BERGENAREN DIT VERMAAK VROEGER VIER DEN. „Gaaischot", een geliefd vermaak. In voorbije tijden werd het kermis feest gehouden in Augustus. Een groot genoegen voor de jongemannen van Bergen was dan, en ook bij andere, bijzondere gelegenheden ik denk hierbij aan de „inhalinge van de Hoog Edelen Heer en Vrouwe van Bergen" op de 27st2 October 1660 het gaai schieten of „schietten van de pape- gaey", zoals het ergens in een oud geschrift genoemd wordt. Als mikpunt diende een houten vo gel met uitgespreide wieken, de pa- pegaey, of wel vier houten kippen en een haan, die op een hoge paal be vestigd waren.' Vooral op het terrein achter de Rustende Jager werd dit vermaak eertijds beoefend. Enkele van de oude geweren (zgn. trompladers), waarmee de houten vo gels beschoten werden, zijn nog te zien in het Museum. Welk een grote plaats het typische vermaak in de harten der Bergenaren moet hebben ingenomen, blijkt uit de naam „gaaischot", die ook aan de Augustuskermis gegeven werd. „Berger-ommegang" een andere naam. In vroeger eeuwen schijnt er te Bergen een kermis in het voorjaar ge weest te zijn, bekend onder de naam „Berger-ommegang", zulks naar aan leiding van de plechtige omgang of processie, welke na de St. Elisabeths- vloed (in 1421) elk jaar in de maand Mei plaats vond. Het daarmee verband houdende „Mirakel van Bergen" is een belang wekkende historie, die echter te uit voerig is om in dit verband te worden beschreven. De artikelen over de kerk-ruïne, welke de vorige zomer in de Badbode verschenen, bevatten er een volledig relaas van. De boerenschots, een over blijfsel uit de Franse tijd. Zoals de lezer weet, duurde de Ber ger kermis vroeger dus drie dagen. Niemand bleef thuis, oud en jong wilde dan dansen. Zondag en Dinsdag was voor onge huwde paren, de Maandag voor de ge huwden bestemd. Zelfs grootvaders en grootmoeders genoten er van tot laat in de nacht. Sommigen van hen waren beroemd om hun bedrevenheid in het dansen van.de boerenschots een Omstreeks 1900 nog bekend overblijfsel uit de Franse tijd. De oudere Bergenaren, die een ge zellig ouderwets dansje niet versma den, kunnen ook thans hun hart op halen in café Nieuwendijk aan de Dorpsstraat, waar gedurende de ker mis in 1947 nog geheel volgens tra ditie op Zondag en Dinsdag door de jongelui, en 's Maandags door de ge trouwden gedanst werd. Ook de kinderen van Bergen zoch ten reeds in vervlogen tijden hun ver tier op de kermis. Ter dekking van de onkosten boden zij aan ooms en tantes een kermis- prent aan. Deze had een rand van ge kleurde plaatjes, en was in het midden door de jongen of het meisje beschre ven, terwijl Meester de hoofdletters met kunstige, krullen, koppen en zwaantjes versierd had. De kermis werd weer in ere her steld, maar de kermisprenten missen we nog. Misschien zullen de jongens op school ze in de toekomst wel weer eens gaan maken, doch dan zullen ze er zelf iets op moeten tekenen, want de meesters zijn tegenwoordig niet zo vaardig in het hanteren van de (gan- ze)pen als hun ambtgenoten van wel eer! P. BEYNEVELD. /r „Koppie doen!!!" riep Train bai de achterdeur, want ze wist, dat 'k achter in de tuin an 't eerdebaaie plokke was. „Joe-oe!" schreeuwde ik terug. Op'n kip en 'n drip wist 'k nog gauw me slof vol te plokke. Zo, dat was 'beurd, die konne weer in 't kelderkasSie. Effies me hande wasse bai de goótstien en toe nei binne. Nou, deer was meer as koffie, want deer zat Train mit nog zes aare waive. Opoe was er ok bai. Dat was allemans opoe. Familie of gien familie, iederien noemde heur Opoe, omdat ze bai alle Bergers bekend was. Ze was altaid eve blaid, altaid tevrede. Ik mag 'r graag en dat zit 'm miskien wel deer in, dat ze ok zo graag koffie lus. „Dat had je niet docht, hè?" zai Train, „zoveul