PARKHOTEL Een ouderu/etse rijtoer Restaurant De ruïne in het bos Een barometer was toch een on volprezen instrument in die dagen, toen de kranten nog niet elke dag het weer voor de volgende voorspel den en we nog niet van radio droom den. Hoewel het nu ook niet zo met hem gesteld was, dat hij zich door draaierijtjes en vriendelijke klopjes er toe liet verleiden, zonneschijn te voorspellen, als de lucht naar regen stond. Maar samen met de uitspraak van de weerorakels met pijpjes en roodbaaien hemden op de bank op de werf vormde hij toch een vrij be trouwbare weerprofeet. Nu werd er nooit zoveel aandacht aan hem ge schonken, als in de eerste week van de zomervacantie, want dan werd de grote rijtoer gehouden. Daarvoor moest Bertus met zijn Janplezier op de proppen komen, de eerste waarlijk mooie, zomerse dag, die geen Zondag was, want dan was het overal te druk, en geen Zaterdag, want dan kon Aagje niet mee en Aagje konden we niet missen bij de feestelijkheid. Je hoefde 's morgens de donker blauwe lancaster slaapkamergordijnen niet op te halen, om te weten, dat het mooi weer was. De zon drong door alle kiertjes en spleetjes naar binnen. En makkelijker kinderen be stonden er ter wereld niet bij het wassen en aankleden, dan wij op die ochtend der ochtenden. Wel moest er. een teleurstelling overwonnen wor den, als we op de stoel naast ons bed een schone schooljurk zagen hangen, inplaats van de witte, die één strook van open borduursel was en die met de grote rose strik op de bibs onze trots van de Zondag uitmaakte. Maar voor deze speciale dag was die schooljurk toch voor ieder kind de meest geliefde en bovendien mochten we en dat was voor die tijd een hele bijzonderheid zonder kousen in de strandschoentjes, hoewel we toch niet eens naar het strand gingen. Op een andere dag zou het feit, dat de tantes wél hun allerbeste, soms witte zomerjaponnen aan hadden, misschien verontwaardiging opge wekt hebben, hoewel een kind toch maar nauwelijks jaloers zou kunnen zijn op de hoge, kanten boorden, de lange mouwen en de wijde sleeprok- ken met brede stroken en volants. Ja, maar de tantes waren nu eenmaal beter te vertrouwen met witte japon- Kennemerland is mooi maar we zijn niet zo verwaand om te menen, dat Nederland geen andere mooie streken heeft. Een uitgave van A. G. Schoonderbeek te Laren, ter aankondiging ontvangen, wijst ons op één hiervan, op Gaasterland. Het is een van die kloeke, uiterst verzorgde boeken, zoals we die van deze uitge ver voor de oorlog gewend waren (ge kent toch „Zon op de Golven", „Tooi der Getijden" en zoveel andere?). „Land en volk van Gaast en Klif" met band en ill. van Pieter Kuin en waarlijk prachtige foto's van Jaap Doeser werd geschreven door Mevr. L. PostBeuckens, die op een gezel lige wijze over van alles van die mooie landstreek vertelt. Wat ge weten wilt, vindt ge; of het is over het landschap de merkwaardige kliffen b.v. of over sagen, over volkstypen, over vogels, planten en mensen, ge treft het in dit kloeke werk aan; ja zelfs geeft het laatste hoofdstuk Oud-Gaasterlandse rijmp jes. En de talrijke bizonder fraaie foto's en aardige krabbels maken het gemakkelijk, zich geheel te denken als toerist in Gaasterland en te ver langen er in werkelijkheid eens rond te dolen. Want dit is een heel aan trekkelijk land. Ons Bergen, gasten, zult gé er zeker niet door vergeten, en gij, Bergenaren zelf, die uw va- cantie zeker niet in eigen streek door brengt, moet eens Gaasterland ont houden. Maar eerst het boek lezen, dan weet ge, wat voor interessants