Prijsvraag „Mal Geval'
THE RYTHEM FANS
AFSCHEID VAN ALLEN
„DE RUSTENDE
JAGER"
Modern en gezellig
Ensemble Koldy
DE LESTE
Bezoekt-
de Bergensche
Pottenbakkerij
Hand-,
Draai
en Schilderwerk
De jury, bestaande uit de hr.
Mr. A. F. Kamp, Theo J. v.
d. Wal en R. J. Valkhoff,
oordeelt:
No. 1. „De opgave was de be
schrijving van een „mal geval". Daar
aan hebben de drie soda-etende scri
benten zeker voldaan, al was dit
avontuur ook anderen wel eens over
komen, waardoor het aan originali
teit inboette. Behalve in de spijzen
zou intussen ook in de verhalen wat
meer zout zeker gesmaakt hebben.
Niettemin de soda-wonde, door
deze welgemutste gasten in Bergen
opgelopen, roept om een pleister in
de vorm van een prijsje, dat als
deze schrijvende vreemdelingen zullen
zijn vertrokken een liefelijker her
innering moge wezen dan het kenne
lijk zo moeizaam beschreven incident.
Is een droom-ontmoeting een „mal
geval?" Neen, zegt Freud, ja, ant
woordt de schrijver dezer fantasie
over een de eeuwen trotserende em
mer op de Slotrampweg, wiens ver
haal echter een pointe mist. Ook „zo
maar 'n droomvertelling" moet een
lijn hebben, waaruit blijkt waarom die
ervaring werd geschreven. Maar deze
Bergenaar met verbeelding wist toch
in zijn relaas iets van de zo moeilijk
in woorden te vatten sfeer van ons
dorp te vangen. En dat valt in zijn
schetsje te prijzen".
No. 2. „Moeilijker hanteerbaar dan
het penseel schijnt de pen. Vooral des
zomers in een lieflijke badplaats, waar
andere geneugten dan die der schep
pende inventie wachten. De ingezon
den verhalen verdienen daarom alleen
al om de inzending-zelf een prijs.
Moed moet beloond worden! Het ver
haal „Onze eerste dag in Bergen" on
derscheidt zich van een verplicht op
stel doordat het beter geschreven is,
en daarin onderscheidt het zich ook
van de andere inzendingen. „Ontmoe
ting met een geharnaste Ridder" ram
melt als de slotheer-zelf, maar daar
alles in duister voorvalt is er ook
iets griezeligs aan de stijl van de
schrijver. Dit is een verdienste, zo
prijzenswaardig dat ze een prijs waard
is".
No. 3 wil meer zijn geladen ge
moed luchten tegen de lafaards en
luiaards, die het malle geval voor mal
hebben laten staan en gewoon maar
niet meegedaan hebben. Waar zijn de
gulden tijden, dat de kunstenaars tot
malle dingen in staat waren, de man
nen v. d. Bergense School, die bij C.
Boendermaker samen kwamen, de
mannen ook van de kolonie „Eventjes
buiten"? Zij zouden elkaar zeker in
de kolderwedstrijd bekampt hebben.
Waar bleven al die gezapige vertel
lers, al die jager- en ander latijnpra
ters, ja waar bleven de Bergenaren
kankeraars, om hun gemoed in een
gekruid mal geval te luchten? „Niet
kunnen schrijven"? Och kom, een
Badbode stelt heus geen literaire
eisen. Het ging hier vooral om fris
heid, gezelligheid en jolijt.
Hulde daarom aan hen, die wèl in
zonden, en zo besloot de jury met
een prijs (de pas verschenen herdruk
„De Heerlijkheid Bergen in Woord en
Beeld")-te belonen:
van de zomergasten: A. M. Vunde-
rink, p. a. Dames Min, Kruisweg 43,
voor zijn „Onze eerste dag in Bergen",
en van de Bergenaren: I. Min, Natte-
weg 4, die met zijn „Geharnaste rid
der" zeker blijk gaf, wel eens vaker
de pen gehanteerd te hebben.
Doch de jury besliste ook nog iets
anders, n.l. aan twee personen een
prijs te schenken,, die, als ze aan deze
prijsvraag meegedaan hadden (wat
niet het geval was) zeker de eerste
prijzen gewonnen zouden hebben. Het
zijn onze „zomergast" Jan van Dui
nen, die ons vele weken met zijn vaak
Bezoekt
BERGEN N.H.
