Tu/ee brieven
A
W; t\
LIQQIESFEEST
G>
„Fokki'e U/oef en 't
rose schelpje"
HHHHHHHHHHnH&HHnHBniB
2e blad 7 Aug. 1948 f~~
Een der trouwste medewerkers
van talrijke vorige Badbode-
jaargangen schrijtt: „Ik ben
druk bezet, maar belofte maakt
schuld en ik hoop, dat ik U met
het bijgaande kan gerieven".
Nu, dat kan hij zeker en we
zijn dankbaar, dat we hem ook
weer in onze Badbode 1948
mogen terugzien,
„De mens is zo oud als hij zich voelt
en zo gelukkig als hij zichzelf weet te
maken zei mijn goede moeder altijd
en zo is het.
Twee van mijn jonge vrienden zijn
naar een vacantieoord. Ze hebben
beiden een eigen kijk ojp het leven.
Als ze naar de wolken keken, vond
de een ze mooi omdat hij in die sta
tig voorbijzeilende gevaarten allerlei
beelden zag. De andere zag alleen,
dat ze het zonlicht onderschepten en
ergerde zich bij de gedachte, dat er
al weer een regendag zou komen.
Ze zochten beiden de zon op in een
van onze badplaatsen en ze vonden
wel het vacantieoord, maar de zon
liet op zich wachten.
Twee brieven lagen er vanmorgen
op mijn tafel. Albert en Eduard had
den tegelijk geschreven. Hun epistels
droegen hetzelfde poststempel, maar
ze kennen elkaar niet en ze moeten
onverschillig langs elkaar heen geke
ken hebben, toen ze op weg naar de
zelfde bus waren.
„Ouwe jongen", schreef Albert, de
pessimist, „eindelijk dan eens een le
vensteken uit dit regendorp, dat ze
me misleidend als vacantieoord heb
ben afgeschilderd. Het is hier gruwe
lijk vervelend en als ik niet vooruit
had moeten betalen, zat ik vanavond
al in de trein naar Mokum, waar je
tenminste niet alle dagen op dezelfde
vervelende snuiten zit te kijken. Het
badpak, dat ik zo hoopvol in mijn
koffer had gestopt, ligt er nog altijd
in. Ik ben een half uur aan zee ge
weest en het was in één woord ver
schrikkelijk.
De zee is hier vuil en woest. Uit de
smerige zwarte wolken plenste de re
gen op mij neer en ik heb er een lelij
ke verkoudheid mee opgelopen, Het
traminetje, dat me er heen bracht,
loopt hier geloof ik al van 1850, maar
ze hebben destijds vergeten het in een
museum op te bergen. Ik ben maar
zo gauw mogelijk terug gegaan en
totaal verregend in De Hoestende
Burger gaan zitten, waar ik een war
me wijngroc besteld heb. De man, die
me bediende, zei, dat ik beter thee
kon nemen. Hij was geloof ik bang,
dat ik de groc niet kon betalen en
toen ben ik maar naar de overkant
gegaan, maar daar zaten een paar van
die apen, die de veldwachter narie
pen en omdat ik bang was, dat ik er
ook last door zou krijgen, ben ik maar
weer naar mijn pension gegaan, waar
ik nu al veertien dagen tegen een
natgeregende ruit kijk en me stierlijk
zit te vervelen.
We eten 's middags gezamenlijk en
je weet niet hoe vreselijk dat is. Al
lemaal wensen, die 't land hebben dat
ze met hun vacantietoeslag in regen
dorp terecht zijn gekomen. Het groot
ste deel leeft blijkbaar boven zijn
stand, maar ze doen allemaal even
deftig om dat te maskeren en te laten
zien, dat ze het pensionleven gewend
zijn. Zo gauw mogelijk vlucht ik altijd
naar mijn ongezellige kamer en ik
heb de hele bibliotheek van mijn hos
pita al uitgelezen, maar dat is geen
kunst als je weet, dat die maar uit
drie boeken bestaat. De inhoud daar
van zal ik je maar niet beschrijven,
maar waar komt de mens al niet toe,
als het er buiten uitziet of het No
vember is.