u wacht. Het is voor deze tijden en dat is ook iets aantrekkelijks goedkoop te noemen 7,50 in mooie band, groot formaat). Tegelijk is dit een gelegenheid, om nog eens op een andere uitg. van Schoonderbeek te wijzen, die na de oorlog gelukkig terugkwam, het maandschrift voor de levende natuur, genaamd „De Wandelaar". Dit is en blijft steeds de vertrouwde gids voor alle natuurliefhebbers. Het laatste nummer ziet er weer best uit, boeien de tekst met veel foto's op mooi papier. nen en kanten, die zouden straks niet van de duinen rollen. En zij zouden geen groene vlek op hun zitvlak op lopen, doordat ze zich zomaar in het gras lieten rollen. We zagen dan ook wel de redelijkheid van het geval in, vooral omdat het op zo'n dag niet plezierig zou zijn, je damesachtig te moeten gedragen. Grootvader moet die ochtend een ogenblik van aarzeling gehad hebben. Zie je, Grootvader had twee hoofd deksels, een hoge, zijden hoed en een luchtige grijze pet. Dat moest werke lijk even overwogen worden. De pét was wel heel huiselijk, maar op een zo zonnige dag, die-helemaal aan het plezier en de vrijheid gewijd was, leek de hoge zijden wat al te p^echr tig. En zo verscheen Grootvader met de pet. Maar tot de keuze van het zwart lusteren huisjasje boven de zwarte geklede had hij niet kunnen besluiten. En die- tijd kende nog niet het probleem van het kiezen tussen de hoge, glanzend gesteven en de lig gende of slappe boord! De ooms zagen er maar jong en fleurig uit met hun lichte pakken, witte vesten en zeilpetten. Natuurlijk was Bertus een goede vriend en zou je bijna kibbelen om het plaatsje naast hem achter de twee brede staarteinden van Mina en de Bles. Je ging over Den Hoef en Rinnegom, Egmond-Binnen en Bak- kum naar Heiloo. Daar stapten we zeker wel uit bij de Rustende Jager, om iets te drinken. We reden door de Alkmaarse Hout en voerden de hertjes en eendjes de korstjes van onze boterhammen. Maar het hoofd doel was Bergen. We bekeken ieder jaar met ontzag De Ruïne, we snoven de brandlucht op van de hoeven van het paard in de oude hoefstal er tegenover en hadden altijd een vurig „Hè nee!" als antwoord op de vraag van een van de volwassenen, of we dit jaar nu maar in het gezellige, lage dorpsloge ment „De Rustende Jager" zouden uitspannen. We reden even naar het Russenmonument en keken ook daar met aandacht naar, rustig en gehoor zaam, omdat we nu het heerlijkste van de tocht vlak voor ons wisten. Want nu ging het verder bijna hele maal in gestrekte draf langs de Bree- laan naar het einddoel. Bijna hele maal, want op een van de tochten moest Bertus de paarden stapvoets laten gaan, omdat we op ons gemak wilden kijken naar dat mooie, maar heel vreemde, want zéér moderne huis, dat daar pas gebouwd was, het huis „De Haemstede". En dan eindelijk waren we er! Daar lag aan de voet van de duinen de mooie oude, gemoedelijke dorps uitspanning „Het Vrouwtje in 't Duin", juist daar, waar de weg zich onder de duinen langs ombuigt naar Schoorl en yaar een zandweg de duinen in loopt. Vriendelijk en uitnodigend lag het daar met <Je openslaande deuren en de brede warande in de schaduw rijke tuin en o, zo vertrouwd! Hier werddus nu eindelijk uitge spannen. Wie veel van paarden hield, ging met Bertus mee, om Mina en de Bles met emmers water te laven en te zien, hoe ze de armen vol mals gras uit de ruif in lange slierten naar binnen werkten. Wie niet al te dorstig was, holde de tuin in naar de schommels en de wip. En wie wèl tot de dorstigen der aarde behoorden en dat waren vast alle grote mensen die zochten