Dancing
Café-Restaurant
(Restaurant a la Carte)
malle gevallen kostelijk geamuseerd
heeft, èn onze Bergense kunstschilder
Jan Ponstijn, die met zijn „Reiger van
Leo Gestel" en „De Rattenvanger van
Hameln" niet een mal geval gaf, maar
wel een uitstekend kort verhaal,
waartoe de jongere kunstbroeders
(die zich met de mond toch vaak zo
bewust uiten kunnen) blijkbaar niet
in staat zijn.
Onze hartelijke gelukwensen aan
de vier triumfators in onze korte ver-
halenwedstrijd 1948!
As nommer dertien van de Badbode uit df inktmole komt, den is
't oflope mit 't saizoen en mit de Badbode. De zeumer hoeft niet of te
lope, want die hewwe nooit had. 't Was 'n bubberzeumer. Wai hadde
'r juist zo'n verbeelding van en van 't voorjaar al badpakke kocht en
twaalf van die knaip kokertjes mit zonnezalf, maar dat hele spul hewwe
maande lede al ruild voor wol en hoestdrop.
„Hoorus", zai Train, „dut is nou de leste Bad-, Duin- en Bosbode en
je heb 't nag nooit over Bad, Duin en Bos had!" Dat most 'k toegeve,
maar ja, wat was nou 't bade van 't jaar. Toe 't mooi weer was, kon je
niet zwemme van de kwalle en toe d'r gien kwalle ware, was 't gien
weer. 't Bos den? We benne d'r ofteg weest, maar as je drie keer in
'n mierehoop zete heb en twei keer je klere verscheurd, den is deer
ök de lol of. De duine? Je mag 'r in as 'n klaine jonge in de box en net
as de klaine jonges wul je liest an de aare kant van 't hekkie twei
bekeurings vin 'k mooi genog. Maar alle gekked op 'n stokkie, wai hale
onze skade wel in, want as 't nipt is 't voorjaar en de herrest de mooiste
taid om in bos te weze en den benne de koddebaiers lang zo pruttekol-
leg niet. Afain, lete we deer gien reclame voor make, want den komme
d'r veul te veul mense en 'tis op ze mooist as 't er rusteg en stil is.
„Lulleke aarniksgunder!" flapt Train d'r weer tusse wou jai t hele
bos voor je aige hewwe?"
„Welnei, maid. Ik gun 't 'n aar ök wel, want ik beklaag de stadters,
die zo'n hele dag niks aars zien as stiene en hoogstes 'n lappie grond
hewwe dat 'n gait 'r net mit ien poot op staan ken, maar
„Hejje nou niks aars te zegge over Bad, Duin en Bos?" begint Train
weer, „as je nou
„Schai maar uit, Train, want al praat je nou net zo lang totdat de
rafels aan je lippe hange, 't leste woord over de leste Badbode mot uit
de pen knepe worre voor 'n complementje. De redacteur 'n comple-
mentje, omdat ie al die skraiverai uitzocht heb, en de lui van de druk-
kerai 'n complementje voor 't geduld, weermee ze al die wup-wap van
main lettertje voor lettertje in de krant wurmd hewwe!
P. S. Allegaar de groete van Train en ze heb 't altaid bar sneu vonde
voor de mense, die liest echt West-Fries wult hadde. Dut is wup-wap,
ZaZeZhad 't eder motte zegge, want nou is 't oflope en Bergen wordt
weer rusteg. We gaan vanmiddag fain 't Bos in en dwars deur Duin
nee Zee.
„idem
„tekening Rie Kooyman"
Ge kent zeker wel het ietwat sen
timentele lied „Partir c'est mourir tin
peu" (vertrekken is 'n beetje sterven).
