DE MEEUW
Blanke Vliegers
Anthonie Fokker
„DE RUSTENDE
JAGER"
Modern en gezellig
ttarrq Lobrink
Ensemble Koldy
„Fokkie U/oef en 't
rose schelpje"
Wapen van Bergen ™«a5
Na hijgend klimmen rust ik op den rand
Van 't hooge duin. De zwoelte is verdreven.
De wind heeft klank en kleur hier, draagt het leven
In volheid om mij, tot mij, in mijn hand.
Een schaduw glijdt voorbijmij suizelt even
Een slag langs 't hoofd! Opeens een zeemeeuw bant
De leegheid uit de zonlucht boven 't zand,
En wendt haar wieken om weer neer te zweven.
Het is, of zij het blauw rondom haar witheid reiner
En dieper maakt, of zomer toestroomt om haar vlerken
Ik voel dit wondergroot, de heele zee is kleiner!
Een vogel in de luchtGelooven onze sterken-
In-schoonheid dit dan ooit te kunnen? Hoeveel zijn er,
Die in Gods eenvoud-kunst hun eindigheid bemerken?
S. Pinkhof, Uit „Verzen" (uitg. v, Dishoeck).
y
Wie kent deze vogels niet? Prac-
tisch iedereen, maar toch nemen de
meeste mensen niet zoveel notitie van
onze zilvermeeuw (Larus argentatus).
Trouwens, een ieder, die vast zit in
de sleur van het dagelijkse leven,
komt er niet zó vaak toe, om de vo
gels in de natuur nader te gaan be
studeren. Dit is slechts weggelegd
voor de enkeling.
Maar toch kan in de vacantietijd
iedereen, die gevoel voor de schoon
heid der natuur en het vogelleven
heeft, zich wel een paar uren losma
ken, om die mooie dingen in de na
tuur eens te bewonderen, welke hem
het meest na aan het hart liggen.
Ditmaal wil ik u dan als gids dienen
en u eens nader in kennis brengen
met het leven der zilvermeeuwen,
's Winters zijn de meeuwen gasten in
de grote steden, waar ze boven de
grachten vliegen, bij de mensen om
voedsel bedelend, voor de huizen
zwenken en hun rauwe kreten laten
opklinken tussen de grote huizenrijen.
Gedurende die lange maanden ver
toeven ze aan een stuk door in de
stad. Weer andere groepen meeuwen
zoeken de stad niet op, doch over
winteren aan zee op het strand, waar
ze hun voedsel moeizaam opscharre
len. In het vroege voorjaar keren ze
allen naar de broedplaatsen terug en
maken zich gereed voor de broedtijd.
Dan kan men ze zien op de duinkop
pen in de kolonie of in de blauwe
lucht, waar ze hun paringsdriften on
der luid geschreeuw ten uitvoer bren
gen. Ongeveer half Mei broeden de
meeuwen wel op de eerste eieren en
het lawaai is dan verminderd. Wan
neer men de nesten nadert, vliegt
het wijfje schuw op en gaat tezamen
met het mannetje de dolste duik
vluchten op uw hoofd uitvoeren, om
u toch maar vooral van hun heilig
dom te verjagen. Ook vallen de
meeuwen vogels aan, die hun nesten
te dicht naderen. Hebt u nog nooit
een wulp slaags gezien met een zil
ver? Let er maar eens op, hoe die
twee elkaar belagen! Zowel de man
netjesmeeuw als het wijfje broedt op
de eieren. Zij wisselen elkaar telkens
af.
Als de eieren circa 25 dagen be
broed zijn, komen de jongen uit. Eerst
pikt het jong een klein gaatje in de
schaal, duwt er vervolgens zijn hele
snavel door en maakt het gat al gro
ter; tenslotte breekt de hele schaal in
tweeën en rolt het natte donsjong in
het nest. Dit verlaat het weer na on
geveer een uur, nadat het zich heeft
laten opdrogen. Ik vond eens een nest
van een stormmeeuw in de „Ver
brande Pan", dat in een boom zat.
Hier lieten de jongen zich, nadat ze
uit de schalen gerold waren, pardoes
uit het nest dat wel twee meter
hoog van de grond lag vallen en
kwamen allemaal goed terecht in het
zand of struiken, waarna ze net zo
verder leefden als de andere meeu
wenkinderen, die wel op de grond
geboren waren.
De jonge meeuwtjes blijven nooit
bij elkaar; ze leven geheel van broer
tje of zusje- gescheiden. De ouders
vinden ze altijd weer terug, om ze te
voederen. Hierbij stort de oude vogel
de hele inhoud van de krop leeg in de
keel van het jonge dier, dat alles
schrokkig doorslikt. Worden de jon
gen groter, dan krijgen ze een bruin
verenpakje, dat telkens verandert.
Als ze het vierde jaar ingaan, krij
gen ze de vaste kleur: blauw-grijs
dek en sneeuwwitte onderkant.
De meeuw is een alles-eter en be
dreigt de andere duinvogels door het
roven van eieren en jongen.