een tafeltje, niet in de tuin, maar in het Reigerbos 'er te genover. Het was een grote partij en we moesten tafeltjes aan elkaar schuiven en stoelen aanslepen. De manden werden uit het rijtuig gedra- gén en de tafels werden gedekt met de papieren servetjes, waarop sta pels gesmeerde en belegde boter hammen en broodjes netjes opge bouwd werden. En dan kwam de waard en mochten we precies kiezen, wat we hebben wilden; melk of kar nemelk of- chocolade. De grenadine bewaarde je voor later, als je moe gespeeld en geravot was en je even moest kalmeren, voor jé je plaatsje in de Janplezier weer moest opzoe ken. De grote mensen kozen thee. Maar de thee moest nog «gezet wor den en dus kon je eerst wel even door de bergen van dorre bladeren het hoge {luin opklimmen. De ooms moes ten mee. 'tWas me een klim, want het duin was hier heel steil, nog stei ler dan het Knekelduïn, waarvoor we straks op de terugweg, als we de Eeuwige Laan (en nooit weer heeft die naam zoveel betekenis voor me gehad, als in die langvervlogen jaren) doorgereden waren en natuurlijk ook moesten uitstappen. Want geen rij toer was volmaakt, als je niet over de knoestige wortels van de eeuwen oude bomen geklommen was, die bo men, die er uitzagen, alsof ze straks met een grommend gekreun van de duinhelling naar beneden zouden storten en die er nu nog precies zó hangen. Maar wat betekent dan ook een mensenleeftijd voor deze vele honderdjarigen? Hier, boven op dit duin in het Rei gerbos, zetten we de handen als een trompet voor de mond, om Oehoe! te roepen naar beneden naar de tafel tjes, waar de tantes deftig op stoelen zaten, soms zelfs nog met de kleurige parasols in de hand boven het hoofd gehouden, omdat de zon tochvnog wel eens door het loverdak heen scheen en sommige hoeden zulke grote ope ningen in de strooien randen hadden. En dat veroorzaakte nu juist zomer sproeten, zie je. En als kinderen wat verbrandden en eens een paar zomer sproeten in het gezicht kregen, och, dat hinderde niet, dat stond juist wel aardig. Maar een dame moest haar gezicht blank en roze houden, niet waar? Nu werd het één ren naar bene den, in een warwolk van bruine, rit selende bladeren. En gelukkig, nu was de thee klaar. Daar kwam de baas van het spul al aan met het grote zwarte theeblad met gouden sterretjes. En achter hem kwam zijn vrouw met de bruin gelakte theestoof, want zoveel kopjes thee kon je zelfs uit deze gebloemde reuzentrekpot niet schenken. En nu werd het watet heerlijk warm op het komfoor met het kooltje vuur. Ach, hoe heerlijk smaakten de krentenbroodjes aan de voet van dat hoge duin, onder de statige bomen. Hoe zomers waren die vacantie- dagen in die heerlijke zomers van bijna vijftig jaar geleden! En hoe graag zouden we nog een maal het oude Bergen van toen terug zien, dat zo dierbaar is, zoals we het nu zien door de gekleurde glazen van de bril der herinnering! Toos Blom. Breelaan 19 Bergen-Binnen Telefoon 2223 Tot 20 Mei 1942 stond aan de Ron delaan een der heerlijke rustige bos paden, in de onmiddellijke nabijheid van de beroemde Sparrenlaan een gebouw, opvallend door architecto nische schoonheid en geheel passend bij de sfeer van de bosrijke om geving. Vele wandelaars, die hier voorbij kwamen, kon men de opmerking ho ren maken: „Hé, wat een aardig land huis". 