Nu, hieraan zult ge, vertrekkende zo
mergasten, onwillekeurig denken en de
melodie neuriën of zacht fluiten, wan
neer ge in ons Bello-trammetje of in
de bus van Schalkwijk of op de fiets
ons dorp verlaat. Ja, weggaan uit een
plaats, die u dierbaar geworden is,
stemt weemoedig. Maar, laat u met
deze gedachte troosten: dat ge heen
gaat boordevol goede herinneringen
en gesterkt door de woorden van on
ze laatste Lichtboei. Zeker, ge hebt in
Bergen vrienden gemaakt, in hotel,
pension, villa of onder de winkeliers,
en zelf zijt ge uw gastheren en gast
vrouwen lang niet onverschillig. In
uw hart neemt ge dat alles mee en in
uw koffer de drie boekjes; waar el
ders in dit nummer nogmaals aan
herinnerd wordt. Genoeg, nietwaar,
om weer met frisse moed de komende
wintertijd thuis te beginnen. En dit is
dan de grote winst, die ge deze zo
mer in ons Bergen veroverd hebt.
Ook mij, de redacteur van Badbode
1948, stemt ik beken dit eerlijk
het afscheid weemoedig. In Badbode 1
waande ik mij een tuinarchitect, die
een heel bizonder tuintje gedurende
de zomermaanden te verzorgen kreeg.
Mét grote dankbaarheid zie ik terug
op die tijd van mijn tuinmanschap.
Dank zij de zeer vele hoveniers, die
mij daarbij hielpen (en hoevelen wa
ren het dit jaar!) slaagde ik er in,
aan ons Badbö-tuintje verscheiden
heid te geven, veel kleur en geur, om
kort te gaan: naar ieders smaak iets.
Rest mij nu de aangename taak,
een woord van dank te uiten aan al
die medewerkers. Wegens het grote
aantal zal ik mij tot een vrij droge
opsomming van namen moeten beper
ken, alphabetisch gerangschikt, zoals
in een kleine bloemencatalogus wel
gebruikelijk is. Zo dank ik dan van
ganser harte voor hun bijdrage aller
eerst de dames Toos Blom, Marycke
v. Raephorst en Barones M. E. Taets
v. Amerongenv. Reenen, en de he
ren: Adema, Admiraal, Dom Beekman,
Beyneveld en Boersma (en deze onze
historicus en onze natuurkenner spe
ciaal ook voor hun bereidheid gedu
rende zoveel weken), Ds. Bierman,
Daalder (vader en zoon), Dorgelo, v.
Duinen o, kostelijke Jan, niet voor
niets bekroonde de jury van onze
verhalenprijsvraag ook u!), Elema,
Heystra, Hornstra, Burgemeester Huij-
gens, Jan Ivangh (onze Jan Eén, die
een apart woord van lof verdient voor
zijn unieke excursies voor natuur
vrienden), v. Kampen (wie we een
welkom thuis uit Indonesië toeroe
pen), Kettenborg (de oude heer, die
nog vele vele jaren jong van hart
moge blijven!), Kouwenaar Sr., Kroes
kop, Michiels v. Kessenich, v. Noort,
Nijdam, v. Panhuys, Pascha, Ponstijn,
Z. E. Rector v. h. Retraitehuis, Rog
geveen, Sötemann, Stapel, Stockmann,
Taets v. Amerongen, Ds. Telkamp, v.
Ulsen, Jan Visser, de Vries, Wortel,
Zeiler, èn Theo J. v. d. Wal. Laatst
genoemde wel heel hartelijk bedankt
voor zijn werk, dat het moeilijkste van
alle Badbode-taken te noemen is; im
mers, geen ondervindt zoveel kritiek
als juist deze kunstcriticus. Als re
dacteur viel mij op, dat het meestal
diegenen onder de kunstenaars wa
ren, welke een minder goede kritiek
kregen, die aan de bevoegdheid van
onze Theo twijfelden. Hulde aan de
„zeker wèl bevoegde", dat hij rustig
en bewust zijn gang ging!
Dank stellig ook aan hen, die in
onze rubriek „Wat Bergen bete
kent spontaan hun oordeel gaven.