Mijn hospita is op de onzalige ge
dachte gekomen om mijn thee en kof
fie door haar dochter te laten boven
brengen. Het kind moet blijkbaar no
dig een man hebben en haar moeder
heeft vastgehoord, dat ik een baantje
heb waar weduwenpensioen aan ver
bonden is. De candidate zelf tart
iedere beschrijving en ik heb ze dan
ook duidelijk gemaakt dat ze. wat mij
betreft, gerust alle hoop kan laten va
ren. Vanmiddag toen ik, in mijn jas
gedoken, naar buiten gevlucht was,
kwam ik de burgemeester tegen. We
hebben samen kort geleden bij vrien
den gegeten, maar de man deed net
of hij mij nooit gezien had. Vanavond
is er feest in het pension. Er zal een
toneelstukje worden ongevoerd en een
dikke tante uit Zuid-Laren zit al de
Mit wolkies stoom van de trem en droppeltjes bezine van de auto's
worre de mense machinaal in Bergen perst op de dag der verlichtings-
eivend. Die heen en weer-stange van de locomotief en al die ploffies
van de bezine stampe de mense op ien gróte vaste klont, 'n Gof fietsers
raakt klem an de buitekant en kenne pas verder, om de gaatjes te vuile,
as ze de fietse op 'n ofstandje stalle. Wai krege zwager Gert en Maartje
Neel voor 'n nachie, want die woue ök persee de liggies zien.
Nou, we hewwe 't zien, maar 't zal Gert nag lang heuge, want hai is
in die iene eivend grais worre. Hai had in de drop staan van zo'n bran
dende keers. We stonge sfaif op 'n kloentje bai de meziek en we konne
gien stap meer verzette, maar Gert heb nagal puur zo'n dot heer op ze
kop en hai voelde niet, dat 't hete droppies ware. Erg maltentereg is
ie ök niet, want hai bleef gemoedereerd staan lache en dat ken ie as
ie in z'n goedgaan is, want 'tis 'nrare hapskeer. Toe we alle liggies
zien hadde en de drökte 'n beetje ofzakte, gonge we effies opsteke. Wat
hewwe 'n skik maakt om de graize kop van Gert en wat Gert anbe-
langt, die had 't zitte leite, maar Neeltje heb 'm zo gauw mogelek
opknapt bai de kastelain in huis. Mit Jenever gong 't er of, zai Gert,
maar dat vond ie misbruik van sterke drank. „Afain", zai Gert, „den
hewwe de luize ók nag 'n vröleke eivend!" Op lest raakte we op huis
an, want an alles komt 'n end en we hadde 'n hoop moois zien en lekker
effies opstoke. Thuis zakte we nag effies uit, want Train had nag
'n vers bakkie zet en der ware nag taartjes, 't Mocht niet al te laat
worre, want Gert most bai 'n buurman te sleipe, D'r wier welteruste
zaid en: „tot morge oggend, Gert!" en de liggieseivend was weer weest,
Sogges kwam Gert te broödeite bai ons en 'teerste wat Neel teuge
'm zait is: „No, Gert, ik docht, dat jai je boordje en je stroppie zelf niet
om kraige kon, maar je hew 't 'm goed lappen. Je ken 't net zo goed
as ik!"
„Thuis is 't zo'n stoethaspel", zait Neel teuge ons, „den mot 'k 'm
altaid hellepe mit anklede. Now hew 'k zien, dat 't maar iepies benne
van 'm, want hai kan 't zellef ök as 'tmot!"
Gert lache: „je kenne main grust allien uitgaan leite, want 'k heb jou
niet nódig! Ik houw gewoon 't zoödje om me nek, as 'k te bed gaan en
den hew 'k sogges niks te friemele."
't Aare jaar komme ze vast weer mit 't liggiesfeest, maar den doet
Neel z'n boordje en stroppie of, voordat ie nei buurman gaat.
„idem".
Banket-bakkerij
Tel. 2562
IJsbuffef
Oude Prinsweg 1
hele middag de piano te mishandelen.
Ze kan geen maat houden en ik begin
er langzamerhand gek van te worden.
Mijn hospita heeft mij toevertrouwd,
dat er na afloop aan pandverbeuren
wordt gedaan en ik houd mijn hart
vast bij de gedachte, dat ik die Oma
uit Appelscha uit de put zal moeten
halen.
Het beste zal zijn, dat ik er maar
tussen uitga, maar waarheen? Ik
weet het niet meer. Het is overal even
nat en ongezellig. Was ik maar thuis
gebleven, dan had ik tenminste mijn
geld gespaard!
Overd drie dagen zit ik weer in
Mokum. Dan is het leed geleden, maar
dan moet ik ook weer aan het werk.
Enfin, een volgend jaar beter uitkij
ken. Hier kom ik nooit meer terug.