'tWas echter geen landhuis, 't was een school. Zes jaar lang ligt dit opvallende en tegelijk zo onopvallende schoolge bouw nu al in puin. Op de mooie nacht van de twintigste Mei 1942 kwamen er enige, waarschijnlijk los geslagen Engelse kabelballons, over drijven. De Duitsers op het nabije vliegveld schoten met hun 2 cm. af- weerkanonrien van de hoge geschuts torens. De lichtspoormunitie legde vurige strepen over en tussen de noord waarts gelegen huizen. Eigenaars van woningen met rieten daken hielden hun hart vast bij dit zinloze gepaf. Op twee, drie plaatsen ontstond brand. U begrijpt het reeds, ,de „Bos- school" was er ook bij. Spoedig stond de met riet gedekte kap in lichter laaie. Het gekke van het geval was, dat er juist Duitsers in de school za ten, deel uitmakend van de opleiding voor het beruchte Oostfront. Ze zouden Holland zeer binnenkort verlaten en toen het dak boven hun hoofd begon te branden, volstonden ze met hun eigen spullen in veiligheid te brengen. Dat is nog begrijpelijk, maar alleen voor 'n Duitser begrijpe lijk was, dat de Berger brandweer gedwongen werd op de Komlaan te blijven en werkeloos toe kon zien. De heren in het Feldgrau hadden gro te schik. De N.S.B.-burgemeester meende ook nog fijn een duit in het zakje te moeten doen: „De Berger School vereniging zal niet meer opgebouwd worden", decreteerde hij. Een surro gaat-burgemeester had wel veel te zeggen, maar hier schoot zijn macht toch te kort. Nog tijdens de bezetting werd zijn „besluit" ongedaan gemaakt. Over de hierna volgende afbraak door bezitters van ledige kolenhokken enz. enz. zullen we het maar niet hebben. Wie zal het hun kwalijk ne men, dat ze geen balkje meer achter lieten en aldus twee vrijwel onbe schadigd gebleven lokalen geheel sloopten? Welnu wandelaars, mocht U op Uw wandeling deze troosteloze school- ruïne in het bos al eens aanschouwd hebben, dan zult U het wel met mij e^ns zijn, dat het verdwijnen van dit souvenir uit de bezettingstijd geen verlies zal betekenen. Bergen heeft Een onzer medewerkers ver telt hiernaast iets over de ruïne in het bos, die als een der weinige (gélukkig!) souvenirs aan de oorlog in Bergen nog direct aan de bezettingstijd herinnert. Het tekeningetje maakte de Bergense kunstschilder Jaap Weyand kort na de opening der Bos-school in 1925. SCMODI-VCRteNIGlN aan één Ruïne reeds genoeg; die zou den we voor geen geld ter wereld willen missen! Als U het yolgend jaar weer in Bergen komt, zult U de Bosschool herrezen vinden „schoner dan ooit - te voren", 't Klinkt wel erg Duits, maar 't is geen leugen. WAT BERGEN BETEKENT VOOR... Prof. Mr. M. H. Bregstein te Am sterdam. Deze 'Hooggeleerde, van wie men nooit zeker is, waar hij met zijn overdrukke bezigheden vertoeft: öf in Engeland, öf in de collegezaal van de Gem. Universiteit te Amster dam om Burgerlijk Recht te doceren, öf in New-York of Washington, öf in Den Haag, om adviezen te geven bij de geldsanering of bij de Grondwets herziening, was toch even te berei ken. En bij de herinnering aan in Bergen poorgebrachte weekenden uitte hij zich als volgt: „Hoe heerlijk vrij was de we reld, toen wij in Augustus 1945 weer de afmattende spanning van het dagelijks werk in de grote stad op zo korte afstand konden vervangen door een ontspannend verblijf in Bergen's bossen en aan Bergens zee!" BADBODE VERKRIJGBAAR te Bergen-Binnen in; Eerste Berger Boekhandel, Oude Prinsweg; Boekhandel P. de Haan, Stationsstr.; Boekhandel G. Schoelink, Oldenburglaan; Bureau van V. V. V., naast Postkant.; Bergense Kunsthandel P. Hopman, Kerkstraat 3; de zaak van J. M. Thomas, St. Antoniusstraat 13; Kunsthandel J. Ruyter, Hoflaan 2. de krantenkiosk Stationsplein. Te Bergen aan Zee: in de zaak van J. Passer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1948 | | pagina 4