Verscheidene schrijvers zonden hun
bijdragen onder pseudoniem, welk zij
waarschijnlijk geëerbiedigd willen
zien. Zo zeg ik dan dank aan Castor
en Pollux, welke „moeder en zoon"
naar mijn overtuiging te kort aan het
Badbode-firmament schitterden; maar
hun belofte voor volgende jaren
maakt het afscheid van deze sterre-
kundigen minder zwaar. En dan:
„idem"! Niet een schrijver in het
Westfries, zoals mijn pen verkeerd ge
schreven had, maar daarom niet min
der gewaardeerd. Terecht schrijft hij:
„Train heb al zoveul meemaakt in de
Badbode enzoveul koppies deen, dat
ze nou 'rs rustig in de hoek wul zitte
braie". Dank, Train, voor al die kop
pies en dank vooral aan „idem", die
ze ons zo smakelijk opdiende. U,
Monsieur le Maire, die al „lang niet
meer burgemeester bent, dank voor
uw „alle vrouwen van Bergen" om
vattende hoofdartikel in Badbode 10.
Eveneens mijn welgemeende dank aan
„medicusdie zelfs bij bedekte lucht
waarschuwde tegen zonnebrand en
ontelbaren tijdig terughield van een
onbedachtzame stap in een „zee-vol-
kwallen". Tenslotte nog dank aan
Milty, een van de Berger mannen der
toekomst, en aan onze sportmede-
werkers „Mattenklopper" en „Radar"
Doch de Badbode bevatte niet al
leen tekst, ook „plaatjes" (waar, zoals
men ter zetterij weet, de red. een
zwak voor heeft). En wie steeds be
reid was, cliché's gratis af te staan,
was de hr. A. J. G. Strengholt te
Amsterdam, uitgever van „Klomp's In
en om de Bergense SchoolAan hem
zijn wij dus wel veel dank verschul
digd, want het fleurige' uiterlijk van
ons blad is voor een deel ook zijn
werk geweest.
In Badbode I stapte ik ook de
Badbode-keuken aan de Voordam te
Alkmaar binnen. (Ja, mijnheer X., die
sketch, die u vondt: ,,'n prul van
iemand, die niet schrijven kan" heeft
de redacteur zelf op zijn geweten).
Laat ik dit bij het afscheid nogmaals
doen. Zo schud ik dankbaar handen
met de heren typografen, waarmee
ik vooral mee te maken had, de heren
Brouwer, Visser en (tijdens diens va-
cantie) v. Winsum. U, mhr. Visser,
wil ik dit zeggen: ik zal de ogenblik
ken missen, dat ik naast u aan mijn
lessenaartje in Herms Coster's druk
kerij stond en gij steeds geduldig en
vriendelijk mij, een leek immers op
dit terrein, altijd maar weer hielp.
Dank ook aan de heren drukkers en
aan de corrector, die vaak het figuur
van de redacteur tijdig wist te red
den.
Maar laat ik in het voorbijgaan ook
even het lichte kantoor van de admi
nistratie binnen wippen, zoals ik dat
iedere Vrijdagmiddag (met kloppend
hart, hoe de nieuwe Badbode weer
uitgevallen was) deed; om ook hier
dankbaar de hand te reiken aan de
administratrice en de heren, die- er
onder leiding van de hr. Bus ook
steeds tot hartelijke hulp bereid wa
ren. En komaan, nog even het hoofd
om de hoek van de directiekamer ge
stoken, om daar een knipoog van
verstandhouding naar binnen te wer
pen, wat betekent: 'twas 'n beste tijd
en 't is daar 'n vlotte, prettige bedoe
ning bij jullie, waar ik nog vaak met
genoegen aan terugdenken zal.
Zo is er het „partir c'est mourir un
peu", hèt afscheid van u, lezers. Ik
hoop, dat ge tevreden zij over wat
Badbode 1948 u bood en dat ge niet
denkt als de directeur van Hotel Mar
coni, die Eij mijn verzoenend bezoek
enkel wist te antwoorden: „geen in
teresse", m. a. w. „er niets aan vond"
(maar hij is ook geen Bergenaar).
Ik wens u allen: een mooie herfst,
een goede, werkzame wintertijd; met
moed öp naar zomer 1949! Ik, die
mijn winterslaap in de stad begin,
groet en dank u: „de redacteur".
MOLENSTRAAT 8 b
OPROEP.
Jan Ivangh vraagt aan de Bergena-'
ren: „Bestaat er bij u belangstelling
voor natuur-historisch werk?" Laat
dit dan eens weten: Loudelsweg 99.
Dit voor eventuele lezingen, films en
winterexcursies.