In Bergen aan Zee heeft de meeu
wenkolonie door oorlogshandelingen
en door eierroof zeer geleden, zodat
ik wel durf aan te nemen, dat in de
toekomst aldaar geen meeuwen meer
zullen broeden. Moge onderstaand
schema u daarvan een kleine indruk
geven:
in 1938 broedden er 7000 paren, in
1940: 4000 p., in 1945: 800 p., in 1946:
400 p., in 1947: 300 p. en in 1948 nog
geen 100 paren. Wel zijn er in dit
voorjaar meerdere meeuwenparen ge
weest met het plan om te broeden,
doch ze werden verstoord door eier-
rovers en namen de vlucht naar veili
ger oorden.
Heus, ik zeg niet te veel, dat, als
dit zo doorgaat, binnen drie jaren in
de Berger duinen geen zilvermeeu
wenbroedplaats meer zal zijn! Helaas.
Bob Boersma Jr.
V.
Anthonie Fokker en zijn Moeder
WIJ PRAATTEN MET...
mevrouw C. J. Fokker, de zuster van
de wereldberoemde Anthonie Fokker
en natuurlijk deed uw redacteur al
gauw de vraag; „Is uw broer vaak in
Bergen geweest?" Het antwoord
luidde: „Het gebeurde wel, maar spo
radisch. Als hij mijn Moeder bezocht,
die, zoals u weet aan de Wilhelmina-
laan woonde, maar die helaas ook al
gestorven is, dan was hij van zijn rei
zen zo moe, dat hij al heel gauw op
de canapé ging liggen en in slaap viel.
Mijn Moeder liet hem dan goedig
'n half uurtje slapen. Daarna was hij
weer fit". „Kunt U mij iets over
zijn karakter vertellen, was hij trots
op al zijn enorme successen en zijn
wereldnaam?" „Nee, hij beroemde
zich nooit op eigen daden; hij was
eerder als 'n schooljongen. Wanneer
hij aankwam, was het eerste wat hij
tegen mijn Moeder zei: „Zo, eeuwige
jeugd, hoe staat 't er mee?" Zij
was zeer bij voor haar leeftijd en hel
der van geest. Ik heb hier 'n aardige
foto, waarop zij uitstekend staat met
haar zoon. Die werd gemaakt bij zijn
25 jarig jubileum als constructeur en
aviateur Maar, om op uw eerste
vraag terug te komen: in Bergen was
hij dus maar enige uren en enkele ke
ren per jaar. Iets grappigs en persoon
lijks is 't volgende: eens nam hij zijn
twee nichtjes van ongeveer 4 en 5 jr.
mee in zijn auto naar zee. Hij nam de
kleinste voorin, maar deze was wat
eenkennig en zette een keel op! Hin
derde niets: toch moest ze naast hem
blijven zitten, al bleef ze huilen. Hij
hield zijn arm om haar heen en stuur
de zo". Mevrouw Fokker toonde
nog krantenknipsels en andere herin
neringen uit haar Fokker-album en
het viel op, met hoeveel eerbied zij
over haar Moeder sprak en met hoe
veel tróts over haar grote broer
„Tonny".
Bij het afscheid had de redacteur
natuurlijk het aardige foto'tje van
„Moeder en zoon" in zijn zak, niet
zonder aarzelen door Mevrouw Fok
ker afgestaan voor reproductie in de
Badbode, want zo'n kostbaar stuk,
waarvan er slechts een bestaat, geeft
men niet licht uit handen. Maar, zij
deed er een goed werk mee, want
alle Badbodelezers zullen zich ver
heugen in dit blijde kiekje.
Bezoekt
BERGEN N.H.
Dancing
Café-Restaurant
(Restaurant a la Carte)
Ons Kinderverhaal met
prijsvraag
(Korte inhoud vorige hfdst.:
Zeehondje Fokkie Woef mag
na 't winnen van 'n prijsvraag
samen met zijn vriend Boefje
Foca een grote zeereis maken
op „De Zeeslang". Onderweg is
hij stil en piekert, hoe hij er
van af kan, want hij wil op het
land komen en naar 't Bio-
kasteel op 't Russenduin).
VI.
Zeegod Neptunus was Fokkie goed
gezind, want hij gaf hem 'n kans. Bijna
hadden ze de zeereis achter de rug.
Er was gezongen en gegeten en ge
dronken en gedanst en - er waren
kiekjes gemaakt en zelfs 'n film. De
hoofdredacteur zelf had alles aan
Fokkie en Boefje gewezen: 't eiland
Albion met de gele krijtrotsen, en de
dreigende rots Gibraltar, en Afrika
en o zo Veel. En nu kregen ze
weer de bekende duinen in 't oog met
op een er van 't Bio-slot. De redac
teur vertelde, dat daar vlakbij vroe
ger ook nog 'n koepel was, maar die
hadden boze mensen Moffen noem
de hij ze afgebroken, 't Is jammer,
't te moeten zeggen, maar 't kon Fok
kie allemaal niet veel schelen. Hij
dacht maar: nu of nooit! En, wat zag
hij daar? Wat blies zeegod Neptunus
naar hem toe? Wat dreef daar?