Woon je nog altijd op die ongezellige
kamers en is die hond van jou nog
zo vreeselijk dik? Als ik tijd heb,
kom ik nog even langs. Tot so long.
ALBERT".
Ik zuchtte en dat doe ik gewoon
lijk als ik een brief van Albert heb
gelezen en sneed de enveloppe van
het tweede epistel open,
„Beste kerel" schreef mijn vriend
Eduard, de optimist „even een
briefje uit dit oord der genade, want
ik wil mijn vacantie niet beëindigden
zonder ook jou een levensteken te
hebben gegeven.
Ik ben nu een week hier en geniet
alle dagen van een heerlijke vacantie.
Jammer, dat het weer niet meewerkt,
want alles is hier natuurlijk op zomer
en zon ingesteld, maar met een klein
beetje aanpassingsvermogen kom je
ook dit te boven.
Gister ben ik naar zee geweest en
ik wilde, dat ik de gave eens dichters
had om je mijn indrukken te kunnen
beschrijven. Je kent natuurlijk het
zonnige strand met de badstoelen en
de vrolijke baders, met de kinderen,
die forten graven en de ijscowagen-
tjes, die met klingelende belletjes hun
verlokkende waar aanprijzen. Van dat
alles was niets te bespeuren, maar ik
was er niet rauwig om, want ik heb
tot in het diepst van mijn ziel genoten.
Een prachtige wijde lucht vol grauwe
wolkengevaarten. Geen- spiegelend
meer, geen rustig aanvloeiende golf
jes, maar de zee zoals de natuur ze in
een ogenblik van machtsbewustheid
moet hebben geschapen. Ben je wel
eens aan zee geweest als de golven,
met schuimkoppen gekroond, in dich
te gelederen op het land afstormen?
Heb je wel eens gezien met welke
mokerslagen dat machtige water op
onze kusten beukt, vastbesloten om
alles wat zijn vaart wil stuiten onder
de voet te lopen? Heb je het wel
eens meegemaakt, dat het water met
donderend geweld komt aanstormen
naar zo'n simpele paal, die er haar
kop dwars tegen inzet en het opvangt,
zodat het links en rechts in een regen
van schuim te pletter slaat? Dan be
grijp je pas, hoe dik onze dijken, hoe
keihard onze strekdammen en zee
weringen moeten zijn om zo'n geweld
te kunnen keren.
Hier stroomde het water uit tot
dicht onder de duinen, maar het was
vloed en het kwam bij elke nieuwe
stormloop een stukje verder. Het ge
zicht op die zee en de massale wol
kengevaarten, die daar boven voort
joegen is voor mij onvergetelijk.
Meeuwen joegen met schor ge
schreeuw in brede wiekslag over het
water. Zij waren krijtwit tegen het
donker van de wolken en doken ver-
weg in het duin, dat eenzaam en ver
laten lag in de telkens neerschietende
buien.
Wat voelt de mens zich klein en
onbetekenend in dat spel van wind
en water. Ik ben, diep onder de in
druk, naar mijn pension gegaan.
Ken je het gezellige trammetje, dat
mij daarheen bracht? Je voelt er je
zo echt knus en behagelijk in. Het
locomotiefje belt waarschuwend de
kinderen van de rails en je hebt het
gevoel, dat de conducteur je zal ko
men waarschuwen, als je vlak voor je
deur wilt uitstappen.
Dank zij mijn nieuwe regenjas was
ik goed beschermd, maar ik heb na
die tocht toch maar een grocje ge
dronken in De Vroolijke Danser, waar
het erg gezellig was. Er is een prima
band en je kunt er naar hartelust
steppen, waar ik dan ook dankbaar
gebruik van heb gemaakt. Trouwens,
aan gezellige café's en restaurants is
in een vacantieoord als dit natuurlijk
geen gebrek. Ik zit wel eens bij De
Jonge Hertog, waar het ook altijd vol
en gezellig is, maar eten doe ik in
mijn pension, want mijn hospita heeft
een prima keuken.
Het is voor haar ook een tegen
slag, dat het geen beter weer is, maar
de gasten maken van de nood een
deugd en verzinnen van alles om het
binnenshuis zo gezellig mogelijk te
maken. De dochter van mijn hospita,
een blonde schoonheid van achttien
lentes, komt wel eens op mijn kamer.