visite. Je woue altaid graag wat hewwe bai de koffie en nou hejje wat!" ,,'t Is goed, oor Train", zai ik, „de koffie bederve ze niet en dat gekakel van jullie is net as 'n donderbui: aas 't voorbai is, vin je de rust weer dubbel zo mooi". Ik wacht op m'n tweide bakkie en steek lekker 'n sigaar op. Jans had 't woord. Over d'r zeun: Hai was alweer hoger komme, hai zou Dirretteur worre van 'n febriek. Ze zage 'm niet veul meer, want hij had 't drok en verkering mit 'n raik maissie. No ja, die jonge had 't toch maar best! Toe begon Griet over d'r twei jonges: Ien had 'r 'n beste betrekking in 't buitenland. Nou ja, hai was kwaad van huis gaan en ging ze aige gang; dat kwam later miskien weer terecht. De aar Afain, leet 'k uitschaie, 't was allegaar ien toet mem. Die jonges vloge allegaar eve hoog: diploma dut, diploma dat. Opoe zai niks. Wai wiste allegaar wel, dat Opoe maar ien jonge had en dat ie ampran de kost kon verdiene voor ze huishouwenghie. Toe kwam Jans iniens uit de hoek en 'k weet nog niet, of 't 'n lolletje was of wat erger. Zo goesmoes zait ze teuge Opoe: „Nou, Opoe, wanneer word jou Gert dirrekteur mit 'n grote aige auto?" Opoe wordt niet kwaad. Ze wacht effies en d'r ogies beginnen zo lekker te glundere aas ze begint: „Gert heb 'n roestige fiets, maar drie keer in de week trapt ie uit de stad nei me toe. Den heb ie nog wat mei van ze armoedje en hai helpt me in 't tuintje en bai de kippe hij haalt 'n koppie bai me, we keuvele effies gezellig en as ie weggaat geve we mekaar 'n dikke zoen. En meer hew 'k niet nódig!" 't Tweide bakkie hewwe- allang had en twaalf keer hew 'n van de ien of de aar al 'hoord, dat 't taid wier om 'r s op te stappe. Toe gonge ze op lest. „Je moet effies wachte, Opoe!" zai 'k. „Effies me aare skoene an, den breng ik je wel thuis". De aare gonge weg. Train roöde de boel op en wai stapte koeterdekoet de wurft of. Opoe an me ene arm en de sief eerdebaaie an de aare. Ze was gauw thuis en de slof eerdebaie vond ze veul te veul. „Dat ken 'k ommers nooit op!" „Dat weet 'k wel", zai 'k, „maar 'k weet ok, dat je ze morge an Gert geef aas ie komt, en dat majje ok grust. Dag, hoor, en Gert de groete!" „idem". Weet u het nog. Ons zonnestel sel, waarvan de zon koningin is? Waar de negen rond haar heen wen telende planeten de rol van minister spelen? Kijk, daar hult de hemelkoningin zich in groot avondtoilet. Ze gaat ter feeste in het land achter de zee. Met de sluiers van haar gouden en purpe ren gewaad wuift zij ons goede nacht. Lang nadat zij verdween gleed langs de horizon de veelkleurige sleep van haar wolkenkleed. Dan verdwijnen langzaam aan slui ers en sleep. Het wordt donker. Wie heeft daar de plaats van de koningin ingenomen? O, u ziet het al; Het is een van haar hofdames, de blanke maan. Wat is dat kind nog jong! De mensen spreken van „nieuw", maar dat past hier slecht. Men kan spreken van nieuwe mode of nieuwe haring, maar dat hofdametje ginds aan de Wosterhemel is jong. Heel jong zelfs. Zie hoe teer, hoe fijn, hoe slank en buigzaam! Zal ze nog groeien? Nog wat ronder van gestalte worden? Ze lijkt ons nog erg onvolwassen. Maar ze schijnt wel te weten, wat ze wil, want ze beweegt zich heel positief van de zon af in de richting van Naar wie loopt ze toch toe O, we zien het al! Ze is op weg naar een van de planeetministers, naar de oude, stoere Saturnus, die in het ge volg van de zon reist en haar wel spoedig achter de horizon zal volgen. Het jonge maantje heeft geen haast, maar het zal toch elke dag wat dich ter bij de machtige Saturnus komen. 