'n Grote rubber ring. Ja, dat wist Fok
wel, wat dat was: 'n zwemgordel,
waar mensenkinderen wel op dreven
als ze zeehondje speelden. Fokkie
wist, wat hem te doen stond. „Wat
'nbof!" zei hij en er ging 'n gejuich
op, want om hem heen dachten ze,
dat hij „Wat 'nMof!" gezegd had.
(Wordt vervolgd).
BERGENSE VLIEGERS OVER
AFSTANDEN VAN 100—1000 K.M,
In Bergen zijn er van die vliegers
liefst 250!
U wrijft u de ogen uit, want u ver
wacht, dat 't vliegveld nu weer in ge
bruik genomen wordt. Nee, gelukkig
niet: 't betreft hier andere vliegers:
onze postduiven, en in de mnd. Mei
t.e.m. Sept. kunt ge daarmee de 12
leden van de Vereniging „Berger
Luchtpost" (die sinds 1936 bestaat)
ijverig bezig zien. Daar er hier door
materiaalschaarste nog te weinig lief
hebbers zijn, hebben zij zich aange
sloten bij de Alkmaarse sportmak-
kers. Tijdens de oorlog moesten, op
enkele onderduikers na, de duiven af
gemaakt worden, zodat er na de be
vrijding van voren af aan opgebouwd
diende te worden. De vluchten zijn
verdeeld in fond- en vitessevluchten
en er wordt gevlogen over afstanden
van 1001000 k.m. Vóór de duiven
aan de concoursen deelnemen, wor
den er eerst enige oefenvluchten ge
houden. De verzending geschiedt
meestal per spoor, maar 't is aardig
in deze „Badbode", die voor 'n deel
aan „vliegen" gewijd is, te vermelden,
dat de vogels voor de fondvluchten
ook wel PER VLIEGTUIG verzonden
worden, wat 't voordeel biedt, dat ze
dan niet zo lang in de reismanden be
hoeven te zitten. Eerst hebben vluch
ten door oude, daarna door jonge
duiven plaats en vervolgens de z.g.
navluchten van oude en jonge geza
menlijk. Over de snelheden zult u
verbaasd staan: er worden er bereikt
van ongeveer 100 k.m. per uur met de
wind mee; bij wind tegen zijn deze
pl.m. 70-80 k.m. De weersomstandig
heden spelen hier natuurlijk 'n be
langrijke rol. Duiven, die aan de
vluchten deelnemen, worden, alvo
rens ze verzonden worden, aan 'n des
kundig onderzoek onderworpen, of ze
in goede conditie zijn; zo b.v. wat
betreft nestpositie, 't ruien der pen
nen enz. en naar gelang de afstand
der vlucht. De ene duif is sneller op
de korte-, de andere daarentegen op
de lange afstand. Zo wordt alles wel
terdege overwogen.
W. Heijstra,
Secr. „Berger Luchtpost".
Hoogwater te Bergen aZee
JULI 1948
Datum
HOOG WATER
v.m.
n.m.
17
0,33
1,12
18
1,38
2,11
19
2,29
3,—
20
3,15
3,45
21
3,59
4,28
22
4,39
5,07
23
5,17
5,44
FOKKER'S GESTROOMLIJNDE
WONDERJACHT.
Uit de krantenknipsels, welke Me
vrouw C. J. Fokker te Bergen zo wel
willend was te lenen voor onze Bad
bode, kozen wij onderstaand arti
keltje over de plechtigheid, die vele
lezers zich nog wel zullen herinneren.
Het luidt: „Wonderschip te water ge
laten. Fokker's moeder verricht
doopplechtigheid. Het nieuwe jacht
van Anthonie Fokker is gisteren te
Nyack in New Yersey te water gela
ten op een wijze, die de moderne
techniek eer aandoet en passend is
voor het technisch wonderstuk, dat
Fokker van zijn jacht wil maken. De
doopplechtigheid is n.l. verricht door
Fokker's moeder, die door een oceaan
van het schip, dat zij van stapel deed
lopen, gescheiden was. Mevr. Fokker
bevond zich in haar landelijke woning
(Huize „At last" a. d. Wilhelminalaan)
te Bergen, waar zij gisterenavond om
streeks kwart over acht telefonisch
met haar zoon verbonden werd. Vol
gens de door haar ontvangen instruc
ties liet zij onmiddellijk na het uit
spreken van de woorden: „Now let
her go" een electrische schel horen,
waarna de boot te water gleed. Hier
na doopte Mevr. Fokker het jacht
„Q. E. D." (Quod est demonstrandum
wat te bewijzen is). Met behulp
van luidsprekers werden de woorden
van mevr. Fokker op de werf in
Nyack vertolkt en, naar zij later ver
nam, hebben de talrijke gasten en het
personeel van de werf de woorden
uitstekend kunnen verstaan. De te
waterlating is goed verlopen en alle
aanwezigen waren opgetogen over
het ranke vaartuig".
Waar hebben wij zo gezellig geborreld en
waar zo heerlijk gegeten? Och ja