Ze is verzot op poëzie en ik lees haar
de laatste gedichten van Boland Rolst
voor en verklaar haar de moeilijke
passages, voor zover ik ze tenminste
zelf meen te begrijpen. Ze heeft pas
eindexamen gedaan en kent geen
groter genot dan rond te dwalen in
de tuin der poëzie. Ik zie in gedach
ten een lachje om je sympathieke
mond verschijnen, maar neen, ouwe
jongen zoals jij denkt is het heus niet.
Ik bezweer je, dat wij het alleen maar
over de schoonheid van onze taal
hebben. Ze is trouwens half en half
verloofd met een neef, die ingenieur
is.
Vanmiddag kwam ik de burgemees
ter tegen. We hebben samen onlangs
bij een gemeenschappelijke vriend ge
geten en hij herkende mij direct. Een
charmante man. Zijn Edelachtbare is
helaas niet zo machtig, dat hij het
weer kan veranderen, maar hij heeft
mij toch binnen zeer afzienbare tijd
zonnige dagen voorspeld en ik ben
natuurlijk graag geneigd hem te ge
loven.
Vanavond is er een gezellige soirée
in ons pension. Er is een programma
waar we allemaal aan meewerken en
om vijf uur word ik aan de piano ver
wacht om te repeteren. Je kunt je
niet voorstellen, hoe de regen al die
vogels van diversepluimage bij elkaar
gebracht heeft en hoe ieder zich be
ijvert to make the best of it. Julia
ik bedoel de dochter van mijn hospita
heeft me verteld, dat we na afloop
van het toneelstkje zullen pandver
beuren en mijn gedachten gingen on
willekeurig terug naar een te lang
vergeten verjaarsfuif, toen ik als op
geschoten H. B. S.-er het knapste
meisje uit onze klas uit de put mocht
halen. En ik verzeker je, dat ze diep
zat. Neen, je behoeft niet te lachen,
ik zal vanavond heus wel om die
ingenieur denken.
Helaas, nog maar drie dagen en dan
is alles weer voorbij. Dan zit ik weer
op het kantoor en tik brieven die met
„In antwoord op Uw geëerde lette
ren", beginnen. Maar op het ogenblik
wil ik daar niet aan denken. Het le
ven is te kort om niet zo lang moge
lijk naar de zonkant te kiiken.
Als ik er de tijd voor kan vinden,
wip ik op de terugweg nog even op
je gezellige kamer aan. Dan zal ik je
verder mondeling verslag doen van
de kleine maar dierbare belevenissen
uit mijn ondanks alles zo gezellige
vacantie. Tot ziens, ouwe jongen.
Een stevige poot van your old
friend
EDUARD".
Oris Kinderverhaal met
prijsvraag
(Korte inhoud vorige hfdst.:
Zeehondje Fokkie Woef, die
dolgraag naar land wil, krijgt
de kans op 'n zeereis, na 't win
nen van 'n prijsvraag. Van zijn
vriendje Boefje Foca leent hij
'n extra stel pootjes en springt
dan van „De Zeeslang" af).
IX.
,,'n Hondje, wat 'n schat!" riepen de
kinderen van Bio-vacantieoord. „Zus
ter, zuster, magge wij 'm hebbe? Hè
toe, Zuster?" „Eerst aan de direc
trice vragen, jongens!' 'antwoordde
die en ze dacht: „Als zij nee zegt,
neem ik die dot mee naar m'n ouders.
Wat 'n schat, net 'n zeehondje!"
Toevallig kwam juist de directrice
óp 't strand. „Directrice, directrice,
hoor's, magge wij die lekkere bol?"
De directrice werd haast plat gedrukt
door al die blauwe kindertjes: „Hè,
toe, directrice!" Even dacht ze nog:
„Zou ik 't eerst nog aan de dokter
vragen? gevaar voor besmetting mis
schien?" „Och wat", zei ze tegen
zichzelf, „ik zeg ja. Ja, kinders,
't hondje wordt van 't Huis, óns Bio-
hondje! En jij, Mientje, mag zeggen,
hoe óns hondje heten zal!" Kleine
Mientje, een bleeksnoetje, dat giste
ren pas aangekomen was van ergens
vier-hoog-achter in Amsterdam, maar
dat na één morgen aan zee al lekker
opfleurde, fluisterde verlegen: „Fok
kie; want zo heet onze Fokkie thuis
ook!" En zo ging Fokkie Woef mee
als huishond van de Bio kindertjes
naar 't Russenduin en ze hadden al
lemaal hun zin en hij bleef Fokkie
heten. Wordt vervolgd.
Wandelt gij in bos of duin
Weet: Gij wandelt in Gods tuin.
(Jan Visser).
'V'