9 Juli om zes uur 's morgeps zal ze de oude knorrepot bezoeken en dan wil ze direct doorreizen naar die an dere, kleinere planeet: Mars, minis ter van oorlog. Die bereikt ze op elf Juli op een van de avonduren. Of we die twee planeten zien kun nen Probeert u het eens, als het licht van de zon pas is verdwenen, als zijzelf achter de horizon is, maar haar twee planeten nog niet. Het jon ge maansikkeltje wijst u de weg. Dus naar het Westen kijken, maar vergeet later op de avond die andere planeet in het Zuiden niet: Jupiter! CASTOR EN POLLUX. MET JAN IVANGH OP EXCURSIE van onze speciale verslaggever, die ons geregeld van de excur sies op de hoogte gaat houden. Toen we die eerste Woensdagavond om half acht bij de „Linde" kwamen, waren er een twintigtal mensen om met Jan Ivangh op excursie te gaan. De lezer, die niet meegegaan is, zal zich misschien afvragen: „Wie is Jan Ivangh?" Wel, hij is een van de jeugd leiders van Bergen, die op zijn eigen houtje in de zomer voor de badgasten en Bergenaren natuurhistorische ex cursies leidt. We gingen langs de Rondekom, waarvan de leider ons vertelde (als u dat weten wilt, moet u de volgende keer maar meegaan). Jan voerde ons verder langs „het Hof" via enkele bospaadjes naar het Wiertdijkje. Hier vroeg onze leider, of iemand soms wist, hoe deze vreemde naam ont staan is, wat niemand, zelfs geen van de Bergenaren wist. Langs de Voert, waar de excursieleider ons op ver schillende zeldzame of gewone plan ten en vogels wees, ging het naar de Fransman. Hier gingen we langs een omweggetje het duin op en daar ver telde Jan ons in het kort iets over het ontstaan van het landschap. Onder alle bedrijven door was het reeds tijd geworden om naar huis te gaan. De kleine geldelijke bijdrage voor deelname aan deze excursies (20 ets.) wordt alleen gebruikt voor het aan schaffen van wetenschappelijk mate riaal. Het was een zeer aangename en prettige excursie. Ik kan de mensen dan ook niet genoeg aanraden, de vol gende keer mee te gaan. Door Jan's vacantie in Doornspijk kon de wande ling van Woensdag 1.1. niet meer in de Badbode aangekondigd worden, maar in de dagbladen kon het bericht nog verschijnen. In het vervolg echter zal in de Badbode elke nieuwe ex cursie vermeld worden, want Jan Ivangh's initiatief is niet genoeg te waarderen. Bergen aan Zee Ons Kinderverhaal met prijsvraag IV (Korte inhoud vorige hfdst.: Zeehondje Fokkie Woej, die al tijd van „land" gedroomd heeft, mag iets kiezen als hij 'n prijs vraag gewonnen heeft, en hij uit zijn wens. Maar 'n landreis kan natuurlijk niet, 't wordt 'n zeereis om de aardbol. De directeur van de krant neemt Fokkie en zijn vriendje echter al eens mee, Hollands kust langs). Boefje mocht mee en zo gingen Fokkie en hij, om alvast 'n voorproef je van de grote reis te krijgen, in de snelle gestroomlijnde zeeslee van Meneer Bruinvis de Hollandse kust langs. Maar de eigenlijke prijs van de prijsvraag zou gebeuren in 'n daarvoor afgehuurde Zee slang; met alle redactieleden van „Ons Zeepaardje" cn de directie en de drukkers en zetters en kan toorjuffen en ieder, die met deze krant te maken had. Nou, Fokkie en Boefje genoten al wel, maar Fokkie was eigenlijk 'n koppig zeehonden- manneke, want als hij van uit zee, daar in de Bruinvisslee, 't Bio-slot zag, dacht hij: „Ik wil helemaal niet naar Texel of naar de Afsluitdijk of naar de Hondsbosse bah, die Hondsbosse met al die harde keien! ik wil naar Bio-Bio o zo Ko halderióóó!" En daar begon hij me vanzelf 'n liedje te zingen op de maat van 't pleizierige geronk van de Bruinvis, die fier de golven van ons Noordzeetje doorkliefde. Weer thuis zeiden Pa en Moe Woef: „Jij, boffer van 'n Fokkie, zo'n extra tochtje, en dat is nog niet eens de grote zeereis van de prijsvraag!" En de Pa en Ma van Boefje zeiden: „Jij, boffer van 'n Boef, zo'n extra tochtje en je hebt niet eens de prijsvraag goed gehad!" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1948 | | pagina 3